Teksten en onderricht september 2018

DE BIJBEL BLIJFT INSPIREREN

11 september 2018
VERHALEN EN HISTORISCHE WERKELIJKHEID IN DE BIJBEL
“U zult zien hoe de Heer u vandaag nog zal redden.” (Exodus 14, 10-31)

Bijbellezing uit het boek Exodus:

14, 10 Toen Farao naderde,
zagen de Israëlieten ineens dat de Egyptenaren hen achterna gekomen waren.
Hevige angst maakte zich van hen meester en zij riepen luid tot Jahwe.
11 Maar tegen Mozes zeiden ze:
‘Waren er in Egypte geen graven
dat je ons naar de woestijn gebracht hebt om te sterven?
Hoe heb je het toch in je hoofd gehaald om ons weg te voeren uit Egypte?
12 Hebben wij je in Egypte al niet gewaarschuwd:
Bemoei je niet met ons, laat ons maar in dienst blijven van de Egyptenaren?
Het is beter hen te dienen dan te sterven in de woestijn.'
13 Mozes gaf het volk ten antwoord: `Vrees niet en blijf volhouden:
dan zult u zien hoe Jahwe u vandaag nog zal redden.
Want vandaag ziet u de Egyptenaren nog.
Daarna zult u ze niet meer zien, nooit meer!
14 Jahwe zal voor u strijden; zelf hoeft u geen vinger uit te steken.'
15 Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Wat roept ge Mij toch.
Beveel de Israëlieten verder te trekken.
16 Gij zelf moet uw hand opheffen,
uw staf uitstrekken over de zee en ze in tweeën splijten.
Dan kunnen de Israëlieten over de droge bodem door de zee trekken.
17 Ik ga de Egyptenaren halsstarrig maken, zodat zij hen achterna gaan.
En dan zal Ik Mij verheerlijken ten koste van Farao en heel zijn legermacht,
zijn wagens en zijn wagenmenners.


18 De Egyptenaren zullen weten dat Ik Jahwe ben,
als Ik Mij verheerlijk ten koste van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners.'
19 De engel van God die aan de spits van het leger der Israëlieten ging,
veranderde van plaats en stelde zich achter hen op.
De wolkkolom ging weg van de spits en stelde zich achter hen op.
20 Zo kwam zij tussen het leger van de Egyptenaren en het leger van de Israëlieten.
De wolk bleef die nacht donker
zodat het heel die nacht niet tot een treffen kwam.
21 Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee
en Jahwe deed die hele nacht door een sterke oostenwind de zee terugwijken.
Hij maakte van de zee droog land en de wateren spleten vaneen.
22 Zo trokken de Israëlieten over de droge bodem de zee door,
terwijl de wateren links en rechts een wand vormden.
23 De Egyptenaren zetten de achtervolging in:
alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners
gingen achter de Israëlieten aan de zee in.
24 Tegen de morgenwake richtte Jahwe vanuit de wolkkolom en de vuurzuil
zijn blikken op de legermacht van de Egyptenaren en bracht ze in verwarring.
25 Hij liet de wielen van de wagens scheeflopen
zodat ze slechts met moeite vooruit kwamen.
De Egyptenaren riepen uit: `Laten we vluchten voor de Israëlieten,
want Jahwe strijdt voor hen tegen ons.'
26 Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Strek uw hand uit over de zee,
dan zal het water terugstromen over de Egyptenaren,
hun wagens en hun wagenmenners.'
27 Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en toen het licht begon te worden
vloeide de zee naar haar gewone plaats terug.
Daar de Egyptenaren er tegen in vluchtten, dreef Jahwe hen midden in de zee.
28 Het water vloeide terug en overspoelde wagens en wagenmenners,
heel de strijdmacht van Farao
die de Israëlieten op de bodem van de zee achterna was gegaan.
Niet één bleef gespaard.
29 De Israëlieten daarentegen waren over de droge bodem door de zee heengetrokken, terwijl de wateren links en rechts van hen een wand vormden.
30 Zo redde Jahwe op deze dag Israël uit de greep van Egypte.
Israël zag de Egyptenaren dood op de kust liggen.
31 Toen Israël Jahwe's machtige optreden tegen Egypte gezien had,
kreeg het volk ontzag voor Jahwe.
Zij stelden vertrouwen in Jahwe en in Mozes zijn dienaar.

Duiding

Waarom lezen we de Bijbel, over beter:
lezen we voor uit de Bijbel en lezen we in de Bijbel?
We lezen de Bijbel als een gids voor ons leven.
We lezen de Bijbel als een gids voor ons geloof.
En daarmee hebben we tweemaal hetzelfde gezegd,
want het geloof staat nu eenmaal niet naast het leven,
maar geeft er vorm en zin aan.
We lezen de Bijbel dus als bron van spiritualiteit én van levenswijsheid.
Deze benadering van de Bijbel sluit wellicht het best aan
bij wat de uiteindelijke samenstellers en redactoren van de Bijbel
met hun werk bedoeld hebben en met wat de Bijbel dus wezenlijk ook is.
Nu zijn er een aantal manieren om de Bijbel te benaderen, te lezen en te interpreteren
die niet bij het wezen van de Bijbel thuishoren en beletten
dat de Bijbel zijn waarheid en wijsheid kan openbaren,
zoals een mooi stuk muziek zijn ontroering niet kan prijsgeven
aan hen die de oren sluiten en een mooi schilderij zijn boodschap niet kan tonen
aan hen die er met gesloten ogen voor staan.
* Zo is er de zgn. ‘vrije Bijbelinterpretatie’, waarbij men de vrijheid neemt
om aan een vers of tekst een strikt persoonlijke verklaring te geven.
In het tweede hoofdstuk van Lucas lezen we
als slot van de zoektocht van Jozef en Maria naar de twaalfjarige Jezus:
Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel,
waar Hij te midden van de leraren zat,
naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde.
Als je nu dit vers verklaart als een aanduiding van de nederigheid van Jezus
die gewoon te midden van de leraren zat, als één van hen en niet hoog verheven,
dan heb je ‘te midden van’ als een aanduiding van een sociale houding gezien
en niet als een gewone plaatsaanduiding, hetgeen hier effectief het geval is.
Lucas wil trouwens met dat verhaal aantonen
dat Jezus niet zomaar één van de leraren is,
maar totaal bewogen door de Geest van zijn Vader,
in wijsheid diens gelijke is en zal worden.
Het gevaar is bij zo’n benadering erg reëel dat men de Bijbel laat zeggen wat men wil,
de Bijbel voor de eigen kar spant, om niet te zeggen: de Bijbel misbruikt.
Dit alles houdt tevens een beetje een miskenning in van ernstige Bijbelstudie,
die op zoek wil gaan naar de oorspronkelijke betekenis en zin van een tekst,
naar de boodschap ervan, zonder de mogelijkheid en noodzaak
van correcte actualisatie uit te sluiten, wel integendeel te ondersteunen.
Bijbelstudie heeft zelfs aan het lichte gebracht
dat er in de Bijbel zelf al heel wat actualisatie van oudere teksten aanwezig is
en misschien is zelfs her en der ook misbruik van oudere teksten te bespeuren.
Duidelijk is dan dat de Bijbel een creatie van mensen is.
* Anderen lezen de Bijbel met voortdurend de vraag in hun achterhoofd:
‘Is dat wel allemaal echt gebeurd? Spreekt de Bijbel de waarheid?’
Vooreerst wordt bij hen de vraag naar de waarheid van de Bijbel gereduceerd
naar de vraag naar de zgn. historische waarheid, en dit in de zin van:
echt historisch gebeurd.
Vervolgens dient gezegd dat deze vraag
voor meer dan de helft van de Bijbelteksten niet opgaat:
wetteksten, psalmen, visioenen, wijsheidsspreuken,
liederen, parabels, gelijkenissen, enz.
Tenslotte is ‘waar’ geen aanduiding van ‘echt gebeurd’.
‘Waar’ betekent eerst en vooral: een waarheid bevattend.
In die zin zijn sprookjes en parabels waar.
Kinderen kunnen en mogen een sprookje nog lezen als ‘echt gebeurd’.
Als ze dan doorhebben dat het een sprookje is,
dan zullen ze misschien zeggen ‘’t Is maar een sprookje’,
in de zin van ‘Het is geen historisch gebeuren.’
Maar ze zullen niet zozeer zeggen: ‘Het is niet waar’.
Ze zullen het eerder hebben over een ‘mooi sprookje’.
Als bij hen de ‘historische waarheid’ wegvalt, dan valt de waarheid niet weg!
Een Bijbels verhaal aldus als onwaar verklaren is even infantiel
als vasthouden aan de historische waarheid ervan.
* Sommigen lezen de zgn. historische verhalen van de Bijbel
echter precies als een werkelijk feitenrelaas
en gaan allerhande mogelijke verklaringen zoeken voor de wondere fenomenen,
waarover in de Bijbelverhalen sprake is, om toch maar het gelijk,
de ‘waarheid van de Bijbel’ aan te tonen.
Men legt in dit zoeken handig verbanden met andere historische gebeurtenissen,
archeologische vondsten, andere oude teksten, natuurverschijnselen,
geologische ontdekkingen.
Vaak hebben ze daarbij niet eens door dat Bijbelse auteurs vaak zelf oudere verhalen,
mythen, natuurfenomenen en historische gebeurtenissen gebruiken
om hun boodschap erin te verpakken.
Zo worden pseudowetenschappelijke publicaties en Tv-documentaires
volgestouwd met spectaculaire ‘kloppende historische waarheden’ die erin gaan als koek.
* Weer anderen vinden dat in de Bijbel alle waarheid te vinden is over morele en ethische kwesties en een antwoord te vinden is op alle zinsvragen.
* Erg nauw verwant daarmee is de benadering van de Bijbel als letterlijk door God ingeblazen of gedicteerd. Bijbelonderzoek is uit den boze. Het begrip ‘goddelijke inspiratie’ wordt heel eng en letterlijk genomen en daardoor kan aan geen enkel vers getwijfeld worden, zeker aan geen enkel gebod, aan geen enkele profetische ‘voorspelling’.
* Dat is dan een laatste rampzalige benadering van de Bijbel in onze opsomming: de Bijbel lezen als een vat vol duidelijke of verborgen voorspellingen, voorspellingen waarmee men dan vaak het heden wil duiden.
In dit alles steekt nog een erg onwaar en soms gevaarlijk Godsbeeld.
God zien als een almachtige tussenkomende macht
leidt natuurlijk naar de historiserende lezing van veel Bijbelverhalen,
maar zo’n lezing voedt ook dat Godsbeeld.
Een onzalige Bijbellezing en een onzalig Godsbeeld gaan vaak hand in hand met
en hebben meer dan eens geleid tot discriminatie,
tot goedkeuring van onfrisse geopolitieke beslissingen, enz.
Natuurlijk is men vrij in denken en spreken,
maar men zal niet ontkennen dat de gevolgen van een bepaald denken en spreken
soms vrij desastreus kunnen zijn
en dat geldt dus ook voor het denken en spreken over God
en vooral over wat God van ons wil.
En dat geldt ook voor ons omgaan met de Bijbel.
Zo redde Jahwe op deze dag Israël uit de greep van Egypte.
Israël zag de Egyptenaren dood op de kust liggen.
Het zou me niet verwonderen dat dit vers
als bemoedigend en geweld verantwoordend vers
door Israëli’s gelezen werd op 5 juni 1967
tot het Israëlisch leger de Egyptische luchtmacht vernietigde
en nadien door de Sinaï-woestijn kon doorstoten tot aan de Golf van Suez
en tot aan de ‘Rode Zee’.
Uiteraard is het verhaal van de doortocht een ‘bevrijdingsverhaal’.
De Israëlieten waren op weg naar hun bestemming.
Maar deze bestemming is niet louter een land,
is dus niet louter een geo-politieke bestemming: het land Kanaän,
of om het in duidelijke actualiserende termen te zeggen:
de Palestijnse gebieden.
Hun bestemming heeft ook en vooral iets te maken met hun roeping:
volk van God worden om in de wereld Gods Naam te heiligen
en om in de wereld bron te zijn van goddelijke zegening.
De bestemming van een benoemde bisschop is toch niet
zoveel mogelijk eer en roem en rijkdom verwerven
maar herder, verkondiger, bron van zegening te zijn.
Vraag is dan: wat belemmert er ons om aan onze roeping te beantwoorden,
eigenlijk: om te zijn wie we zijn, om aan ons wezen te beantwoorden?
Therapeuten en geestelijke leiders als Thomas Keating leren ons
dat die belemmerende Egyptische strijdkracht ons ‘onechte ik’ is,
gevormd uit wat Keating de emotionele geluksprogramma’s noemt,
waar de mens eerder vertrouwen in stelt dan in Gods liefde.
Het is een eeuwenoude christelijke, Joodse en zelfs algemeen religieuze waarheid
dat we van dat ‘onechte’ angstige en zelfzuchtige ik bevrijd dienen te worden
om werkelijk onszelf te worden en te zijn:
liefdevolle, vredevolle en vreugdevolle mensen, goddelijke mensen.
In vele culturen is de initiatieritus in volwassenheid het ‘doden’ van dat ik.
Voor het oeroude doopritueel met water, het onderdompelen,
werd in de oude christelijke kerk het doortocht verhaal in deze geactualiseerd:
Israël dat de Egyptenaren dood op de kust ziet liggen
is de christen die afscheid heeft genomen van zijn onechte ik
van alles wat hem of haar belet om echt als kind van God te leven.
De vraag naar de historische gang van zaken is niet meer aan de orde.
Dit was ook niet meer het geval bij de Joden in ballingschap,
die zuchtend naar bevrijding, luisterden naar de oude verhalen van hun volk.
En die verhalen werden hen verteld met een doel,
een doel dat in het slotvers van het doortochtverhaal naar voor komt:
Zij stelden vertrouwen in Jahwe en in Mozes zijn dienaar.
Het verhaal van de doortocht en alles wat op dat verhaal volgde diende één doel:
het vertrouwen, het geloof in de God van de vaderen herstellen.
In heel dat geloofsverhaal treedt die God op als bevrijder en schepper
en in dat verhaal zijn dat uitwisselbare begrippen:
bevrijden is scheppen en scheppen is bevrijden.
Want bevrijden is niets anders dan levensmogelijkheden scheppen,
levensruimte en levenstijd en vooral het schenken van de levensgeest
die de mens doet leven als beeld en gelijkenis van God.
Zo zien we dat in een oud verhaal van de doortocht heel subtiel
elementen van oude scheppingsmythologieën werden ingevoegd.
Natuurlijk geloofden de Bijbelse auteurs niet in het historisch karakter
van deze mythen, maar ze erkenden wel dat deze mythen goed uitbeelden
wat scheppen en bevrijden eigenlijk betekent.
Het gaat over de mythe waarin de scheppende godheid het oermonster verslaat,
de chaos van duisternis die alle leven onmogelijk maakt of verzwelgt.
De diepe duisternis en de chaotische stormende massa van de zee
stond als symbool voor deze levensbedreigende en leven vernietigende kracht,
de macht van het kwaad.
In de mythe slaat de godheid het monster, hij ver-slaat het
en dan scheidt hij het in twee waardoor licht en levensruimte kunnen ontstaan.
Jullie herkennen dit gegeven moeiteloos
in de schuingedrukte gedeelten van het doortochtverhaal
en jullie horen het ook in het jongste scheppingsverhaal in Genesis 1:
God sprak: `Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren,
een afscheiding tussen het ene water en het andere.'
7 En God maakte het uitspansel;
Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven.
Zo gebeurde het.
8 Het uitspansel noemde God hemel.
Het werd avond en het werd ochtend; dat was de tweede dag.
Tussen beide watermassa’s is er levensruimte.
Maar dan gaat het scheppingsverhaal verder:
9 God sprak: `Het water onder de hemel moet naar een plaats samenvloeien,
zodat het droge zichtbaar wordt.' Zo gebeurde het.
10 Het droge noemde God land, en het samengevloeide water noemde Hij zee.
En God zag dat het goed was.
Ook dit verhaalelement herkennen jullie duidelijk in het doortochtverhaal.
De bevrijdende God is de scheppende God, de scheppende is de bevrijdende.
Schepping is bevrijding.
God is diegene die zorgt dat we kunnen leven
en dat we onze bestemming kunnen bereiken.
Het is zoals Oosterhuis in één van zijn dankgebeden schrijft:
Gezegend zijt Gij, de schepper van al wat bestaat,
gezegend zijt Gij die ons ruimte hebt gegeven en tijd van leven.
Gezegend zijt Gij om het licht van onze ogen en om de lucht die wij ademen.
En de bestemming van ons leven is niet: zoveel mogelijk land en rijkdom.
De bestemming van ons leven is: samen volk van God zijn
opdat God met ons en door ons de wereld kan omvormen.
Daartoe geeft Hij ons zijn wil te kennen en zijn Geest.
Daarom houdt het Bijbelse verhaal van de schepping-bevrijding niet op
aan de oevers van de Rietzee, maar het gaat verder in de woestijn,
waar nog veel onecht ik gedood zal worden, en naar de berg van God,
waar het woord van God, zijn wil, zijn Geest te horen zal zijn.


Lezing uit Hans AUSLOOS en Bénédicte LEMMELIJN, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen:

De bijbelse auteurs waren geen reporters
die een soort ooggetuigenverslag wilden brengen.
Ze wilden veeleer profetisch een gelovige interpretatie van de werkelijkheid doorgeven. Dat impliceert niet dat elke vorm van historiciteit a priori geloochend wordt.
Echter, de vraag van ‘moderne’ lezers naar het onderscheid
tussen wonderlijke gebeurtenissen en natuurverschijnselen past hier niet.
In de mentaliteit van de bijbelse auteurs
wil het verhaal geen antwoord bieden op dergelijke vragen,
maar tracht het enkel een bevestigende verkondiging te zijn
van het feit dat God Israël bevrijd heeft.
En hierin hebben natuurlijke verklaringen weinig belang.
Exodus is een literair-theologisch verhaal, geen historische verklaring.