Conferentie 1 juni

Ik verkondig uw trouw, uw verlossing,
zwijg niet van uw genade, uw waarheid.
(Psalm 40)

Feestelijke spiritualiteitsdag in Oostende
van het Open Contemplatief Huis

Oostende, zaterdag 1 juni 2019

VOORMIDDAG: CONFERENTIE – DE SPIRITUALITEIT VAN HET OPEN CONTEMPLATIEF HUIS

O Vader die uw woning sticht
hoog in het ontoegank'lijk licht,
geef onze hand de zekerheid
om in de ontrouw van de tijd
een huis te bouwen dat gewaagt
van uw geduld dat alles draagt.

‘De spiritualiteit van’ is een uitdrukking die gewoonlijk staat
voor de naam van een religieuze orde of van groot spiritueel mens.
Bedoeld wordt daarbij ook, dat de met deze uitdrukking aangeduide spiritualiteit,
zich wat onderscheidt van andere belevingsvormen van christelijke spiritualiteit,
dat het dus gaat om een specifieke beleving van het evangelie,
met onvervreemdbare eigen accenten.
Zo kan je spreken van de spiritualiteit van de cisterciënzers,
van de spiritualiteit van Clara van Assisi, van deze van Don Bosco,
van franciscaanse spiritualiteit, etc…
Dit is niet van toepassing voor ons OCH.


We hebben in de voorbije jaren immers uit vele bronnen geput
en zijn in de leer gegaan bij vele vormen van spiritualiteit:
onder andere, bij deze van de feministische theologe en mystica Dorothee Sölle,
bij deze van cisterciënzermonniken, bij Franciscus en Clara,
bij erudiete jezuïeten en bij kartuizers,
die leren dat je zelfs spirituele gesprekken dient te mijden,
bij Oosterse christenen, bij benedictijnen,
bij de karmelietes Ruth Burrows,
bij onze paus Franciscus, bij Augustinus,
bij de erg profetische Dietrich Bonhoeffer
en bij vele anderen.
We beperken ons niet tot één vorm van christelijke spiritualiteit
en maken daarmee het eerste woord waar
van het initiatief waarvan we deze dag wijden: open.
Toch zijn in ons zoeken en speuren een aantal constanten.
Hoewel we ontzettend veel interesse hebben
voor het werken van Gods Geest in andere religies en godsdiensten
en we daar zeker vormen van spiritualiteit terugvinden
die bijdragen tot de transformatie van deze wereld
in een vredevolle en rechtvaardige samenleving,
toch richten we onze aandacht hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend,
op vormen van evangelische, van christelijke spiritualiteit,
omdat we deze zo goed mogelijk willen doorgronden
om onszelf op onze weg van bekering te voeden
en anderen op hun weg te ondersteunen en te inspireren.
Ons Open Contemplatief Huis is dus geen louter intellectueel bezig zijn,
geen omgaan met spiritualiteit omdat het zo alternatief wijs oogt,
geen vrijblijvend shoppen bij de kraampjes van de spirituele markten.
Het is een initiatief dat een engagement bevat.
Dat engagement vinden we uitstekend omschreven door paus Franciscus:
iedere dag opnieuw ontdekken dat we dragers zijn van een goed dat ons tot mens maakt, en ons in staat stelt een nieuw leven te leiden,
en vervolgens die ontdekking aan anderen doorgeven.
Ook Thomas Keating duidt ons engagement aan:
een bijdrage te leveren om de kennis en de ervaring van Gods liefde
in het globaal bewustzijn van de menselijke familie te brengen.
We hebben het OCH een ‘initiatief’ genoemd.
Het wil wel een ‘huis’ zijn voor allen die op zoek zijn
naar die voedende en inspirerende christelijke spiritualiteit,
die bereid zijn te werken aan zichzelf,
die bereid zijn zich door de Geest te laten hervormen,
die willen inspelen op de genade,
die zich willen bekeren.
Het wil een huis zijn dat open staat voor allen
die – zoals Freeman het uitdrukt – willen leren begrijpen wat geloven betekent
en bewust zijn dat ze daarvoor misschien een deprogammering moeten ondergaan
van hun vroegere religieuze opvoeding.
Meewerken aan die deprogrammering en aan dat leerproces
is een andere benadering van ons engagement.
Daarom zijn we in onze verkenningen van de christelijke spiritualiteit
steeds op zoek gegaan niet alleen naar heel authentieke vertolkers ervan,
maar ook naar hen die ze voor deze tijd begrijpbaar en beleefbaar meedelen.
We noemen ons initiatief een ‘huis’, een open huis,
voor mensen met een open geest en een open hart.
Geef onze hand de zekerheid
om in de ontrouw van de tijd
een huis te bouwen dat gewaagt
van uw geduld dat alles draagt.
Zo klonk het in de eerste strofe van de intredezang van mijn priesterwijding.
Dit prachtige lied werd helaas niet meer opgenomen
in de vernieuwde versie van de zangbundel Zingt Jubilate.
De protestantse melodie van 1539 komt van het Duitse Leipzig
en de tekst is van Jan Wit, een blinde Nederlandse predikant uit Nijmegen.
Er is sprake van ‘de ontrouw van de tijd’.
Je zou dit kunnen begrijpen als slaande op de tijd waarin we nu leven,
door zovelen aangeduid als een ‘slechte tijd’.
Maar ik denk niet dat Jan Wit een ontevredenheid uitdrukt over de huidige tijd.
‘Tijd’ is hier een aanduiding van de mensenwereld
die niet trouw is aan het scheppingsplan van God,
van mensen die vervreemd zijn van God.
Het is de aanduiding van wat Dorothee Sölle de triviale wereld noemt,
de cultuur waarin alleen aandacht is voor wat nuttig en plezant is,
nuttig voor de bevrediging, beveiliging van ons bestaan,
nuttig voor onze zelfbevestiging,
plezant als verglijding van de aandacht
van de grote opdracht van de mensheid: het Rijk Gods.
Die ‘ontrouw van de tijd’ wordt zo scherp geformuleerd in Psalm 14:
God, uit zijn hemel, ziet op Adams kinderen neer,
speurend of er soms is een sterveling met verstand,
een die nog vraagt naar God.
Geen een.
Dit wellicht overdreven oordeel van de psalmist
doet ons echter wel inzien,
dat ook velen, die van zichzelf denken dat ze religieus of spiritueel goed bezig zijn,
eigenlijk toch niet vragen naar God.
Tot dergelijke spirituele mensen
zegt Jezus uitdrukkelijk na de broodvermenigvuldiging:
Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut.
De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven.
Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.
In ons OCH willen we niet trappen in de valkuil van het ‘geen geloof’.
We zoeken te begrijpen wat geloven echt betekent
en we hebben in ieder geval op dat vlak geleerd
dat geloven en concreter, mediteren,
geen kwestie is van zich goed te voelen, maar wel van goed te zijn,
en dat eenheid met God zich niet laat ervaren
in allerhande lichamelijke of geestelijke gewaarwordingen,
maar verborgen is voor wie werkelijk één is met God
en enkel en alleen bespeurbaar is in een dienstbare liefde,
in een onvermoeibare inzet voor de vreugde van anderen,
in een zorgzaam omgaan met medemensen en met de schepping.
We leerden ook dat deze liefde begint
met het aandachtig aanwezig zijn met het goede hart.
Verder is er in de hymne van Jan Wit sprake van het bouwen van een huis.
Voor wat het OCH betreft, dat we eerder een ‘initiatief’ genoemd hebben,
zou het wellicht niet goed zijn hier te denken aan een vast en stevig bouwsel.
Een ‘abdij’ of ‘klooster zonder muren’ is een aanlokkelijke formulering.
Als daarbij maar niet te veel gedacht wordt aan een organisatie,
die het waard zou kunnen geacht worden een plaats te veroveren
in de lijst van succesrijke kerkelijke initiatieven.
Hoewel meer dan 70 jaar geleden geuit,
klinkt het woord van Bonhoeffer mij zo waarschuwend en ook geruststellend:
En iedere poging om de kerk voortijdig weer
een succesvolle en machtige organisatie te doen worden,
zal een vertraging betekenen in haar noodzakelijke verandering en zuivering.
Ook stelde hij dat niet alleen iedere poging om succesvol te zijn
maar ook iedere poging tot zelfbehoud,
ons onbekwaam maakt om een verlossend en verzoenend woord te spreken,
om zó Gods woord te spreken dat de wereld er onder verandert en zich vernieuwt.
Grote aandacht is er in ons huis,
in ons initiatief aan de zgn. contemplatieve dimensie van het geloof
en we willen mensen oproepen en helpen om te leven
met een contemplatieve ingesteldheid,
volgens paus Franciscus noodzakelijk om de kracht in ons te ontdekken
die ons in staat stelt werkelijk mens te worden en een nieuw leven te leiden,
een leven getekend door liefde, vrede en vreugde.
Die kracht in ons is niemand anders dan de Geest van God zelf,
God dus, Christus dus, want Vader, Zoon en Geest zijn één.
De contemplatieve dimensie van het geloof is niet zomaar
een vrijblijvend aspect van het geloof.
Het is een wezenlijke dimensie zonder dewelke geloof geen geloof is.
Het is leven met een het bewustzijn van een aanwezigheid in ons leven, in ons,
het is leven met een bewuste aandacht voor de Aanwezige in ons,
van Hem die ons altijd bevestigt en opneemt in zijn onvoorwaardelijke liefde
en ons altijd ook weer oproept om zelf lief te hebben,
met goddelijke aandacht en zorg bij medemensen aanwezig te zijn.
De christelijke meditatie en het beleven van een stiltecultuur
promoten we als essentieel in het geloofsleven
omdat we daar leren aanwezig te zijn,
aanwezig met aandacht, waarbij we ons ‘ego’ leren loslaten,
het ego dat voortdurend onze aandacht opeist via gedachten,
plannen, emoties, verwachtingen en zelfs hetgeen wij intuïtie noemen
of goddelijke ingevingen.
Maar deze stiltecultuur dienen we ook verder te zetten en te beleven
in de vele aspecten van ons leven:
de zuivere aandacht in een gesprek met medemensen,
het ons ontdoen van de het dwingende karakter van bezigheden,
van de onmisbaarheid van geïnformeerd zijn over alles
en van het informeren van anderen over alles.
Wat de voor deze tijd noodzakelijke stiltecultuur zou kunnen betekenen
vond ik treffend uitgedrukt in dit stukje religieuze poëzie van Huub Oosterhuis:
Klok stilgezet
Deur van gedachten achter mij dicht
Over een afgrond daalt een zingende brug
Ontraadseld keer ik weer
Naar de zachtste plek in mijn geheugen terug
Jouw Naam.
Ik kende nauwelijks je naam toen Jij me vroeg
Sinds jij me vroeg wie ik ben en waarom
Besta ik niet meer buiten jou om.
Naam die geen naam is
Jij leve hoog
Dit huis is vol van Jouw naam.

Oostende, 1 juni 2019