Tekst en onderrichting november 2018


DE BIJBEL BLIJFT INSPIREREN
12 november 2018
OP WEG NAAR EEN MENSELIJK SAMEN-LEVEN
“Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander” (Jesaja 2, 1-5)

Bijbellezing uit de profetie van Jesaja:

2, 1 De openbaring over Juda en Jeruzalem,
die Jesaja, de zoon van Amos, in een visioen ontving.
2 Op het einde der dagen zal het gebeuren,
dat de berg van het huis van Jahwe vast zal staan
als de eerste der bergen, verheven boven de heuvels.
En alle volken stromen naar hem toe,
3 naties gaan op weg en zeggen:
`Komt, laat ons gaan naar de berg van Jahwe,
naar het huis van Jakobs God.
Dan zal Hij ons zijn wegen wijzen,
en wij zullen zijn paden bewandelen.
Ja, uit Sion komt Gods onderricht,
uit Jeruzalem het woord van Jahwe.'
4 Hij zal recht doen tussen de vele volken, en machtige naties tuchtigen.
Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen
en hun speerpunten tot sikkels.
Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander
en de oorlog leren ze niet meer.
5 Huis van Jakob, komt, laat ons wandelen in het licht van Jahwe.



Lezing uit Hans AUSLOOS en Bénédicte LEMMELIJN, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen:

Het vredevolle samenleven van dieren
die elkaar in normale omstandigheden zouden verscheuren
wordt in deze teksten een symbolische verzuchting naar een nieuwe tijd,
waarin andere regels gelden, met name die van Gods rijk van vrede.
Overigens is het wellicht niet oninteressant op te merken
dat het in deze een beeld betreft
dat blijkbaar ook vandaag nog tot de verbeelding spreekt.
Lichtelijk gewijzigd kan het idyllische tafereel van Jesaja overigens ook herkend worden in de Warner Bros productie De kleine ijsbeer,
waarin Lars, de ijsbeer, vriendschap sluit met Robbie, de zeehond.
Deze voorheen onmogelijke vriendschap (ijsberen eten zeehonden)
én sociaal onaanvaardbare vriendschap
(de oude beren in de gemeenschap spreken er schande van)
luidt uiteindelijk een nieuw tijdperk met nieuwe regels in:
zeehonden zullen de beren helpen voedsel te vinden
en de beren zullen voor de zeehonden zorgen.
Tenslotte mondt de messiaanse droom van algehele vrede
in de latere bijbelboeken uit in de overwinning op de dood zelf.
In dit verband klinkt Jesaja 25, 8 veelbetekenend:
Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de Heer, wist de tranen van elke gezicht,
de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg
- de Heer heeft gesproken.
Duidelijk komt hier tot uiting dat niet alleen moord,
met andere woorden een gewelddadige dood,
maar de dood op zichzelf uiteindelijk ook moet wijken in JaHWeH’s heerschappij.
Van hieruit groeit in de latere oudtestamentische teksten
ook de hoop op opstanding en een leven na de dood.

Duiding:

In de Decaloog staat het verbod ‘Gij zult niet doden’ te lezen.
Pacifisten en antimilitaristen hebben dit vers altijd vastgegrepen
om hun verzet tegen oorlog, wapenwedloop en defensie-uitgaven
kracht bij te zetten.
Ook diegenen die opkomen tegen de doodstraf, abortus en euthanasie
kennen dit verbod goed en houden het hoog in de lucht.
Nochtans gaat het in de oorspronkelijke Decaloog daar allemaal niet over.
De Decaloog wil de relaties tussen mensen en de relatie met God regelen
en dit in zgn. apodictische rechtsformules, korte duidelijke bepalingen,
die heel algemeen zijn en zich niet bezighouden met casuïstiek
en daarom ook niet gevolgd worden door strafbepalingen in geval van overtreding.
In de Decaloog worden die rechtsformules meestal negatief geformuleerd,
dus in de vorm van verboden.
Hoewel dit voor een hedendaagse luisteraar niet zo duidelijk is,
laat de Decaloog heel wat vrijheid
omdat niet door geboden bepaald wordt wat ge moet doen.
De verboden duiden alleen een grens aan
en appelleren niet op slaafse volgzaamheid, maar op verantwoordelijkheid.
Het verbod in Exodus 20, 13 klinkt in het Hebreeuws heel kort: loo tirtzach.
Dat betekent eigenlijk: ‘gij zult niet moorden’.
Het Hebreeuwse werkwoord ratzach is inderdaad te vertalen als: moorden, vermoorden.
En dat is dan: een mens doden, van het leven beroven en dat zonder goede reden,
eigenlijk: zonder wettelijke reden.
Maar in de visie van het Oude Testament vermoordt je ook iemand
door het wegnemen, het wegroven van wat men nodig heeft om te leven,
het roven of vernietigen van de levensmogelijkheden en dit door
uitbuiting, kwaadsprekerij, vals getuigen, stelen en roven.
Vandaar dat de verboden in de Decaloog daarover
niets nieuws toevoegen aan dit verbod om te moorden.
De vertaling ‘Gij zult niet doden’ is een vertaling
die een nog meer verruimende interpretatie van het Decaloogverbod weerspiegelt.
Jezus zelf gaat nog een stap verder.
Hij stelt immers dat het moorden al begint
bij een innerlijke gesteldheid van wrok, haat en onbarmhartigheid.
Voor Jezus is vergeving weigeren en onbarmhartig zijn gelijk aan moord.
En vervolgens buigt Hij het verbod om te moorden om
tot het gebod om lief te hebben, om zorg te dragen
voor het leven en welzijn van je medemens, ook van je vijand.
In plaats dus van het leven en de levensmogelijkheden
van een medemens te vernietigen, moet men tot het leven
en het geluk en het welzijn van medemensen bijdragen.
Welke motivatie steekt er nu achter dat verbod?
Hoezeer het respect voor het leven nu een algemeen aanvaard menselijk principe is,
het is goed te beseffen dat het oorspronkelijk motief achter dit respect
van religieuze aard is: omdat we het leven ontvangen hebben van God,
behoort het leven dus aan de gever en komt het slechts aan Hem toe het ook te nemen.
Bovendien komt daar in Israël nog het besef bij
dat de mens beeld en gelijkenis van God is.
Dat motiveert niet alleen het respect voor de medemens
omdat de medemens beeld van God is,
dat motiveert ook de houding van barmhartigheid van mij voor de medemens,
omdat ik door mijn barmhartigheid en liefde beeld van God ben.
Hoewel God in het Oude Testament vaak als heel oorlogszuchtig en gewelddadig
wordt voorgesteld en Hij zelf het doden van mensen opdraagt,
hoewel God in het Oude Testament vaak als de verlener van kracht en bijstand
voor oorlogvoerende koningen en soldaten geldt,
- zoals straks in onze psalm aan bod komt -
toch is er steeds meer ruimte voor een messiaans visioen
waarin gedroomd wordt van een wereld
waarin een paradijselijke vrede en harmonie onder alle mensen bestaat
en van doden en gedood worden geen sprake meer is:
geen doden en moorden meer binnen de eigen gemeenschap,
geen doden meer van andere volkeren, er zijn dus geen vijanden meer.
Het ontbreken van de natuurlijk agressie en doden onder dieren
wordt een geliefkoosd beeld van die vredevolle toekomst.
We kennen allen deze messiaanse visioenen uit de profeet Jesaja:
11,6De wolf en het lam wonen samen,
de panter vlijt zich neer naast het bokje,
het kalf en de leeuw weiden samen:
een kleine jongen kan ze hoeden.
7De koe en de berin sluiten vriendschap,
hun jongen liggen bijeen.
De leeuw eet haksel als het rund,
8de zuigeling speelt bij het hol van de adder,
het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
9Niemand doet nog kwaad
of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg;
want de kennis van Jahwe vervult het hele land,
zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.
In deze context gelezen wordt het verbod
‘Gij zult niet moorden’ geïnterpreteerd als:
‘Gij zult u gedragen als mensen van de nieuwe wereld.’
Het is nu duidelijk dat dit gedrag het gevolg is
van een nieuwe mentaliteit, van een ingesteldheid,
het gevolg van de gave van Gods Geest,
een gevolg van het feit dat God zijn wil, zijn geboden en verboden,
gegrift heeft in het hart van de mens.
Barmhartigheid, vredelievendheid, respect en zorg voor de medemens
is een uiting van en een gevolg van bekering:
minder ik en meer de ander.
De evangelielezing van zondag laatst op 11 november was bijzonder leerzaam!
We vierden op die dag trouwens ook
één der meest vereerde heiligen van Europa:
de heilige Martinus van Tours, Sint Maarten.
Hij begon zijn leven als heilige – althans volgens de legende – als soldaat,
en wel met een gebaar dat een beetje gelijkenis vertoont
het de offergave van de arme weduwe,
waarover we in het evangelie het relaas mochten horen.
We lazen: zij offerde van haar armoe al wat ze bezat,
alles waar ze van leven moest.
Sint-Maarten gaf de helft van zijn soldatenmantel aan de arme.
Dat is niet alles, maar als die mantel deel uitmaakte van een soldatenuniform,
dat niet je bezit is en dat je dus niet zomaar weg te geven hebt,
dan is zijn gebaar misschien geen zo’n geweldige gave
maar is het delen ervan wel een gedurfd gebaar, één vol symboliek.
Het is het begin van het afleggen van een soldatenbestaan, van een nieuw leven,
van een nieuwe wereld.
En wat zowel de arme weduwe als Sint-Maarten doen
is iets waarmee de oorlogen uiteraard allemaal onmiddellijk zouden eindigen:
het negeren van een bevel, het handelen tegen de orders in.
Ik verklaar me nader.
In het geval van Sint-Maarten is dat duidelijk.
Hij overtrad een militaire code: je uniform is niet je eigendom,
je doet er niet mee wat je wil, je geeft het dus niet weg.
Het offer van de weduwe is een overtreden van de code van de zelfzorg,
die zegt dat je zoveel mogelijk moet trachten te hebben,
eigenlijk meer dan het nodige,
de code die zegt dat je liefst zo weinig mogelijk deelt
en liefst zoveel mogelijk voor jezelf houdt
en vooral toch datgene wat het enige is waar je van leven moet.
En de wereld en de reclame houden ons voor dat we veel nodig hebben!
Vrede is het gevolg van verzet tegen de normen van de wereld.
Deze die onenigheden, conflicten en uiteindelijk oorlog veroorzaken,
de codes, normen en bepalingen van de individuele of collectieve zelfzucht,
de codes, normen en bepalingen die de wereld regeren en ons leven bepalen.
En die worden in stand gehouden door de wijdverbreide gedachte
dat je waarde en aanzien als mens stijgt naarmate je meer hebt,
bezit, weet, kent, kunt, durft.
Vandaar de ongebreidelde drang naar vrijheid en mogelijkheden
tot individuele zelfontplooiing.
We kunnen de Duitsers verwijten
dat ze ook in WOI op zoek waren naar ‘Lebensraum’.
Maar wat dan te zeggen van de vele optrekjes aan onze noordergrens
in de Kempische bossen?
We kunnen de Duitsers en de oorlogvoerende overheden verwijten
dat ze miljoenen levens vernietigd hebben,
maar durven we ook toegeven dat onze steeds meer consumerende levensstijl
de vernietiging inhoudt van het milieu
en de onrechtvaardigheid en de armoede in de wereld in stand houdt?
Geloof me: de vluchtelingen van deze economische ‘strijd’ om steeds meer
zullen blijven komen en we hoeven om hen te helpen
niet offeren van onze armoede, zeker niet alles waar we van moeten leven.
We hoorden op het feest van Allerheiligen in de evangelielezing,
de lezing van de Zaligsprekingen van de Bergrede:
Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Vrede brengen doen we niet alleen door in deze dagen
met de nodige interesse en eventueel met de nodige ontroering
terug te denken aan de Groote Oorlog.
Mooi, misschien noodzakelijk, maar compleet onvoldoende.
De wereldvrede vraagt een radicale bekering van éénieder,
een denken en een levensstijl waarin minder ‘ik’
en meer de ‘ander’ aan bod komt.
En ik durf zeggen: een leven waarin God meer aan bod komt.
Niet de “God mit uns”, een letterlijke vertaling van ‘Immanuël’,
een slogan waarin de strijdende Israëlieten
en alle strijdende partijen van WOI geloofden.
Alleen de Duitsers hadden het lef om die op hun koppelriem te zetten.
Wel de God die met de arme weduwe is
en wiens Geest Sint-Maarten bezielde om tegen orders in te gaan
en een leven te leiden waarin Gods Geest aan bod komt,
Er valt natuurlijk na te denken
over zoiets als een gerechtvaardigd gebruik van geweld.
Maar Mahatma Gandhi verkreeg onafhankelijkheid door geweldloos verzet.
Dat verzet vraagt dat je natuurlijk bereid bent je leven te geven.
Vele Indiërs zijn in de strijd om onafhankelijkheid gestorven.
Maar geen 10.000.000 miljoen.
De oplossing voor het grote vraagstuk van de wereldvrede is spiritueel.
Velen verwijten religies dat ze oorlogen veroorzaken.
Dat verwijt kan terecht klinken.
Maar dan is de God die daarbij omhooggestoken wordt een afgod.
Reeds in het OT kwam men tot dat inzicht.
Dat mensen niet altijd naar hun diepste en meest juiste inzichten handelen
hebben we ondertussen al eeuwen ondervonden.
En de meest juiste inzichten komen vanuit visioenen.
Met betrekking tot samenleven visioenen van vrede en rechtvaardigheid.

OPEN CONTEMPLATIEF HUIS
LEERHUIS VOOR BIJBELSE SPIRITUALITEIT
25ste jaargang
DE BIJBEL BLIJFT INSPIREREN
12 november 2018
OP WEG NAAR EEN MENSELIJK SAMEN-LEVEN
“Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander” (Jesaja 2, 1-5)

Bijbellezing uit de profetie van Jesaja:

2, 1 De openbaring over Juda en Jeruzalem,
die Jesaja, de zoon van Amos, in een visioen ontving.
2 Op het einde der dagen zal het gebeuren,
dat de berg van het huis van Jahwe vast zal staan
als de eerste der bergen, verheven boven de heuvels.
En alle volken stromen naar hem toe,
3 naties gaan op weg en zeggen:
`Komt, laat ons gaan naar de berg van Jahwe,
naar het huis van Jakobs God.
Dan zal Hij ons zijn wegen wijzen,
en wij zullen zijn paden bewandelen.
Ja, uit Sion komt Gods onderricht,
uit Jeruzalem het woord van Jahwe.'
4 Hij zal recht doen tussen de vele volken, en machtige naties tuchtigen.
Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen
en hun speerpunten tot sikkels.
Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander
en de oorlog leren ze niet meer.
5 Huis van Jakob, komt, laat ons wandelen in het licht van Jahwe.

Lezing uit Hans AUSLOOS en Bénédicte LEMMELIJN, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen:

Het vredevolle samenleven van dieren
die elkaar in normale omstandigheden zouden verscheuren
wordt in deze teksten een symbolische verzuchting naar een nieuwe tijd,
waarin andere regels gelden, met name die van Gods rijk van vrede.
Overigens is het wellicht niet oninteressant op te merken
dat het in deze een beeld betreft
dat blijkbaar ook vandaag nog tot de verbeelding spreekt.
Lichtelijk gewijzigd kan het idyllische tafereel van Jesaja overigens ook herkend worden in de Warner Bros productie De kleine ijsbeer,
waarin Lars, de ijsbeer, vriendschap sluit met Robbie, de zeehond.
Deze voorheen onmogelijke vriendschap (ijsberen eten zeehonden)
én sociaal onaanvaardbare vriendschap
(de oude beren in de gemeenschap spreken er schande van)
luidt uiteindelijk een nieuw tijdperk met nieuwe regels in:
zeehonden zullen de beren helpen voedsel te vinden
en de beren zullen voor de zeehonden zorgen.
Tenslotte mondt de messiaanse droom van algehele vrede
in de latere bijbelboeken uit in de overwinning op de dood zelf.
In dit verband klinkt Jesaja 25, 8 veelbetekenend:
Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de Heer, wist de tranen van elke gezicht,
de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg
- de Heer heeft gesproken.
Duidelijk komt hier tot uiting dat niet alleen moord,
met andere woorden een gewelddadige dood,
maar de dood op zichzelf uiteindelijk ook moet wijken in JaHWeH’s heerschappij.
Van hieruit groeit in de latere oudtestamentische teksten
ook de hoop op opstanding en een leven na de dood.

Duiding:

In de Decaloog staat het verbod ‘Gij zult niet doden’ te lezen.
Pacifisten en antimilitaristen hebben dit vers altijd vastgegrepen
om hun verzet tegen oorlog, wapenwedloop en defensie-uitgaven
kracht bij te zetten.
Ook diegenen die opkomen tegen de doodstraf, abortus en euthanasie
kennen dit verbod goed en houden het hoog in de lucht.
Nochtans gaat het in de oorspronkelijke Decaloog daar allemaal niet over.
De Decaloog wil de relaties tussen mensen en de relatie met God regelen
en dit in zgn. apodictische rechtsformules, korte duidelijke bepalingen,
die heel algemeen zijn en zich niet bezighouden met casuïstiek
en daarom ook niet gevolgd worden door strafbepalingen in geval van overtreding.
In de Decaloog worden die rechtsformules meestal negatief geformuleerd,
dus in de vorm van verboden.
Hoewel dit voor een hedendaagse luisteraar niet zo duidelijk is,
laat de Decaloog heel wat vrijheid
omdat niet door geboden bepaald wordt wat ge moet doen.
De verboden duiden alleen een grens aan
en appelleren niet op slaafse volgzaamheid, maar op verantwoordelijkheid.
Het verbod in Exodus 20, 13 klinkt in het Hebreeuws heel kort: loo tirtzach.
Dat betekent eigenlijk: ‘gij zult niet moorden’.
Het Hebreeuwse werkwoord ratzach is inderdaad te vertalen als: moorden, vermoorden.
En dat is dan: een mens doden, van het leven beroven en dat zonder goede reden,
eigenlijk: zonder wettelijke reden.
Maar in de visie van het Oude Testament vermoordt je ook iemand
door het wegnemen, het wegroven van wat men nodig heeft om te leven,
het roven of vernietigen van de levensmogelijkheden en dit door
uitbuiting, kwaadsprekerij, vals getuigen, stelen en roven.
Vandaar dat de verboden in de Decaloog daarover
niets nieuws toevoegen aan dit verbod om te moorden.
De vertaling ‘Gij zult niet doden’ is een vertaling
die een nog meer verruimende interpretatie van het Decaloogverbod weerspiegelt.
Jezus zelf gaat nog een stap verder.
Hij stelt immers dat het moorden al begint
bij een innerlijke gesteldheid van wrok, haat en onbarmhartigheid.
Voor Jezus is vergeving weigeren en onbarmhartig zijn gelijk aan moord.
En vervolgens buigt Hij het verbod om te moorden om
tot het gebod om lief te hebben, om zorg te dragen
voor het leven en welzijn van je medemens, ook van je vijand.
In plaats dus van het leven en de levensmogelijkheden
van een medemens te vernietigen, moet men tot het leven
en het geluk en het welzijn van medemensen bijdragen.
Welke motivatie steekt er nu achter dat verbod?
Hoezeer het respect voor het leven nu een algemeen aanvaard menselijk principe is,
het is goed te beseffen dat het oorspronkelijk motief achter dit respect
van religieuze aard is: omdat we het leven ontvangen hebben van God,
behoort het leven dus aan de gever en komt het slechts aan Hem toe het ook te nemen.
Bovendien komt daar in Israël nog het besef bij
dat de mens beeld en gelijkenis van God is.
Dat motiveert niet alleen het respect voor de medemens
omdat de medemens beeld van God is,
dat motiveert ook de houding van barmhartigheid van mij voor de medemens,
omdat ik door mijn barmhartigheid en liefde beeld van God ben.
Hoewel God in het Oude Testament vaak als heel oorlogszuchtig en gewelddadig
wordt voorgesteld en Hij zelf het doden van mensen opdraagt,
hoewel God in het Oude Testament vaak als de verlener van kracht en bijstand
voor oorlogvoerende koningen en soldaten geldt,
- zoals straks in onze psalm aan bod komt -
toch is er steeds meer ruimte voor een messiaans visioen
waarin gedroomd wordt van een wereld
waarin een paradijselijke vrede en harmonie onder alle mensen bestaat
en van doden en gedood worden geen sprake meer is:
geen doden en moorden meer binnen de eigen gemeenschap,
geen doden meer van andere volkeren, er zijn dus geen vijanden meer.
Het ontbreken van de natuurlijk agressie en doden onder dieren
wordt een geliefkoosd beeld van die vredevolle toekomst.
We kennen allen deze messiaanse visioenen uit de profeet Jesaja:
11,6De wolf en het lam wonen samen,
de panter vlijt zich neer naast het bokje,
het kalf en de leeuw weiden samen:
een kleine jongen kan ze hoeden.
7De koe en de berin sluiten vriendschap,
hun jongen liggen bijeen.
De leeuw eet haksel als het rund,
8de zuigeling speelt bij het hol van de adder,
het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
9Niemand doet nog kwaad
of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg;
want de kennis van Jahwe vervult het hele land,
zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.
In deze context gelezen wordt het verbod
‘Gij zult niet moorden’ geïnterpreteerd als:
‘Gij zult u gedragen als mensen van de nieuwe wereld.’
Het is nu duidelijk dat dit gedrag het gevolg is
van een nieuwe mentaliteit, van een ingesteldheid,
het gevolg van de gave van Gods Geest,
een gevolg van het feit dat God zijn wil, zijn geboden en verboden,
gegrift heeft in het hart van de mens.
Barmhartigheid, vredelievendheid, respect en zorg voor de medemens
is een uiting van en een gevolg van bekering:
minder ik en meer de ander.
De evangelielezing van zondag laatst op 11 november was bijzonder leerzaam!
We vierden op die dag trouwens ook
één der meest vereerde heiligen van Europa:
de heilige Martinus van Tours, Sint Maarten.
Hij begon zijn leven als heilige – althans volgens de legende – als soldaat,
en wel met een gebaar dat een beetje gelijkenis vertoont
het de offergave van de arme weduwe,
waarover we in het evangelie het relaas mochten horen.
We lazen: zij offerde van haar armoe al wat ze bezat,
alles waar ze van leven moest.
Sint-Maarten gaf de helft van zijn soldatenmantel aan de arme.
Dat is niet alles, maar als die mantel deel uitmaakte van een soldatenuniform,
dat niet je bezit is en dat je dus niet zomaar weg te geven hebt,
dan is zijn gebaar misschien geen zo’n geweldige gave
maar is het delen ervan wel een gedurfd gebaar, één vol symboliek.
Het is het begin van het afleggen van een soldatenbestaan, van een nieuw leven,
van een nieuwe wereld.
En wat zowel de arme weduwe als Sint-Maarten doen
is iets waarmee de oorlogen uiteraard allemaal onmiddellijk zouden eindigen:
het negeren van een bevel, het handelen tegen de orders in.
Ik verklaar me nader.
In het geval van Sint-Maarten is dat duidelijk.
Hij overtrad een militaire code: je uniform is niet je eigendom,
je doet er niet mee wat je wil, je geeft het dus niet weg.
Het offer van de weduwe is een overtreden van de code van de zelfzorg,
die zegt dat je zoveel mogelijk moet trachten te hebben,
eigenlijk meer dan het nodige,
de code die zegt dat je liefst zo weinig mogelijk deelt
en liefst zoveel mogelijk voor jezelf houdt
en vooral toch datgene wat het enige is waar je van leven moet.
En de wereld en de reclame houden ons voor dat we veel nodig hebben!
Vrede is het gevolg van verzet tegen de normen van de wereld.
Deze die onenigheden, conflicten en uiteindelijk oorlog veroorzaken,
de codes, normen en bepalingen van de individuele of collectieve zelfzucht,
de codes, normen en bepalingen die de wereld regeren en ons leven bepalen.
En die worden in stand gehouden door de wijdverbreide gedachte
dat je waarde en aanzien als mens stijgt naarmate je meer hebt,
bezit, weet, kent, kunt, durft.
Vandaar de ongebreidelde drang naar vrijheid en mogelijkheden
tot individuele zelfontplooiing.
We kunnen de Duitsers verwijten
dat ze ook in WOI op zoek waren naar ‘Lebensraum’.
Maar wat dan te zeggen van de vele optrekjes aan onze noordergrens
in de Kempische bossen?
We kunnen de Duitsers en de oorlogvoerende overheden verwijten
dat ze miljoenen levens vernietigd hebben,
maar durven we ook toegeven dat onze steeds meer consumerende levensstijl
de vernietiging inhoudt van het milieu
en de onrechtvaardigheid en de armoede in de wereld in stand houdt?
Geloof me: de vluchtelingen van deze economische ‘strijd’ om steeds meer
zullen blijven komen en we hoeven om hen te helpen
niet offeren van onze armoede, zeker niet alles waar we van moeten leven.
We hoorden op het feest van Allerheiligen in de evangelielezing,
de lezing van de Zaligsprekingen van de Bergrede:
Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Vrede brengen doen we niet alleen door in deze dagen
met de nodige interesse en eventueel met de nodige ontroering
terug te denken aan de Groote Oorlog.
Mooi, misschien noodzakelijk, maar compleet onvoldoende.
De wereldvrede vraagt een radicale bekering van éénieder,
een denken en een levensstijl waarin minder ‘ik’
en meer de ‘ander’ aan bod komt.
En ik durf zeggen: een leven waarin God meer aan bod komt.
Niet de “God mit uns”, een letterlijke vertaling van ‘Immanuël’,
een slogan waarin de strijdende Israëlieten
en alle strijdende partijen van WOI geloofden.
Alleen de Duitsers hadden het lef om die op hun koppelriem te zetten.
Wel de God die met de arme weduwe is
en wiens Geest Sint-Maarten bezielde om tegen orders in te gaan
en een leven te leiden waarin Gods Geest aan bod komt,
Er valt natuurlijk na te denken
over zoiets als een gerechtvaardigd gebruik van geweld.
Maar Mahatma Gandhi verkreeg onafhankelijkheid door geweldloos verzet.
Dat verzet vraagt dat je natuurlijk bereid bent je leven te geven.
Vele Indiërs zijn in de strijd om onafhankelijkheid gestorven.
Maar geen 10.000.000 miljoen.
De oplossing voor het grote vraagstuk van de wereldvrede is spiritueel.
Velen verwijten religies dat ze oorlogen veroorzaken.
Dat verwijt kan terecht klinken.
Maar dan is de God die daarbij omhooggestoken wordt een afgod.
Reeds in het OT kwam men tot dat inzicht.
Dat mensen niet altijd naar hun diepste en meest juiste inzichten handelen
hebben we ondertussen al eeuwen ondervonden.
En de meest juiste inzichten komen vanuit visioenen.
Met betrekking tot samenleven visioenen van vrede en rechtvaardigheid.









OPEN CONTEMPLATIEF HUIS
LEERHUIS VOOR BIJBELSE SPIRITUALITEIT
25ste jaargang
DE BIJBEL BLIJFT INSPIREREN
12 november 2018
OP WEG NAAR EEN MENSELIJK SAMEN-LEVEN
“Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander” (Jesaja 2, 1-5)

Bijbellezing uit de profetie van Jesaja:

2, 1 De openbaring over Juda en Jeruzalem,
die Jesaja, de zoon van Amos, in een visioen ontving.
2 Op het einde der dagen zal het gebeuren,
dat de berg van het huis van Jahwe vast zal staan
als de eerste der bergen, verheven boven de heuvels.
En alle volken stromen naar hem toe,
3 naties gaan op weg en zeggen:
`Komt, laat ons gaan naar de berg van Jahwe,
naar het huis van Jakobs God.
Dan zal Hij ons zijn wegen wijzen,
en wij zullen zijn paden bewandelen.
Ja, uit Sion komt Gods onderricht,
uit Jeruzalem het woord van Jahwe.'
4 Hij zal recht doen tussen de vele volken, en machtige naties tuchtigen.
Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen
en hun speerpunten tot sikkels.
Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander
en de oorlog leren ze niet meer.
5 Huis van Jakob, komt, laat ons wandelen in het licht van Jahwe.

Lezing uit Hans AUSLOOS en Bénédicte LEMMELIJN, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen:

Het vredevolle samenleven van dieren
die elkaar in normale omstandigheden zouden verscheuren
wordt in deze teksten een symbolische verzuchting naar een nieuwe tijd,
waarin andere regels gelden, met name die van Gods rijk van vrede.
Overigens is het wellicht niet oninteressant op te merken
dat het in deze een beeld betreft
dat blijkbaar ook vandaag nog tot de verbeelding spreekt.
Lichtelijk gewijzigd kan het idyllische tafereel van Jesaja overigens ook herkend worden in de Warner Bros productie De kleine ijsbeer,
waarin Lars, de ijsbeer, vriendschap sluit met Robbie, de zeehond.
Deze voorheen onmogelijke vriendschap (ijsberen eten zeehonden)
én sociaal onaanvaardbare vriendschap
(de oude beren in de gemeenschap spreken er schande van)
luidt uiteindelijk een nieuw tijdperk met nieuwe regels in:
zeehonden zullen de beren helpen voedsel te vinden
en de beren zullen voor de zeehonden zorgen.
Tenslotte mondt de messiaanse droom van algehele vrede
in de latere bijbelboeken uit in de overwinning op de dood zelf.
In dit verband klinkt Jesaja 25, 8 veelbetekenend:
Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de Heer, wist de tranen van elke gezicht,
de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg
- de Heer heeft gesproken.
Duidelijk komt hier tot uiting dat niet alleen moord,
met andere woorden een gewelddadige dood,
maar de dood op zichzelf uiteindelijk ook moet wijken in JaHWeH’s heerschappij.
Van hieruit groeit in de latere oudtestamentische teksten
ook de hoop op opstanding en een leven na de dood.

Duiding:

In de Decaloog staat het verbod ‘Gij zult niet doden’ te lezen.
Pacifisten en antimilitaristen hebben dit vers altijd vastgegrepen
om hun verzet tegen oorlog, wapenwedloop en defensie-uitgaven
kracht bij te zetten.
Ook diegenen die opkomen tegen de doodstraf, abortus en euthanasie
kennen dit verbod goed en houden het hoog in de lucht.
Nochtans gaat het in de oorspronkelijke Decaloog daar allemaal niet over.
De Decaloog wil de relaties tussen mensen en de relatie met God regelen
en dit in zgn. apodictische rechtsformules, korte duidelijke bepalingen,
die heel algemeen zijn en zich niet bezighouden met casuïstiek
en daarom ook niet gevolgd worden door strafbepalingen in geval van overtreding.
In de Decaloog worden die rechtsformules meestal negatief geformuleerd,
dus in de vorm van verboden.
Hoewel dit voor een hedendaagse luisteraar niet zo duidelijk is,
laat de Decaloog heel wat vrijheid
omdat niet door geboden bepaald wordt wat ge moet doen.
De verboden duiden alleen een grens aan
en appelleren niet op slaafse volgzaamheid, maar op verantwoordelijkheid.
Het verbod in Exodus 20, 13 klinkt in het Hebreeuws heel kort: loo tirtzach.
Dat betekent eigenlijk: ‘gij zult niet moorden’.
Het Hebreeuwse werkwoord ratzach is inderdaad te vertalen als: moorden, vermoorden.
En dat is dan: een mens doden, van het leven beroven en dat zonder goede reden,
eigenlijk: zonder wettelijke reden.
Maar in de visie van het Oude Testament vermoordt je ook iemand
door het wegnemen, het wegroven van wat men nodig heeft om te leven,
het roven of vernietigen van de levensmogelijkheden en dit door
uitbuiting, kwaadsprekerij, vals getuigen, stelen en roven.
Vandaar dat de verboden in de Decaloog daarover
niets nieuws toevoegen aan dit verbod om te moorden.
De vertaling ‘Gij zult niet doden’ is een vertaling
die een nog meer verruimende interpretatie van het Decaloogverbod weerspiegelt.
Jezus zelf gaat nog een stap verder.
Hij stelt immers dat het moorden al begint
bij een innerlijke gesteldheid van wrok, haat en onbarmhartigheid.
Voor Jezus is vergeving weigeren en onbarmhartig zijn gelijk aan moord.
En vervolgens buigt Hij het verbod om te moorden om
tot het gebod om lief te hebben, om zorg te dragen
voor het leven en welzijn van je medemens, ook van je vijand.
In plaats dus van het leven en de levensmogelijkheden
van een medemens te vernietigen, moet men tot het leven
en het geluk en het welzijn van medemensen bijdragen.
Welke motivatie steekt er nu achter dat verbod?
Hoezeer het respect voor het leven nu een algemeen aanvaard menselijk principe is,
het is goed te beseffen dat het oorspronkelijk motief achter dit respect
van religieuze aard is: omdat we het leven ontvangen hebben van God,
behoort het leven dus aan de gever en komt het slechts aan Hem toe het ook te nemen.
Bovendien komt daar in Israël nog het besef bij
dat de mens beeld en gelijkenis van God is.
Dat motiveert niet alleen het respect voor de medemens
omdat de medemens beeld van God is,
dat motiveert ook de houding van barmhartigheid van mij voor de medemens,
omdat ik door mijn barmhartigheid en liefde beeld van God ben.
Hoewel God in het Oude Testament vaak als heel oorlogszuchtig en gewelddadig
wordt voorgesteld en Hij zelf het doden van mensen opdraagt,
hoewel God in het Oude Testament vaak als de verlener van kracht en bijstand
voor oorlogvoerende koningen en soldaten geldt,
- zoals straks in onze psalm aan bod komt -
toch is er steeds meer ruimte voor een messiaans visioen
waarin gedroomd wordt van een wereld
waarin een paradijselijke vrede en harmonie onder alle mensen bestaat
en van doden en gedood worden geen sprake meer is:
geen doden en moorden meer binnen de eigen gemeenschap,
geen doden meer van andere volkeren, er zijn dus geen vijanden meer.
Het ontbreken van de natuurlijk agressie en doden onder dieren
wordt een geliefkoosd beeld van die vredevolle toekomst.
We kennen allen deze messiaanse visioenen uit de profeet Jesaja:
11,6De wolf en het lam wonen samen,
de panter vlijt zich neer naast het bokje,
het kalf en de leeuw weiden samen:
een kleine jongen kan ze hoeden.
7De koe en de berin sluiten vriendschap,
hun jongen liggen bijeen.
De leeuw eet haksel als het rund,
8de zuigeling speelt bij het hol van de adder,
het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
9Niemand doet nog kwaad
of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg;
want de kennis van Jahwe vervult het hele land,
zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.
In deze context gelezen wordt het verbod
‘Gij zult niet moorden’ geïnterpreteerd als:
‘Gij zult u gedragen als mensen van de nieuwe wereld.’
Het is nu duidelijk dat dit gedrag het gevolg is
van een nieuwe mentaliteit, van een ingesteldheid,
het gevolg van de gave van Gods Geest,
een gevolg van het feit dat God zijn wil, zijn geboden en verboden,
gegrift heeft in het hart van de mens.
Barmhartigheid, vredelievendheid, respect en zorg voor de medemens
is een uiting van en een gevolg van bekering:
minder ik en meer de ander.
De evangelielezing van zondag laatst op 11 november was bijzonder leerzaam!
We vierden op die dag trouwens ook
één der meest vereerde heiligen van Europa:
de heilige Martinus van Tours, Sint Maarten.
Hij begon zijn leven als heilige – althans volgens de legende – als soldaat,
en wel met een gebaar dat een beetje gelijkenis vertoont
het de offergave van de arme weduwe,
waarover we in het evangelie het relaas mochten horen.
We lazen: zij offerde van haar armoe al wat ze bezat,
alles waar ze van leven moest.
Sint-Maarten gaf de helft van zijn soldatenmantel aan de arme.
Dat is niet alles, maar als die mantel deel uitmaakte van een soldatenuniform,
dat niet je bezit is en dat je dus niet zomaar weg te geven hebt,
dan is zijn gebaar misschien geen zo’n geweldige gave
maar is het delen ervan wel een gedurfd gebaar, één vol symboliek.
Het is het begin van het afleggen van een soldatenbestaan, van een nieuw leven,
van een nieuwe wereld.
En wat zowel de arme weduwe als Sint-Maarten doen
is iets waarmee de oorlogen uiteraard allemaal onmiddellijk zouden eindigen:
het negeren van een bevel, het handelen tegen de orders in.
Ik verklaar me nader.
In het geval van Sint-Maarten is dat duidelijk.
Hij overtrad een militaire code: je uniform is niet je eigendom,
je doet er niet mee wat je wil, je geeft het dus niet weg.
Het offer van de weduwe is een overtreden van de code van de zelfzorg,
die zegt dat je zoveel mogelijk moet trachten te hebben,
eigenlijk meer dan het nodige,
de code die zegt dat je liefst zo weinig mogelijk deelt
en liefst zoveel mogelijk voor jezelf houdt
en vooral toch datgene wat het enige is waar je van leven moet.
En de wereld en de reclame houden ons voor dat we veel nodig hebben!
Vrede is het gevolg van verzet tegen de normen van de wereld.
Deze die onenigheden, conflicten en uiteindelijk oorlog veroorzaken,
de codes, normen en bepalingen van de individuele of collectieve zelfzucht,
de codes, normen en bepalingen die de wereld regeren en ons leven bepalen.
En die worden in stand gehouden door de wijdverbreide gedachte
dat je waarde en aanzien als mens stijgt naarmate je meer hebt,
bezit, weet, kent, kunt, durft.
Vandaar de ongebreidelde drang naar vrijheid en mogelijkheden
tot individuele zelfontplooiing.
We kunnen de Duitsers verwijten
dat ze ook in WOI op zoek waren naar ‘Lebensraum’.
Maar wat dan te zeggen van de vele optrekjes aan onze noordergrens
in de Kempische bossen?
We kunnen de Duitsers en de oorlogvoerende overheden verwijten
dat ze miljoenen levens vernietigd hebben,
maar durven we ook toegeven dat onze steeds meer consumerende levensstijl
de vernietiging inhoudt van het milieu
en de onrechtvaardigheid en de armoede in de wereld in stand houdt?
Geloof me: de vluchtelingen van deze economische ‘strijd’ om steeds meer
zullen blijven komen en we hoeven om hen te helpen
niet offeren van onze armoede, zeker niet alles waar we van moeten leven.
We hoorden op het feest van Allerheiligen in de evangelielezing,
de lezing van de Zaligsprekingen van de Bergrede:
Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Vrede brengen doen we niet alleen door in deze dagen
met de nodige interesse en eventueel met de nodige ontroering
terug te denken aan de Groote Oorlog.
Mooi, misschien noodzakelijk, maar compleet onvoldoende.
De wereldvrede vraagt een radicale bekering van éénieder,
een denken en een levensstijl waarin minder ‘ik’
en meer de ‘ander’ aan bod komt.
En ik durf zeggen: een leven waarin God meer aan bod komt.
Niet de “God mit uns”, een letterlijke vertaling van ‘Immanuël’,
een slogan waarin de strijdende Israëlieten
en alle strijdende partijen van WOI geloofden.
Alleen de Duitsers hadden het lef om die op hun koppelriem te zetten.
Wel de God die met de arme weduwe is
en wiens Geest Sint-Maarten bezielde om tegen orders in te gaan
en een leven te leiden waarin Gods Geest aan bod komt,
Er valt natuurlijk na te denken
over zoiets als een gerechtvaardigd gebruik van geweld.
Maar Mahatma Gandhi verkreeg onafhankelijkheid door geweldloos verzet.
Dat verzet vraagt dat je natuurlijk bereid bent je leven te geven.
Vele Indiërs zijn in de strijd om onafhankelijkheid gestorven.
Maar geen 10.000.000 miljoen.
De oplossing voor het grote vraagstuk van de wereldvrede is spiritueel.
Velen verwijten religies dat ze oorlogen veroorzaken.
Dat verwijt kan terecht klinken.
Maar dan is de God die daarbij omhooggestoken wordt een afgod.
Reeds in het OT kwam men tot dat inzicht.
Dat mensen niet altijd naar hun diepste en meest juiste inzichten handelen
hebben we ondertussen al eeuwen ondervonden.
En de meest juiste inzichten komen vanuit visioenen.
Met betrekking tot samenleven visioenen van vrede en rechtvaardigheid.