PSALMEN: GEDICHTEN EN GEBEDEN VOL LEVEN 150
PSALMEN: GEDICHTEN EN GEBEDEN VOL LEVEN
Ps 139
1Voor de koorleider. Van David. Een psalm.
Heer, Gij doorgrondt en Gij kent mij,
2 Gij weet van mijn zitten, mijn opstaan,* Gij verstaat mijn gedachten van verre;
3 mijn op weg zijn keurt Ge, mijn rusten, al mijn wegen zijn U vertrouwd.
4 Want er komt geen woord op mijn tong, of zie, Heer, Gij kent het volkomen.
5 Achter mij zijt Gij, voor mij, rondom mij: Gij hebt uw hand op mij gelegd.
6 Dit te vatten - het is mij te wonderbaar, te verheven - ik reik er niet toe.
7 Waar zou ik uw geest ontkomen? waar zou ik uw aanschijn ontgaan?
8 Klom ik op tot de hemel - Gij waart er, lag ik neer bij de doden - daar staat Gij,
9 sloeg ik dageraadsvleugelen uit, streek ik neer aan de uiterste zeekust,
10 ook daar zou uw hand mij geleiden, hield mij uw rechterhand vast.
11 Sprak ik: 'mij mag het duister omsluiten, het licht worde nacht om mij heen'
12 voor u heerst in het duister geen duister: lichtend is de nacht als de dag,*
de duisternis is gelijk licht.
13 Gij zijt die mijn kern hebt gevormd,
die mij weefde in de schoot mijner moeder,
14 en ik loof U in het besef
dat ik ben eerbiedwekkend van maaksel,* een wonder is wat Gij schiep.
Mijn wezen kent Gij volkomen.
15 Mijn oorsprong was U niet verholen* toen ik in het verborgene gevormd werd,
als in diepten der aarde ontworpen. 16 Uw oog zag mij, vormeloos nog:
in uw boek waren alle geschreven de dagen dezer formering,*
toen er nog niet een daarvan was.
17 Te groots voor mij, God, uw gedachten, te machtig daarvan de som,*
18 zomin als woestijnzand te tellen.
Was ik radeloos –
nog was ik bij U.
19 Sla dan, God, de afvalligen neer:
- o had van hun moordzucht ik vrede!
20 zij blijven u tarten, arglistig,
noemen zich in hun waan uw bestrijders.
21 Zou ik, Heer, uw haters niet haten, niet met afschuw zien die U trotseren?
22 ik haat hen, mijn haat is volstrekt: tussen ons moet het vijandschap zijn.
23 Doorgrond mij, God, ken mijn hart, toets mij, weet mijn verborgen gedachten,
24 zie of niet mijn weg mij verkeerd leidt: wijs de weg van de eeuwigheid mij.
Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Duiding bij de Ps 139
Ps 139 mogen we beschouwen als een lof - en dankpsalm.
God wordt er geëerd om zijn wijsheid, zijn nabijheid en zijn grootheid.
Er is bewondering en verwondering voor de schepping en ook voor de schepping die we zelf zijn.
Maar de psalm eindigt als een smeekpsalm
en vraagt God om toch maar niet op het verkeerde pad terecht te komen:
Doorgrond mij, God, ken mijn hart,
toets mij, weet mijn verborgen gedachten, zie of niet mijn weg mij verkeerd leidt:
wijs de weg van de eeuwigheid mij.
Deze verzen lijken wat overeen te stemmen met de laatste bede van het Onzevader:
Breng ons niet in beproeving, maar verlos ons van het kwade. In het getijdengebed van de Kerk komt Ps 139 aan de beurt in het avondgebed op de vierde woensdag.
Gelezen onderricht otober 2025
PSALMEN: GEDICHTEN EN GEBEDEN VOL LEVEN
PSALM 131
Antifoon: Heer, niet verheft zich mijn hart, mijn ogen vermeten zich niet.
1 Een bedevaartslied. Van David.
Heer, niet verheft zich mijn hart, mijn ogen vermeten zich niet.
Ik begeef mij niet in wat te groot is, te wonderbaarlijk voor mij.
2 Neen, bedaren liet ik, verstillen bedaren, verstillen mijn ziel
als een kind bij zijn moeder geborgen; als dat kind zo voel ik mijn ziel.
3 Dat Israël wachte de Heer, van thans tot in eeuwigheid.
Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne
zo zij het thans en voor immer;*
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
tekst en Onderricht op 17 september 2024*
PSALMEN: GEDICHTEN EN GEBEDEN VOL LEVEN
136 Als bronwellen vloeien mijn tranen: omdat men uw wet veronachtzaamt.
Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer*
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.