Tekst en Onderricht januari 2017
10 januari 2017
uw wil geschiede
op aarde zoals in de hemel.
ONZE GRONDHOUDING: GODDELIJKE LIEFDE
“De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde.” (1 Johannes 4,7- 5,4)
Bijbellezing uit de eerste brief van de apostel Johannes (4, 7-24):
4 7 Vrienden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God.
Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God.
8De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde.
9 En de liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard
doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft,
om ons het leven te brengen.
10 Hierin bestaat de liefde:
niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad,
en Hij heeft zijn Zoon gezonden
om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen.
11 Vrienden, als God ons zozeer heeft liefgehad,
moeten ook wij elkander liefhebben.
12 Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben,
woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.
13 Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons,
dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest.
14 En wij, wij hebben gezien en wij getuigen,
dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de Heiland van de wereld te zijn.
15 Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is,
woont God in hem en woont hij in God.
16 Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem.
17 Onze liefde is volmaakt, als wij vertrouwvol uitzien naar de dag van het oordeel, omdat wij in deze wereld leven volgens het voorbeeld van Christus.
Liefde laat geen ruimte voor vrees.
18 De volmaakte liefde drijft de vrees uit,
want vrees duidt op straf en wie vreest is niet volgroeid in de liefde.
19 Wij hebben lief, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad.
20 Maar als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat,
is hij een leugenaar.
Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft,
kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien.
21 Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen:
wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben.
Iedereen die gelooft dat Jezus de verlosser is, is een kind van God.
Welnu, wie de vader liefheeft bemint ook het kind.
2 Willen wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden,
dan moeten wij ook Gods kinderen liefhebben. Dat is onze maatstaf.
3 God beminnen wil zeggen zijn geboden onderhouden,
en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden,
4 want ieder die uit God geboren is overwint de wereld.
En het wapen waarmee wij de wereld overwinnen is geen ander dan ons geloof.
Lezing uit: Reinhard KÖRNER,
Het onzevader. Spiritualiteit vanuit het gebed van Jezus
Voor het taalgebruik van vroegere tijden had dit begrip een veel ruimere inhoud. Het drukte uit wat een mens fundamenteel en heel in het algemeen “wil”, denkt en voelt. In die betekenis zouden wij nu niet van “wil” sprken, maar van iemands “instelling” of “grondhouding”, van zijn hele “mentaliteit”. Ook het Matteüs-vers in het ONZEVADER dient zo te worden verstaan. “In Jezus’ moedertaal,” legt Heinz Schürman uit, “heeft het woord ‘wil’ veel meer inhoud en een veel ruimere betekenis dan in onze taal. Gods wil is zijn ‘welbehagen’, dat wat God van oudsher wil en plant en wat Hem verheugt als het gerealiseerd wordt en tot stand komt.” In diezelfde zin schrijft ook Romano Guardini:
“De wil van God is een oneindige rijkdom en iets heel essentieels. Het is iets wat heel diep, nabij en levendig is en ons hart en het diepste van ons wezen raakt. Gods wil is dat wat Hij op heilige wijze voorheeft met de wereld en met ons. Zijn eeuwig raadsbesluit, gedachten van zijn wijsheid, de macht van zijn ernst, het liefdevol verlangen van zijn hart.”
Het bijbelse begrip “wil van God” is zo rijk aan inhoud dat Romano Guardini dit vers zelfs als een sleutel tot het hele ONZEVADER beschouwt, als “toegang tot het geheel van deze zinnen”.
Overigens moeten we ook in dit geval bedenken dat het in dit vers gaat om de wil van een God die een abba is, een God van louter liefde. Inhoudelijk preciezer mogen we dus vertalen: Abba, jouw instelling ten opzichte van ons mensen en van de hele schepping moge ook onze grondhouding zijn!
Het gaat er dus niet om dat ik mijn wil moet buigen voor God. Dat zou inderdaad een onverdraagbare aanval op mijn persoonlijkheid zijn – zelfs als hij van God uitging. Jezus is er juist veel aan gelegen om mijn persoonlijkheid op te bouwen, te verheffen en te sterken! Hij wil dat ik me de beste, de echt menswaardige instelling eigen maak.
Duiding
Het staat voor bijna alle exegeten zo goed als vast
dat de bede uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel
een toevoeging is van de redactor van het Mt-evangelie.
Het is best mogelijk dat deze toevoeging reeds aanwezig was
in de versie van het Onzevader dat men bad in de gemeenschap
waar het Mt-evangelie zijn oorsprong vindt.
En het is voor velen evident dat ofwel de biddende gemeente of de redactor zelf
de inspiratie voor deze toevoeging gevonden hebben in het Marcus-evangelie
en wel in het gebed van Jezus in de hof van Olijven.
We lezen in Mc 14,36:
“Abba, Vader,” zo bad Hij, “voor U is alles mogelijk;
laat deze beker Mij voorbijgaan.
Maar toch: niet wat Ik maar wat Gij wilt.”
In het verleden werd beweerd dat deze toevoeging
een verduidelijkende herhaling zou zijn van de eerste twee beden
uw Naam worde geheiligd en uw Rijk kome.
Maar deze toevoeging ademt wel helemaal de geest,
de gezindheid, de ingesteldheid van Jezus uit
en drukt volmaakt uit wie Hij was en wat Hij wilde zijn en doen.
Zo lezen we in het Johannesevangelie:
“Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft
en zijn werk te volbrengen.” (Jo 4, 34)
De toevoeging bevat twee delen:
uw wil geschiede en op aarde zoals in de hemel.
Het is volkomen correct op aarde zoals in de hemel
niet alleen op de bede uw wil geschiede
maar ook op de twee voorgaande
uw Naam worde geheiligd en uw Rijk kome te laten slaan.
Bij de aanspreking ‘Vader’ plaatste de Mt-redactor ook al aanvullingen:
onze en in de hemelen.
Dat meervoud hemelen is in onze nieuwe liturgische versie van het OV weggevallen.
Daarmee valt ook het verschil weg met het enkelvoud van zoals in de hemel.
Nochtans heeft de evangelist dat verschil duidelijk vooropgezet.
Want wil de uitdrukking ‘Vader in de hemelen’ enkel duidelijk maken
dat God geen aardse, biologische vader is,
het begrip ‘hemel’ duidt nu de goddelijke sfeer aan, het goddelijk milieu,
waar God is, bij God.
En de zin op aarde zoals in de hemel
slaat wel degelijk op de wens, het verlangen en de bede
dat de aarde een afspiegeling zou zijn van de hemel,
dat de mens een afspiegeling zou zijn van God,
zijn beeld en gelijkenis,
uiteraard geen uiterlijke gelijkenis,
maar een gelijkenis van ingesteldheid, van Geest, van wil.
Het is precies om deze gelijkenis te realiseren
dat God zijn wil in het hart van de mens plant,
dat God de mens vervult met zijn Geest, met zijn ingesteldheid,
dat Hij hem zijn levensadem inblaast.
Dit voor ogen houdend wordt een eventuele leesfout vermeden.
De drie zgn. uw-beden,
uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome, uw wil geschiede,
vermelden niet door wie de Naam moet geheiligd worden,
noch wie er voor moet zorgen dat het Rijk komt en de wil van God geschiedt.
Bij de eerste en tweede bede wordt allang niet meer gedacht
dat de mens hier de handelende persoon is.
God is de initiatiefnemer en er wordt gebeden dat God ‘in actie schiet’.
Maar bij de derde bede worden de blikken naar de mens gekeerd.
Het is duidelijk dat de mens de wil van God moet doen,
moet doen wat God wil, Gods wil in zijn leven en in de wereld moet laten geschieden.
Neen, ook hier is God de handelende persoon
die ervoor zorgt dat zijn wil geschiedt.
Maar Hij handelt in en door en met mensen die met zijn wil instemmen.
En dat geldt ook voor de heiliging van zijn Naam en de komst van zijn Rijk.
In Gods heilsplan is de mens niet als een willoos instrument.
De mens moet degelijk wel willen wat God wil,
instemmen met zijn heilsplan voor de mensen.
De oude Romeinen stelden:
Hetzelfde willen en hetzelfde niet willen, dat is ware vriendschap.
Tot zijn leerlingen zegt Jezus bij zijn afscheid:
Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied. (Jo 15, 14)
En wat Hij gebiedt is te leven
met zijn gezindheid van totale en onvoorwaardelijke liefde
zoals Hij leefde met de gezindheid van Gods totale en onvoorwaardelijke liefde:
Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad.
Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven,
gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf.
Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.
Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. (Jo 15, 9-12)
Inderdaad, wat God wil is liefde,
en alles wat wij doen kan en mag en moet uitdrukking zijn,
openbaring zijn van die liefde.
Uw wil geschiede is dan de bede
dat Gods liefde in ons en met en door ons mag geopenbaard worden,
dat wij niet een wil-loos maar en ge-wil-lig instrument van zijn liefde worden.
En dit verlangen van God is ook al een uiting, een element van zijn liefde
want daarmee heeft Hij alleen onze volkomen vrede en vreugde op het oog.
Er zijn nog andere interessante Bijbelse plaatsen waar Gods wil aan bod komt
en die we op de achtergrond van de bede van het OV horen meeklinken:
Zo is er Jesaja 46, 11:
Wat Ik heb gezegd, dat doe Ik gebeuren, Ik vorm een plan en voer het uit.
Verder is er een vers in de Psalm die we straks bidden, Psalm 103, 20-21:
Looft de Heer, gij zijn engelen, sterke strijders, volvoerend zijn woord,
gij die zijn bevelen moogt horen;
looft de Heer, al zijn hemelse scharen, gij dienaren, volvoerend zijn wil.
Verder in het Matteüsevangelie zelf:
Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer!
zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen,
maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. (7,21)
en:
Ziedaar mijn moeder en mijn broeders;
want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij
die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel. (12,46)
Uit wat we tot nu toe gesteld hebben moet duidelijk zijn
dat met ‘de wil van God’ niet een individualistisch plannetje bedoeld wordt,
iets in de zin van ‘mijn willetje’, dat wat hier en nu moet gebeuren:
“Ik wil pizza!” – “Ik wil gaan bowlen.” – “Ik wil naar Weba in Gent.” “En ik, naar Deinze.”
Meteen is ook duidelijk dat je de wil van God ook niet
achter al zo’n menselijke voornemens moet gaan zoeken:
De vraag: “Mag ik nu van God pizza eten, beantwoordt dat aan zijn wil?”
is een er-niet-toe-doende vraag.
Over zo’n vragen en daaruit volgende bepalingen en spijswetten zegt Jezus:
Hij antwoordde hun: “Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven: Dit volk eert Mij met de lippen,
maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen. (Marcus 7,7-8)
Met ‘wil’ wordt hier bedoeld: een fundamentele ingesteldheid,
datgene waarin ik de zin zie van mijn bestaan, wie ik echt wil zijn,
wat ik echt wil doen, mijn levensproject,
wat mij vreugde verschaft.
En Gods project is dat van een onvoorwaardelijk liefhebbende vader,
Gods levensproject is onze volkomen vrede en vreugde.
Gods wil doen is met dat project instemmen.
Daarvoor hoef ik niet angstig over alles wat ik concreet doe
de vraag te stellen of het wel aan Gods wil beantwoordt.
Hier mogen we ons laten leiden door het woord van de heilige Augustinus:
Bemin en doe wat je wil.
Er zijn mensen die voortdurend proberen te achterhalen wat God wil
en daartoe op zoek zijn naar signalen en tekens.
Het gevaar is al te groot dat ze zich wat inbeelden
en hun inbeeldingen voor de wil van God houden.
Je kunt evengoed met de dobbelsteen gooien.
Gods wil lees je echter niet af uit de ogen van een dobbelsteen,
net zo min als uit de lever van een kip of uit een pendelroede.
Het enige wat telt is:
doe ik iets uit en met liefde,
en het mag soms wel eens een gezonde eigenliefde zijn.
Nog erger is het Gods wil te beschouwen
als een door God vooraf bepaald plan met mijn leven.
Dit zgn. deterministische fatalisme is absoluut onevangelisch.
Vooral als je dan bij ziekte, lijden en dood aan Gods wil gaat denken als straf
of aan Gods genade en beloning als het je goed gaat in het leven.
Het is zeer goed bij ziekte en lijden en kwaad te oorzaken te zoeken
waar ze te zoeken en te vinden zijn: in de natuur en bij de mens.
In deze zin dient ook de kruisdood van Jezus niet als Gods wil beschouwd te worden.
God heeft de kruisdood van Jezus niet gewild als zoenoffer.
Het zijn de Joodse en Romeinse overheden die Jezus’ dood wilden.
Als Jezus bidt in de hof van Olijven: uw wil geschiede,
dan stemt Hij in met zijn zending tot het uiterste:
de Christus te zijn en daarvan te getuigen.
Die getuigenis koste Hem het leven.
Tenslotte: Gods wil klinkt niet als een menselijk bevel.
De wil van God doen is niet hetzelfde als menselijke bevelen uitvoeren
die helaas al te vaak als wil van God opgelegd zijn.
Vandaar dat een criterium om menselijke bepalingen te beoordelen is:
beantwoorden ze aan Gods project:
vrede, vreugde, rechtvaardigheid, liefde.