Tekst en Onderricht februari 2017
14 februari 2017:
Geef ons heden ons dagelijks brood
ALLEEN WAT WE NODIG HEBBEN…
“Verzamelt u geen schatten op aarde.” (Matteüs 6, 19-33)
Bijbellezing uit het evangelie van Matteüs (6, 19-33)
19Verzamelt u geen schatten op aarde,
waar ze door mot en worm vergaan
en waar dieven inbreken om te stelen;
20maar verzamelt u schatten in de hemel,
waar ze niet door mot of worm vergaan
en waar dieven niet inbreken om te stelen.
21Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
22De lamp van het lichaam is het oog.
Wanneer dus uw oog helder is, zal heel uw lichaam verlicht zijn.
23Is echter uw oog slecht, dan is heel uw lichaam duister.
Indien dus zelfs uw innerlijk licht duister is,
hoe erg zal dan de duisternis zijn!
24Niemand kan twee heren dienen:
hij zal de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten.
Gij kunt niet God dienen en de mammon.
25Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven,
wat ge zult eten en wat ge zult drinken,
en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken.
Is het leven niet meer dan het voedsel
en het lichaam niet meer dan de kleding?
26Let eens op de vogels in de lucht:
ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren,
maar uw hemelse Vader voedt ze.
Zijt gij dan niet veel meer dan zij?
27Trouwens, wie van u is in staat
met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?
28En wat maakt gij u zorgen over kleding?
Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen.
29Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht
was niet gekleed als een van hen.
30Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat
en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt,
hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?
31Maakt u dus geen zorgen over de vraag:
wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken?
32Want dat alles jagen de heidenen na.
Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt.
33Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid:
dan zal dat alles u erbij gegeven worden.
Lezing uit: Reinhard KÖRNER,
Het onzevader. Spiritualiteit vanuit het gebed van Jezus
Want de mens leeft nu eenmaal echt niet “van brood alleen” (Mt 4,4), zoals de volgende regels van de protestantse theologe Dorothee Sölle ons kunnen verduidelijken:
“De mens leeft niet van brood alleen, hij sterft zelfs van brood alleen, een alomtegenwoordige, verschrikkelijke dood, de dood door brood alleen, de dood door verminking, de verstikkingsdood, de dood van alle relaties. De dood die ons nog een beetje verder laat vegeteren omdat de machine nog aan de gang blijft, de vreselijke dood van het gebrek aan relaties: we ademen nog, we consumeren maar door, we scheiden uit, we voeren uit, we produceren, we praten nog tegen onszelf en leven toch niet.”
Wat Dorothee Sölle vastgesteld heeft, is ook typisch voor de situatie binnen de kerken. Maar het doet pijn, dat als christenen toe te moeten geven. Als we echter eerlijk willen blijven, kunnen we daar niet omheen. In onze parochies zijn er zoveel gelovigen, we hebben zoveel religieuzen, zoveel mannelijke en vrouwelijke zielzorgers, zoveel priesters tot op de bovenste sporten van de ladder die bezig zijn van brood alleen te sterven! Dat is niet de hele werkelijkheid maar het is toch een deel van de werkelijkheid waar je niet langs kunt kijken. Er zijn teveel hongerige mensen die in onze godshuizen naar “wezenlijk” voedsel zoeken en het niet vinden. Ze lopen ons niet achterna, velen lopen zelfs weg. “Jullie moeten hun te eten geven”, zegt Jezus in het verhaal over de broodvermenigvuldiging tegen de leerlingen en wij ‘christenen van vandaag’ willen toch ook zijn leerlingen zijn. Het brood dat de aarde voortbrengt, is ons brood! Het behoort toe aan alle bewoners van de aarde, niet enkel aan een paar welvarenden. Maar ook “elk woord uit de mond van God” (Mt. 4,4) is brood voor de wereld! We moeten niet enkel ons brood met elkaar delen, maar ook ons geloof.
Onderricht:
Geef ons heden ons dagelijks brood.
Deze bede van ons Onzevader is geen letterlijke vertaling van een Griekse tekst.
Noch bij Matteüs, noch bij Lucas staat dit te lezen.
Het is wel de Nederlandse vertaling van de Latijnse vertaling van de Lucas-tekst,
een Latijnse vertaling die tot op heden gebruikt wordt:
panem nostrum quotidianum da nobis hodie.
Maar dat is een niet correcte vertaling van de Lucastekst.
Want bij Lucas lezen we niet geef ons heden, vandaag,
maar wel: geef ons iedere dag.
Het is bij Matteüs dat we lezen: geef ons heden.
Maar zowel bij Lucas als bij Matteüs staat in de Griekse tekst bij ons brood
een bijvoeglijk naamwoord, épiousion,
dat is onze bede vertaald wordt door dagelijks.
Lange tijd wist men echter niet wat dit woord betekende.
Hiëronymus, die volgens de traditie voor de Latijnse vertaling zorgde,
vertaalde het in zijn vertaling van de Matteüs-versie met supersubstantialem,
hetgeen zoiets als bovenwezenlijk betekent.
Vertaal je dan de Matteüs-versie in het Nederlands, dan bekom je zoiets als:
geef ons heden ons bovenwezenlijk brood..
Wat zou dat dan kunnen betekenen?
Men vond dat bijvoeglijk naamwoord épiousios in geen enkel Grieks geschrift terug,
alleen dus in het Onzevader in de evangelies van Matteüs en Lucas.
Gelukkig vond men in de vorige eeuw een stukje papyrus met een Griekse tekst,
eigenlijk een boodschappenlijstje, met daarop dat fameuze woord
bij enkele van de markt mee te brengen voedingswaren, waaronder brood.
De betekenis werd dan duidelijk: brood voor vandaag,
het brood dat we vandaag nodig hebben.
Als dan blijkt dat Matteüs de oorspronkelijke versie van de broodbede heeft,
dan kunnen we de broodbede die uit de mond van Jezus klonk reconstrueren als:
geef ons vandaag ons brood dat we vandaag nodig hebben.
Er wordt in ieder geval niet gevraagd om een voorraad voor langere tijd.
Deze betekenis stemt overeen met de oorspronkelijke bedoeling van het gebed.
We benadrukken hier nogmaals dat Jezus dat gebed leert aan zijn leerlingen,
en alleen aan zijn leerlingen, niet aan ‘het volk’.
Ook de gebedscatechese waarin het Onzevader bij Lucas voorkomt
en de bergrede waarin het Onzevader bij Matteüs te vinden is,
zijn in die evangelies onderrichten die alleen voor de leerlingen bestemd zijn.
De filmische voorstelling van Jezus die op een berg een grote menigte toespreekt
en die een beetje in het collectief geheugen geprent is,
is niet datgene wat in het evangelie te vinden is.
Het Onzevader is een gebed voor de leerlingen,
voor hen die Jezus geroepen heeft om te delen in zijn zending,
daartoe huis en akkers en boten en familie verlaten hebben
en met Jezus door het land trekken op een soort van bekeringstocht.
Als Jezus dan die leerlingen uitzendt om op hun beurt
de mensen tot bekering en geloof in de Blijde Boodschap op te roepen,
drukt hij hen op het hart geen materiële voorzieningen te treffen.
In het Matteüsevangelie lezen we dan als Jezus de twaalf uitzendt:
Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven
om er uw gordels mee te vullen.
10Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg, geen tweede onderkleed,
geen schoeisel of stok, want de arbeider is zijn onderhoud waard.
11Als gij in een stad of in een dorp komt,
onderzoekt dan wie waard is u te ontvangen,
en verblijft daar tot gij weer vertrekt.
Bij Marcus lezen we dat ze ook geen voedsel moeten meedragen,
Net als Jezus en zijn gezelschap moeten ze voor hun materiële noden
vertrouwen op een nieuwe familie, toehoorders die sympathiseren met de zaak.
De leerlingen moeten zich vooral bekommeren om het woord Gods,
om het verkondigen en zoeken naar het koninkrijk.
Ook de Bijbeltekst die we vandaag gelezen hebben,
eveneens een fragment uit de Bergrede, bestemd voor de leerlingen, de zendelingen,
past volledig in de vermaning van Jezus,
dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over wat ze zullen eten.
Hun vertrouwen in de Vader moet zich uitdrukken
in vertrouwen in de solidariteit van mensen die door het woord geraakt worden.
In de broodbede vragen ze dan ook alleen het nodige brood
om een dag hun zending verder te kunnen zetten.
Met brood wordt het platte ronde gerstebrood bedoeld.
Tarwebrood was voor de rijken.
Maar ‘brood’ staat hier ook wel voor al het nodige voedsel,
voedsel om één dag verder te kunnen gaan.
Dat noodzakelijke dagelijkse voedsel
was voor veel mensen in die tijd niet vanzelfsprekend.
En dus ook niet meer voor de leerlingen,
die de al wankele zekerheid van het bestaan hadden opgegeven.
Kortom:
de broodbede maakt duidelijk dat we niet meer voedsel verlangen dan wat nodig is,
dat het Rijk Gods onze eerste bekommernis moet wezen
en dat we niet moeten gericht zijn op het opstapelen van grote voedselvoorraden.
Dat is ook de teneur uit het Bijbelfragment van deze avond
en uit tal van andere vermaningen en parabels.
Als we het Onzevader tot ons gebed maken
- en dat mogen we, omdat ook wij allen leerlingen zijn –
dan weten we nu met welke ingesteldheid we die broodbede formuleren
en welke betekenis ze heeft en vooral,
welke ingesteldheid er daarbij van ons verwacht wordt:
een houding van onthechting vanuit groot Godsvertrouwen
en vanuit een gerichtheid op wat echt belangrijk is.
De versie van Lucas verraadt echter
een andere context waarin het Onzevader gebruikt werd:
het samenkomen van gelovigen van een kerkgemeenschap.
Het zijn hoofdzakelijk burgers en stedelingen
die wel degelijk geen zendelingen zijn, maar mensen met gezin.
Ze bidden nu wel degelijk voor het nodige brood voor elke dag.
Toch blijft ook hier de betekenis van de broodbede tamelijk
lichamelijk-materieel en beperkt tot de groep van gelovigen.
Er is dus geen sprake van dat het gebed oorspronkelijk een
oproep inhield tot universele solidariteit of zelfs maar een universele bekommernis.
Toch gaat er in de broodbede meer schuil dan materieel-lichamelijke bekommernis.
We stelden reeds dat het gebed een houding van vertrouwen uitdrukt en vraagt.
En ook een houding van gerichtheid op wat echt belangrijk is
en een houding van onthechting.
Maar ‘brood’ heeft in de bede van Jezus ook een spiritueel-symbolische betekenis.
Vooreerst verwijst ‘brood’ hier naar het manna dat de Israëlieten in de woestijn kregen.
En ook daar mochten ze niet meer manna verzamelen dan wat voor een dag nodig was.
Ook dit was een uiting van vertrouwen in God.
De twaalf leerlingen lezen we in het zgn. bekoringsverhaal dat,
als de duivel Jezus probeert te verleiden met het nodige brood,
Jezus antwoordt met een vers uit het boek Dt, namelijk,
dat de mens niet leeft van brood alleen,
maar van alles dat uit de mond van God komt.
‘Brood’ staat ook wel degelijk symbool voor de woorden van God,
die woorden van leven zijn.
De verhalen van de broodvermenigvuldigingen zijn ook in die zin te begrijpen.
De vijf broden staan symbool voor de vijf boeken van de Thora,
de twee vissen voor de Profeten en de Geschriften.
In het gebed van de gemeente
kreeg de broodbede een steeds grotere spirituele betekenis:
het werd ook een bede om het noodzakelijke spirituele voedsel,
een bede dat het ons nooit aan het woord van God zou mogen ontbreken.
Misschien dacht Jezus door ook aan,
maar dat is niet zeker.
Helemaal zeker is dat Hij in de broodbede niet dacht aan de eucharistie.
Dat is een Middeleeuwse lezing van de broodrede.
In aansluiting met de broodrede in het Johannesevangelie,
waarin Jezus zich na de broodvermenigvuldiging voorstelt als het levende brood,
werd de bede om het dagelijks brood gelezen
als de bede om de dagelijkse gave van Christus in de eucharistie.
Ze leidde de vroomheid van het dagelijks communiceren in
en ze was zeker te vinden in de spiritualiteit van Franciscus van Assisi.
Maar bij het woord brood staat in ieder geval ook ‘ons’.
Brood is geen individueel voorrecht, het is een noodzaak,
dus een recht voor iedereen.
Je kunt de broodbede van het Onzevader niet bidden
zonder enig besef van solidariteit en verantwoordelijkheid.