Tekst en onderricht 8 januari 2019


DE BIJBEL BLIJFT INSPIREREN


NIET MET GEWELD GRIJPEN WAT MET LIEFDE GEGEVEN WORDT
“De geur van een akker die door God is gezegend.” (Genesis 27, 1-29)

Bijbellezing uit het boek Genesis:

Isaak was oud geworden en zijn ogen werden zo zwak dat hij niet meer kon zien. Daarom riep hij zijn oudste zoon Esau bij zich en zei:
`Mijn zoon.' Hij antwoordde: `Wat wilt u?'
2 Isaak zei: `Hoor eens, ik ben een oud man
en ik weet niet hoelang ik nog te leven heb.
3 Neem daarom je wapens, je pijlkoker en je boog,
ga erop uit en schiet een stuk wild voor mij.
4 Maak dan een smakelijk maal gereed, zoals ik het graag heb,
en dien het mij op, zodat ik ervan kan eten.
Daardoor zal ik de kracht krijgen om je mijn zegen te geven, voordat ik sterf.'
5 Tijdens dat gesprek van Isaak met zijn zoon Esau had Rebekka staan luisteren.
Zodra Esau erop uit was gegaan om een stuk wild voor zijn vader te schieten,
6 zei Rebekka tot haar zoon Jakob:
`Hoor eens, ik heb je vader tegen je broer Esau horen zeggen:
7 Breng mij een stuk wild en maak een smakelijk maal voor mij gereed,
zodat ik ervan kan eten.


Dan zal ik je met Jahwe's goedvinden
mijn zegen kunnen geven, voordat ik sterf.
8 Daarom, mijn zoon, moet je luisteren naar wat ik je zeg.
9 Ga naar de kudden en haal daar twee malse geitebokjes.
Dan maak ik een smakelijk maal voor je vader, zoals hij dat graag heeft.
10 Dat ga je dan aan je vader aanbieden, zodat hij ervan kan eten.
Daardoor zal hij de kracht krijgen om je zijn zegen te geven, voordat hij sterft.'
11 Maar Jakob zei tot zijn moeder Rebekka:
`Dat gaat niet. Mijn broer Esau is ruigbehaard en ik helemaal niet.
12 Als vader mij gaat betasten, denkt hij vast dat ik met hem spot,
en in plaats van zegen zal ik dan vloek over mij doen komen.'
13 Zijn moeder antwoordde hem: `Jongen, die vloek neem ik op me,
luister naar mij en ga de bokjes halen.'
14 Jakob ging ze dus halen en bracht ze aan zijn moeder.
En zij maakte een smakelijk maal gereed, zoals zijn vader het graag had.
15 Daarop haalde Rebekka de beste kleren van haar oudste zoon Esau,
die zij in huis bewaarde, en liet haar jongste zoon Jakob die aantrekken.
16 Over zijn handen en zijn gladde hals
trok zij de vellen van de geitebokjes.
17 Vervolgens gaf zij het smakelijke maal
met het brood dat zij toebereid had haar zoon Jakob in handen.
18 Die ging naar zijn vader toe en zei: `Vader.'
Isaak antwoordde: `Ja, wie ben je, mijn zoon?'
19 Jakob zei tot zijn vader: `Esau, uw eerstgeborene.
Ik heb gedaan wat u mij opgedragen hebt.
Ga overeind zitten en eet van mijn wildbraad,
dan zult u de kracht krijgen om mij uw zegen te geven.'
20 Maar Isaak zei tot zijn zoon:
`Hoe heb je dat wild zo gauw kunnen vinden, mijn zoon?'
Jakob gaf ten antwoord: `Jahwe, uw God, heeft het op mijn weg gebracht.'
21 Daarop zei Isaak tot Jakob:
`Kom eens wat dichterbij, ik wil je betasten, mijn zoon,
om te zien of je werkelijk mijn zoon Esau bent.'
22 Jakob kwam bij zijn vader Isaak staan. Deze betastte hem en zei:
`De stem is de stem van Jakob, maar de handen zijn de handen van Esau'.
23 Hij herkende Jakob niet, omdat diens handen even behaard waren
als die van zijn broer Esau. Toen was hij bereid hem zijn zegen te geven,
24 en vroeg nog eens: `Ben jij werkelijk mijn zoon Esau?'
Hij antwoordde: `Dat ben ik.' 25 Toen sprak Isaak: `Dien dan maar op.
Ik wil eten van het wildbraad van mijn zoon.
Dan zal ik de kracht krijgen om je mijn zegen te geven.'
Jakob diende op en zijn vader begon te eten.
Daarna bracht hij hem wijn en hij dronk.
26 Daarop sprak zijn vader Isaak tot hem:
`Kom hier, mijn zoon, en kus mij.'
27 Hij kwam naderbij en kuste hem.
Toen Isaak de geur van zijn kleren rook, sprak hij over hem deze zegen uit:
'Ja, de geur van mijn zoon is als de geur van een akker
die door Jahwe is gezegend,
28 Dauw van de hemel zal God je geven,
vruchtbare grond, met overvloed van koren en most.
29Volken zullen je dienen, naties voor je buigen.
Je moet heersen over je broers,
en de zonen van je moeder moeten voor jou buigen!
Wie jou vervloekt, hij zij vervloekt. Wie jou zegent, hij zij gezegend!'
(Genesis 27, 1-29)

Lezing uit Hans AUSLOOS en Bénédicte LEMMELIJN, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen:

De oudtestamentische wijsheid is gericht op
de verwerkelijking van een ‘gezegend’ bestaan in het heden.
Wat nagestreefd wordt is het ‘volle’ leven, hier en nu.
De zegen van God staat in dat verband voor een gelukkig,
‘vruchtbaar’ leven, zonder de medemens te schaden.
Deze zegen van God kan omschreven worden
als wat mensen ten diepste verheugt en vervulling brengt.
Ze gaat overigens gepaard met ‘vrede’
in de brede, bijbelse zin van het woord:
innerlijke harmonie, vrede met de naaste en vrede met God.
Tegen deze achtergrond lijkt het aangewezen te spreken over ‘waarde’,
veeleer dan over ‘zin’ met de connotatie die deze laatste term gekregen heeft.
Niet alles lijkt ‘zin’ te hebben of te krijgen
in functie van een groot(s) opzet of perspectief.
Niettemin hebben de meeste dingen wel ‘waarde’ op zichzelf.
Het gewone, oprechte leven in het nu-moment,
het rustig be-leven van alle gewone dingen,
het zorgen voor het kind en het werkelijk álles leren,
lakens verversen, wassen en strijken, wéér een keer koken…
Het zijn ontegensprekelijk dingen
die naar de ‘grote toekomst’ toe niets of weinig te betekenen hebben.
Echter, in het leven in het nu –
en dat is uiteindelijk toch de enige tijd die men leeft –
maken ze het leven aangenaam en ‘waardevol’.
Wellicht gaat het in deze overigens om echte ‘diaconie’ of dienstbaarheid.
Het gewone leven, met al zijn kleine en grote dagdagelijkse zorgen en bekommernissen,
wordt al te vaak gebanaliseerd.
Nochtans speelt het leven zich eigenlijk precies daar af.
Als de rest kan maar ‘dankzij’…

Duiding:

Het verhaal van Jakob gaat over de mens die iets wil bereiken: geluk.
Raymond van het Groenewoud zingt:
Gelukkig zijn, daarvoor zou ik alles willen geven.
Maar in het verhaal van Jakob is het:
alles doen om te veroveren en te hebben
wat ik denk nodig te hebben om gelukkig te zijn
En bij dat alles doen hoort ook leugen en bedrog.
Bij zo’n levenshouding en denkwijze hoort ook de hardnekkige overtuiging
van de maakbaarheid van het geluk.
De Bijbel spreekt deze overtuiging tegen
zonder de verantwoordelijkheid van de mens weg te nemen.
Als vrede en vreugde geschenken van God zijn
dan worden ze niet zomaar in de schoot geworpen.
We kennen dit thema maar al te goed.
Zo komen er in de Bijbel geen wonderen voor
zonder dat de mens de sprong van het geloof gemaakt heeft
of een stap gedaan heeft in de goede richting
of iets gedaan heeft dat hem of haar misschien compleet gek of verkeerd toescheen.
Een der beste voorbeelden vinden we in het verhaal van het bruiloftsfeest van Kana,
ook wel het verhaal van het wijnwonder van Kana genoemd.
Er zou van wonder geen sprake geweest zijn
indien de knechten niet gedaan hadden wat Jezus hen gezegd had te doen:
de kruiken vullen met water en dan daarvan uitscheppen en laten proeven.
Toch leert de Bijbelse spiritualiteit ons
dat we ons geen zorgen hoeven te maken over ons geluk,
zoals Jezus ons leert ons geen zorgen te maken over voedsel en kleding.
We hoeven eerst het koninkrijk van God te zoeken.
In oudtestamentische taal heet dat:
leven naar Gods geboden, Gods wegen gaan
in het leven en samenleven van iedere dag.
Dat was de boodschap die Bénédicte Lemmelijn ons gaf
in haar getuigenis in de reeks Geloven Gaat Verder – Getuigenissen van Mensen.
In de titel van haar getuigenis nam ze een vers van Psalm 23 op:
Zo zijn dan geluk en genade om mijn schreden
al de dagen van mijn leven.
In een andere vertaling van dit vers luidt het
dat geluk en genade volgen, een gevolg zijn van,
niet iets wat we achterna lopen.
Maar de mens die overtuigd is van de maakbaarheid van het geluk
doet aan ‘project-denken’: iets realiseren in de toekomst,
iets bereiken, iets veroveren.
Het is een typisch westers denken, een lineair denken, in de zin van:
ik ben hier en mijn geluk is daar in de realisatie van een project.
Ik laat mij nu door niets tegenhouden
want ik zal mijn doel bereiken
en ik zal alles en allen die in de weg staan ofwel opruimen
ofwel inschakelen in de realisatie van mijn project.
Zoals we dat project-denken nu voorstellen
is het duidelijk dat streven naar macht om het doel te bereiken,
machtsmisbruik en bedrog weliswaar niet altijd aan de orde zijn bij gelukszoekers,
maar dan toch wel constant – om Psalm 23 te parafraseren –
om hun schreden zijn en hen volgen om als helpers onmiddellijk klaar te staan.
De gelukszoeker kent wel helaas een constant onrustig leven
en zijn of haar hart blijft onrustig,
want duidelijk is dat eenmaal het begeerde verworven
en de droom gerealiseerd is, een volgend project zich zal aandienen.
De dwaasheid van een leven vanuit een lineair project-denken
wordt door Jezus scherp uitgedrukt
als Hij stelt dat we niet God en de mammon kunnen dienen
en ook in de parabel van de man die rijkdom als project had
om er dan voor lange jaren van te kunnen genieten
maar wiens leven nog dezelfde nacht opgeëist werd.
Dit lineair project-denken over geluk is natuurlijk
ook compleet tegengesteld aan een contemplatieve ingesteldheid.
Natuurlijk kunnen stichtingen van ordes en bouwen van abdijen
als projecten aangeduid worden,
maar alleen als gevolg van een beslissing om een leven te leiden
waarbij men zich van dat soort geluks-denken ontdoet
en men zich wijdt aan ‘activiteiten’ die in de ogen van de wereld
helemaal de naam ‘activiteit’ en ‘werken’ niet waard zijn,
precies omdat ze in de ogen van de wereld geen project realiseren.
Het is tot de gelukszoeker dat dit woord van Henri Nouwen gericht zou kunnen zijn:
Er zijn twee dingen waaraan je moet vasthouden.
Ten eerste: God heeft beloofd
dat je de liefde zult ontvangen waarnaar je altijd zocht.
En ten tweede: God blijft die belofte trouw.
Houd dus op met dat rondzwerven.
Kom thuis en heb vertrouwen
dat God je zal geven wat je nodig hebt.
Je hele leven heb je lopen rondrennen op zoek naar liefde.
Het is tijd om daar nu mee op te houden.
Vertrouw erop dat God je deze liefde die alles vervult zal geven,
en dat God dat zal doen op een menselijk ervaarbare wijze.
Voordat je doodgaat zal God je diepste verlangen vervullen.
Houd op met rondrennen
en maak een begin met vertrouwen en ontvangen.
Thuis is daar waar je echt veilig bent.
Op die plek kun je ontvangen waar je naar verlangt.
je hebt mensenhanden nodig die je binden aan die plek
zodat je niet opnieuw wegrent.
Als je thuiskomt, en thuisblijft,
zul je de liefde vinden die je hart tot rust brengt. (Henri NOUWEN)
Jakob is het type-voorbeeld van de mens
die rondzwerft en rondrent op zoek naar geluk,
en in die zoektocht liegt en bedriegt
en grijpt wat hij met liefde krijgen kan.
Ik heb deze zin ooit gelezen
in een toespraak van een Noord-Amerikaans Indianenstamhoofd,
gericht tot blanke kolonisten:
Waarom grijpen jullie met geweld wat je met liefde krijgen kan.
In het geval van Jakob wil hij het eerstgeboorterecht en de zegen verwerven.
Bij de voorouders van de aartsvaders betekende de ‘zegen’ (beraká) en gezegend zijn
welvarend zijn, nakomelingen hebben, gezond zijn en gevrijwaard zijn van vijanden
De zegen is wel degelijk de vervulling van de grote noden en behoeften van de mens.
De zegen had oorspronkelijk ook een magisch-dynamische betekenis:
een kracht van niet-menselijke oorsprong
die binnen een familie functioneerde voor de realisatie van die behoeften
en door de vader werd doorgegeven aan zijn oudste zoon,
die eigenlijk ook wel de taak had voor de rest te zorgen.
De zegen verloor na verloop van tijd een beetje zijn magische betekenis:
Jahwe, God, is de duidelijke en evidente bron van zegening.
De zegen valt dan min of meer samen met de belofte aan Abraham:
bijstand, land en nakomelingen.
Bij de begrippen zegen en belofte komt ook de idee van uitverkiezing
en het is belangrijk te zien dat hierin reeds een evolutie merkbaar is:
de zegen is niet gegeven aan de persoon voor de persoon,
maar wel opdat die tot zegen zou zijn voor anderen
Genesis 12, 1Jahwe zei tot Abram: `Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen. 2Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn.
De zegenende kracht van God werd totaal vervangen door de Geest,
de inwoning van God in de mens.
Het revolutionaire van het christendom is dat het die zegening met Gods Geest,
het doopsel met de Geest, niet reserveert aan de nakomelingen van Abraham,
maar gerealiseerd ziet voor alle mensen
en ook niet afhankelijk maakt van een trouwe wetsbeleving!
Zegening en ook heiligheid is geen ‘project’!
Het Jakobverhaal leert ons dat we gezegend en begenadigd zijn,
en dit niet op grond van verdiensten
en dat we die zegening niet hoeven zelf te realiseren.
Het is verder van belang te realiseren dat de vruchten van het geloof
niet in de eerste plaats en zelfs niet gelegen zijn noch in materieel
noch in sociaal noch in psychologisch voordeel.
Het is best mogelijk dat christen zijn,
dat een echt evangelisch geloof me een gelukkiger mens maakt,
maar het is in de eerste plaats de bedoeling een beter mens te zijn
Het doel van meditatie, de zegening die van meditatie uitgaat is niet je beter te voelen, maar beter te worden, een mens bewust van Gods liefde en zegening
maar tegelijkertijd van zijn zending in de wereld:
zelf bron van zegening te zijn voor anderen.
Het is ook van belang dat we de realisatie van de zegening
- we spreken al niet meer van de realisatie van een project –
niet zien in grootse projecten,
maar in hier en nu doen wat God van ons vraagt:
liefde en zorg voor onze medemensen
en trouw zijn aan de beleving van eenheid met God.
Straks horen we Bénedicte en Hans daar nog iets belangrijks aan toevoegen.