Tekst en onderricht december 2015

 

8 december 2015

 “Deel in mijn blijdschap.” (Lucas 15, 3-10)
VREUGDE: GODS WEZEN EN ONZE BESTEMMING

Lezing uit het evangelie van Lucas:

15 Telkens kwamen alle tollenaars en zondaars naar Hem luisteren.
[2] De farizeeën en schriftgeleerden spraken daar schande van en zeiden:
‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’
[3] Maar Hij vertelde hun deze gelijkenis:
[4] ‘Als een van u honderd schapen heeft en er één van verliest,
laat hij dan niet de negenennegentig andere schapen in de eenzaamheid achter
om op zoek te gaan naar het verloren schaap, totdat hij het vindt?
[5] En als hij het gevonden heeft, neemt hij het vol blijdschap op zijn schouders
[6] Thuisgekomen roept hij zijn vrienden en buren en zegt hun:
“Deel in mijn blijdschap want ik heb mijn verloren schaap weer teruggevonden.”
[7] Ik zeg u, zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn
over één zondaar die zich bekeert,
dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.
[8] Of als een vrouw die tien drachmen heeft, er één verliest,
steekt ze dan niet een lamp aan,
veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat zij die drachme vindt?
[9] En als zij die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren en zegt:
“Deel in mijn blijdschap, want de drachme die ik verloren had, heb ik teruggevonden.” [10] Zo, zeg Ik u,
is er blijdschap bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert.’


Lezing uit: Timothy RADCLIFFE, Waar draait het om als je christen bent?


Het gebeurt nogal eens dat de vreugde van heilige mensen
diepe indruk maakt op anderen. (…)
Dit is niet de verbeten vastberadenheid om blij te zijn
die je bij sommige christenen aantreft.
Zij denken dat het een morele plicht is
om de hele tijd te glimlachen omdat Jezus van hen houdt. (…)
De vreugde van heilige mensen komt voort uit de diepte van hun wezen.
Sterker nog, het is hun wezen. (…)
De eerste 1500 jaar van zijn bestaan
was de hoofdstroom van het christendom ervan overtuigd
dat gelukkig zijn de belangrijkste reden was om christen te zijn. (…)
Ons hele morele leven is de reis naar vrijheid en blijdschap. (…)
Blijdschap is een activiteit, de realisering van ons wezen. (…)
We zijn volkomen onszelf wanneer we blij zijn.
Maar ons geluk ligt niet zoals bij hagedissen in zichzelf genoeg zijn.
We worden gelukkig wanneer we ons uitstrekken om anderen lief te hebben.
We komen tot bloei als we ons naar buiten keren.
Uiteindelijk ligt ons geluk in datgene wat slechts als gave ontvangen kan worden,
Gods eigen leven.
We zijn gemaakt voor wat meer dan natuurlijk is voor ons.
Mensen zijn zo gemaakt
dat ze gedijen als ontvangers van een geluk dat hun natuur te boven gaat.
Dus geluk zoeken is niet zelfzuchtig.
Het transformeert juist onszelf.
Thomas heeft gelijk als hij beweert dat we niet ongelukkig kunnen willen zijn.
Maar we kunnen ons wel afkeren van het onmetelijke geluk
waartoe we geroepen worden.
Want dat vereist onze dood en opstanding, en dat is beangstigend.


Tijdens de abdijdagen van oktober 2014 in Chimay hebben we de apostolische exhortatie De Vreugde van het Evangelie van paus Franciscus verkend.
Vooraf bestudeerden in de Griekse grondtekst van het NT
het voorkomen en de betekenis van alle woorden die met vreugde iets te maken hebben.
Eén iets is heel duidelijk: vreugde is een relationeel gegeven.
Je bent altijd verheugd, vreugdevol, blij omwille van iets, van iemand.
Bovendien: iets of iemand maakt je blij, doet je vreugdevol zijn.
Vreugde heeft dus het karakter van een gave, iets dat je overkomt.
Je kunt natuurlijk wel altijd tevreden zijn over jezelf en jezelf een plezier doen.
Maar vreugde is dan toch wel iets anders.
We leerden dat ook God blijkbaar nood heeft aan iets of iemand of vreugdevol te zijn.
Dat troffen we aan in hetgeen te horen is bij het doopsel van Jezus.
We lezen immers in het evangelie van Marcus:
En er klonk een stem uit de hemel:
‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.’
Sprekend over het hier gebruikte Griekse werkwoord eudokeoo konden we zeggen
dat Jezus, de geliefde Zoon, door er te zijn ervoor zorgt
dat de Vader vreugdevol is en er daardoor goed uit ziet, zich goed voelt.
Inderdaad, mensen die vreugde in zich dragen, stralen die uit, zien er goed uit.
Echte schoonheid zou ook wel eens te maken kunnen hebben met uitgestraalde vreugde.
Van diezelfde goddelijke vreugde is ook sprake in het scheppingsverhaal
als we lezen dat God naar het geschapene kijkt en ziet dat het goed is.
Er wordt hier geen moreel oordeel uitgesproken.
We mogen “En God zag dat het goed was”
ook vertalen als “God zag het en voelde zich goed, was vreugdevol”.
De schepping is de uitstraling van Gods vreugde.
Net als liefde is vreugde het wezen van God.
Jezus die deelt in Gods wezen, deelt ook in de goddelijke vreugde.
Er wordt over Jezus’ emoties niet veel gesproken in de evangelies.
Maar de goddelijke vreugde en ook Jezus vreugde is niet zomaar een menselijke emotie,
die zoals vele menselijke emoties kunnen opgewekt en ook geveinsd worden.
In het Johannes-evangelie heeft Jezus het echter wel over zijn vreugde.
We zetten de passages even op een rij:
- Dit alles heb Ik jullie gezegd om jullie deelgenoot te maken van mijn eigen vreugde, en zo jullie vreugde volkomen te maken. (15, 11)
- Zo hebben ook jullie het nu wel zwaar,
maar Ik zal jullie weerzien en jullie hart zal vol vreugde zijn,
een vreugde die niemand je ooit kan ontnemen.
Op die dag zul je Mij geen uitleg meer te vragen hebben.
Waarachtig, Ik verzeker jullie: wat jullie de Vader ook zullen vragen in mijn naam,
Hij zal het jullie geven.
Tot nu toe heb je nooit iets gevraagd in mijn naam.
Vraag en je zult verkrijgen, en je vreugde zal volkomen zijn. (16, 22-23)
- Vader, nu kom Ik naar U toe, maar terwijl Ik nog in de wereld ben,
zeg Ik dit alles opdat ze volkomen vervuld mogen zijn van mijn vreugde. (17, 13)
Buiten deze passages uit Jezus’ afscheidsrede en zijn gebed tot de Vader
is er in het Johannesevangelie nog één passage waarin sprake is van vreugde.
Maar hier is Johannes de Doper aan het woord:
Hij die de bruid mag bezitten, is de bruidegom.
De vriend van de bruidegom staat te luisteren
en is vol vreugde als hij de bruidegom hoort.
Nu is mijn vreugde volkomen.
Hij moet groter worden, en ik kleiner.’
De vreugde van Johannes is, net zoals deze van de Vader, omwille van Jezus.
Ze is ook terug te vinden bij de oude Simeon in de tempel,
die het kind Jezus ziet, het in zijn armen mag houden en vreugdevol verzucht:
‘Nu, Meester, laat U, zoals U gezegd hebt, uw knecht in vrede gaan.
Want mijn ogen hebben uw heil gezien,
dat U ten aanschouwen van alle volken hebt toebereid,
een licht dat een openbaring zal zijn voor de heidenen
en een glorie voor uw volk Israël.’
Johannes zegt dat deze vreugde volkomen is.
Jezus zelf leert ons wat dat ‘volkomen’ zijn betekent: niet meer af te nemen.
Een vreugde die niet meer af te nemen is omdat ze diep in ons geworteld is.
Omdat ze eigenlijk behoort tot ons wezen.
Wat in ons wezenlijk is, is niet af te nemen.
Wezenlijk betekent dus: onafneembaar.
Zoals ook Gods liefde onafneembaar is.
Paulus schrijft dat niets of niemand ons kan scheiden van Gods liefde.
De goddelijke vreugde deelt in het onvoorwaardelijke karakter van de goddelijke liefde.
Als we werkelijk geloven, zegt Timothy Radcliffe,
dan is het die vreugde die we zullen uitstralen,
een vreugde die standhoudt als daar menselijk gezien geen reden meer toe is,
een vreugde die de anderen daardoor in verwarring brengt
en zo op het spoor brengt van de bron van onze vreugde: God.
Dat de goddelijke vreugde nu deelt
in het onvoorwaardelijke karakter van de goddelijke liefde
wordt duidelijk in de parabels van het verlorene van het Lucas-evangelie.
Het zijn er drie: het verloren schaap, de verloren drachme, en de verloren zoon.
In die laatste parabel wordt die goddelijke vreugde omschreven als ontroering:
Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd.
Snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem.
Die goddelijke ontroering, emotie van zijn onvoorwaardelijke liefde,
één met zijn onafneembare vreugde,
treffen we in een gelijkaardig betekenisveld ook aan bij de profeet Hosea.
Enkele verzen uit hoofdstuk 11:
Hoe zou Ik u echter kunnen opgeven, Efraïm,
u kunnen uitleveren, Israël?
Hoe zou Ik u kunnen opgeven,
alsof u Adma bent,
of met u kunnen doen zoals met Seboïm?
Mijn hart slaat over,
heel mijn binnenste wordt week.
Deze ontroering wordt opgewekt door de mensen waarover een eerder vers bericht:
Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief
en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.
In de parabel van de verloren zoon wordt iedereen uitgenodigd
te delen in de vreugde van de vader:
Haal het gemeste kalf en slacht het, laten we eten en feestvieren,
want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden,
hij was verloren en is teruggevonden.
Die oproep en uitnodiging wordt herhaald bij de oudere broer:
We moeten feestvieren en blij zijn,
want die broer van je was dood en is weer levend geworden,
hij was verloren en is teruggevonden.
Maar die broer kan niet delen in de vreugde van de vader.
Hij staat er met zijn wereldse principes van liefde die moet verdiend worden
en die niet kan zomaar kan gegund worden.
De vreugde, die wij christenen in ons hebben,
- we kunnen moeilijk zeggen: in ons dienen te hebben –
is de goddelijke vreugde zelf.
Vooreerst de vreugde waarmee God naar onszelf kijkt.
Jezelf leren aanvaarden is met Gods ogen leren kijken naar jezelf.
En dan zullen we ook met Gods ogen leren kijken naar anderen
en ook vreugdevol leren kijken,
ook al hebben we naar wereldse normen en naar eigen emotionele normen
geen reden om te zeggen: ‘Ik zie dat het goed is.’
In het geloof steken heel wat paradoxen, die het ons moeilijk maken.
Maar zolang we ze benaderen met ons rationeel of emotioneel denken,
komen we er niet uit.
De vreugde van de christen is niet gelegen in succes of wat dan ook.
We zouden in dit verband
een verhaal uit de Fioretti van Sint-Franciscus erbij moeten halen.
Het is het verhaal van de ware vreugde volgens Franciscus.
Het verhaal volgt eigenlijk qua structuur en ook qua inhoud
het Hooglied van de Liefde in de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs.
Nadat als hetgeen wat menselijk gezien voor liefde kan doorgaan afgewezen wordt
als echt volkomen en uiteindelijk zinvol,
beschrijft Paulus de liefde die geduldig is en vriendelijk blijft,
niet afgunstig is, niet praalt, zich niets verbeeldt,
die zichzelf niet zoekt, zich niet laat kwaad maken en het kwade niet aanrekent,
die alles verdraagt, alles geloof, alles hoopt en alles verduurt.
Nadat Franciscus bij zijn tochtgenoot Leo alles, wat menselijk gezien vreugde brengt,
als onvolmaakt heeft afgedaan, verklaart hij:

Volkomen vreugde.
Het is delen in Gods vreugde.
Gods vreugde om wie ik voor Hem ben.
Gods vreugde om wie de ander voor Hem is.