Tekst en onderricht maart 2016


8 maart 2016

“Dan zult u de waarheid leren kennen,
en de waarheid  zal u vrij maken.” (Johannes 8, 31-59)

CHRISTENEN: TE HERKENNEN AAN HUN MANIER VAN SPREKEN

Lezing uit het evangelie van Johannes:

8 [31]Tegen die Joden die in Hem geloofden, zei Jezus:
‘Als u vasthoudt aan mijn woord, dan bent u werkelijk leerlingen van Mij.
[32] Dan zult u de waarheid leren kennen, en de waarheid zal u vrij maken.’
[33] Toen wierpen ze tegen: ‘We zijn toch afstammelingen van Abraham
en nooit iemands slaaf geweest!
Hoe kunt U dan zeggen dat we vrij moeten worden?’
[34] Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Waarachtig, Ik verzeker u:
wie zonde doet is een slaaf, een slaaf van de zonde.
[35] Een slaaf blijft niet voorgoed in huis, de zoon blijft voorgoed.
[36] Als de Zoon u vrijmaakt, zult u echt vrij zijn.
[37] Natuurlijk bent u afstammelingen van Abraham!
Maar toch bent u eropuit om Mij te doden,
want mijn woord vindt geen weerklank bij u.
[38] Ik verkondig niets anders dan wat Ik bij de Vader heb gezien,
en u doet niets anders dan wat u van uw vader hebt gehoord.’
[39] ‘Onze vader is Abraham!’ antwoordden ze.
Daarop zei Jezus: ‘Als u werkelijk kinderen van Abraham bent,
zou u doen wat Abraham deed.
[40] In plaats daarvan bent u eropuit om Mij te doden,
iemand nog wel die u de waarheid heeft verkondigd
die Hij van God heeft vernomen.
Zoiets zou Abraham nooit gedaan hebben.
[41] Nee, u hebt een andere vader, en u doet zoals hij.’
– ‘Wij zijn geen onechte kinderen’, antwoordden ze.
‘We hebben maar één Vader, en dat is God!’
[42] ‘Als God uw vader was,’ zei Jezus, ‘dan zou u Mij liefhebben,
want Ik ben van God uitgegaan en van Godswege ben Ik hier.
Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
[43] Weet u waarom u mijn taal niet verstaat?
Omdat u niet in staat bent te luisteren naar mijn woord.
[44] U bent zonen van de duivel, die is uw vader,
en u doet niets liever dan uitvoeren wat uw vader in de zin heeft.
Vanaf het begin stond hij de mens naar het leven
en bevond hij zich buiten de waarheid,
omdat er in hem geen waarheid is.
Als hij leugentaal spreekt, spreekt hij zoals hij geaard is:
hij is een geboren leugenaar.
[45] Maar Mij, iemand die de waarheid zegt, gelooft u niet.
[46] Kan iemand van u aantonen dat Ik mij aan bedrog bezondig?
Als Ik dus de waarheid verkondig, hoe komt het dan dat u Mij niet gelooft?
[47] Alleen degene die uit God is, luistert naar de woorden van God.
En daarom luistert u niet, omdat u niet uit God bent.’
[48] Hierop antwoordden de Joden:
‘Hebben we geen gelijk als we zeggen
dat U een Samaritaan bent en van de duivel bezeten?’
[49] ‘Nee,’ zei Jezus, ‘Ik ben niet van de duivel bezeten.
Integendeel, Ik eer mijn Vader.
Maar u doet Mij in mijn eer tekort.
[50] Niet dat Ik zelf voor mijn eer wil opkomen,
dat kan Ik aan een ander overlaten en die zal uitspraak doen.
[51] Waarachtig, Ik verzeker u: wie zich houdt aan mijn woord, zal de dood niet zien.’ [52] De Joden zeiden daarop: ‘Nu weten we zeker dat U bezeten bent.
Zelfs Abraham is gestorven, en ook de profeten, en U beweert:
“Wie zich houdt aan mijn woord, zal de dood nooit proeven.”
[53] Bent U soms groter dan onze vader Abraham en dan de profeten,
die toch allemaal gestorven zijn? Wie denkt U wel dat U bent?’
[54] Jezus hernam: ‘Als Ik mijzelf verheerlijk heeft dat niets te betekenen.
Mijn heerlijkheid komt van de Vader. U noemt Hem “Onze God”,
[55] maar u weet niet over wie u het hebt. Ik ken Hem wel.
Als Ik zou zeggen dat Ik Hem niet ken, zou Ik een leugenaar zijn zoals u.
Maar Ik ken Hem en Ik houd me aan zijn woord.
[56] En wat uw vader Abraham betreft: hij verheugde zich erop
dat hij mijn dag zou zien, en toen hij die zag was hij vol vreugde.’
[57] Toen zeiden de Joden:
‘U bent nog geen vijftig jaar en U hebt Abraham nog gezien?’
[58] Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, Ik verzeker u:
van voordat Abraham werd geboren, ben Ik.’
[59] Toen scheelde het niet veel of ze hadden Hem gestenigd,
maar Hij wist te ontkomen en verliet de tempel.
Lezing uit: Timothy RADCLIFFE, Waar draait het om als je christen bent?
We moeten contemplatief zijn om de dingen te kunnen zien zoals ze zijn.
Contemplatie is de stille, rustige opening van de geest voor wat er is:
het woord van God, een persoon, een plant.
Het is de kalme aanwezigheid bij wat je niet zelf bent,
de verleiding weerstaan om het over te nemen, het te bezitten of te gebruiken.
Het betekent de ander anders te laten zijn dan jezelf,
weigeren het te absorberen in je eigen manier van denken.
je moet je hart en je geest openen, laten verruimen door wat je ziet. (…)
Begrijpen wat anders is, verruimt ons wezen.
Contemplatie is naakt en nederig aanwezig zijn voor de andere. (…)
Deze rustige contemplatieve openheid voor anderen
is de zware discipline van breken met egocentrisme –
alles en iedereen in termen van onszelf zien.
Eerlijk worden is niet maar een intellectuele discipline:
het is een training in onbaatzuchtigheid,
onze gulzige greep op de wereld loslaten. (…)
Om niet in egocentrisme te vervallen, hebben we rust in ons hoofd nodig, en tijd.
Eén van de oorzaken van de waarheidscrisis is
dat ons leven zo hectisch en onstuimig is
en dat we geen tijd hebben om elkaar of iets anders goed te zien. (…)
Dus een spiritualiteit van waarheid nodigt ons uit om te vertragen,
rustig te zijn, en ons hart en geest te openen.
Simone Weil schrijft dat
‘we de meest kostbare geschenken niet krijgen door ernaar te zoeken,
maar door erop te wachten (…)
Deze manier van kijken is, in de eerste plaats, aandachtig.
De ziel leegt haar eigen inhoud om de mens te ontvangen naar wie ze kijkt,
gewoon zoals deze nu is, in al zijn waarheid.’
Dus om de wereld eerlijk te zien,
moeten we leren nederig te zijn met serene aandachtigheid.
Maar als we alleen naar elkaar proberen te kijken
door microscopen alsof we insecten ontleden,
dan zullen we elkaars goedheid niet zien
- de diepste waarheid van ons wezen. (…)
In de Bijbel is de tegenstander van Gods waarheid Satan,
de vader van de leugen.
En zijn leugens zijn niet economisch omgaan met waarheid,
of beoordelingsfouten maken, zoals politici het tegenwoordig noemen.
Het is niet eens zo dat hij liegt.
Zijn oneerlijkheid is dat hij twijfel en achterdocht zaait tussen God en Adam en Eva.
Hij zorgt ervoor dat ze God gaan wantrouwen. (…)
Voor christenen betekent liegen ongenadig naar anderen kijken,
onze ogen sluiten voor de goedheid van hun menselijkheid
en ze gebukt laten gaan onder de last van hun zonde.
We kijken niet goed naar mensen
tenzij we genadig naar ze kijken.

Duiding en actualisatie

Het moet vooreerst duidelijk zijn dat de christenen
hartstochtelijk dienen mee te zoeken naar wetenschappelijke kennis
over de kosmos, de natuur, het menselijk lichaam en de menselijke geest.
Daar zijn al twee goede redenen voor:
deze kennis kan leiden tot verwondering en tot respect
en deze kennis kan in dienst staan van het behoeden, bevorderen en helen
van het leven en van ons leefmilieu.
Maar als we in het kader van geloof, geloofsbeleving en spiritualiteit
het begrip ‘waarheid’ hanteren,
dan gaat het wel om nog wat anders dan wetenschappelijke waarheden,
kennis die verworven wordt door objectieve observatie
en proefondervindelijk onderzoek van de materiële of psychologische werkelijkheid.
Het gaat zelfs over meer dan over antwoorden op zinvragen.
De waarheid waarover Jezus het heeft slaat ook niet op antwoorden op vragen
over de natuur en de manifestaties van het goddelijke.
De waarheid die we ‘goddelijke waarheid’ noemen,
is een door Jezus geopenbaarde waarheid
en geeft ons een bevrijdend antwoord op de vraag
wie we wezenlijk zijn en hoe we dienen te leven
om volkomen vrede en vreugde te verwerven, om te leven.
En ‘leven’ betekent: beantwoorden aan ons wezen, zijn wie we zijn.
Wat Jezus zijn opponenten in het Johannes-evangelie duidelijk maakt is
dat ze niet echt leven,
wegen bewandelen die niet leiden naar volkomen vrede en vreugde,
niet geloven en de door Jezus geopenbaarde bevrijdende waarheid niet aanvaarden.
In die waarheid hangt de waarheid over God en de waarheid over de mens samen.
God kan niet los van de mens gedacht en gekend worden
en de mens kan niet los van God gedacht en gekend worden.
En er is een manier van denken over de mens die God geen recht doet
en God gevangen houdt in een container van onware dogma’s
die alleen maar projecties zijn van menselijke onmacht of hoogmoed.
En er is een manier van denken over God die voor de mens niet bevrijdend is,
maar de mens verdrukt en gevangen houdt in een religieus systeem
van slaafsheid en vroomheid die ondoelmatig is voor ons geluk.
De door Jezus geopenbaarde waarheid is
dat we kinderen zijn van God, God die liefde is,
dat we dus onvoorwaardelijk bemind zijn
en dat we geroepen zijn om deel te hebben aan Gods wezen,
door in zijn liefde te vertrouwen en zelf lief te hebben.
Deze geopenbaarde waarheid kunnen we niet alleen kennen
door een louter luisteren naar de woorden met onze oren,
zoals we luisteren naar het gepraat van mensen.
De waarheid die Jezus ons openbaart
is een woord dat oproept tot een houding van vertrouwen, van openheid, van liefde.
Het is een waarheid die ‘te doen’ is, ‘waar te maken’ is.
En alleen wie deze geloofshouding aanneemt is in staat
naar die waarheid te luisteren en die waarheid te kennen.
Laten we onze houding t.o.v. die waarheid nader omschrijven,
een houding die het eerlijk zoeken van iedere waarheid in zich draagt.
Timothy Radcliffe noemt deze houding: contemplatie.
Wat houdt dat in?
Dat houdt in dat het ik verstilt,
niet meer schouwt om te be-grijpen,
om het andere in termen en begrippen van het ik te zien,
om het andere te reduceren tot wat ik vrees of verlang.
Dit geldt zowel voor de bloem in het veld,
voor het dier op mijn pad als voor de medemens en God.
Er is een zuivere aandacht waarin het andere is wat het is
en er voor mij mag zijn zoals het is
zonder dat ik het wil grijpen, bezitten, gebruiken, misbruiken, verbruiken.
In deze houding steekt in ieder geval ook de erkenning
dat er het andere en zeker de andere een waarheid heeft,
een waarheid die gelegen is in de onvoorwaardelijke waarde ervan,
niet afhangend van mijn vermogen om die waarde nu te erkennen,
niet afhangend van het vermogen van de ander om die waarde te openbaren
op een voor mensen overtuigende wijze.
In deze houding steekt ook de overtuiging
dat er een waarheid is die te kennen is, die te zoeken is,
maar niet zoeken als grijpen, maar als ontvangen en aanvaarden.
En vervolgens ook, dat die waarheid uit te spreken is.
Zal het jullie nog verrassen als ik zeg dat de taal van die waarheid de stilte is.
De stilte die Jezus aanhield toen ze Hem de overspelige vrouw voor de voeten gooiden.
Wat Hij toen in en met die stilte op de grond schreef weten we niet.
Daarover kan niemand hét ware antwoord geven.
Misschien schreef Hij de waarheid.
Als we christenen te herkennen zijn aan onze manier van spreken,
een spreken die beantwoordt aan de goddelijke waarheid over een mens,
dat zal ons spreken vooral gekenmerkt zijn door een stilte
die het breken inhoudt met een oordelend spreken over anderen.
En als we dan toch spreken dan zullen onze woorden vanuit die stilte komen
en naar die stilte terugkeren.
Dit spreken kunnen we trouwens ook betrekken op de verkondiging van Gods woord.
Gezellig om hier te herinneren aan wat Bonhoeffer op dat vlak te zeggen heeft:
In tijden van kerkelijke vernieuwing gebeurt het vanzelf
dat de Heilige Schrift voor ons een grotere rijkdom gaat betekenen.
Achter de noodzakelijke dag- en strijdorders van de kerkelijke discussie
groeit een sterker zoeken en vragen naar Hem om wie het alleen gaat:
naar Jezus zelf.
Wat heeft Jezus ons willen zeggen?
Wat wil Hij vandaag van ons?
Hoe helpt Hij ons om vandaag trouwe christenen te zijn?
Niet wat de éne of de andere in de Kerk wil,
is voor ons ten slotte belangrijk, maar wat Jezus wil: dat willen wij weten.
Zijn eigen woord willen wij horen als wij de verkondiging beluisteren.
Dat gaat ons niet alleen ter harte voor onszelf,
maar ook voor die vele mensen van wie de Kerk en haar boodschap vervreemd zijn.
Wij denken trouwens dat een heel ander slag mensen het woord zouden aanhoren
en dat ook heel andere mensen zich zouden afwenden,
als het ooit zover zou komen dat Jezus zelf — en alléén Jezus —
met Zijn woord onder ons zou zijn in de verkondiging. (…)
Als we rond het Woord samenkomen is de vraag niet:
‘Wat zie ik erin?’, maar: ‘Wat zegt het mij?’.
Als we de waarheid van een medemens uitspreken
is dit ook geen antwoord op de vraag:
‘Wat zie ik in jou?’, maar: ‘Welk appel gaat er van jou uit?’
of: ‘Wat zegt God mij in en door jou?’