Tekst en Onderricht februari 2018



13 februari 2018
RADICAAL EN ONVOORWAARDELIJK
“Laat de doden hun doden begraven,
maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.”
(Lucas 9, 57-62)


Bijbellezing uit het evangelie van Lucas:

9, 57 Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem:
'Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.'
58 Jezus sprak tot hem: 'De vossen hebben holen en de vogels hun nesten,
maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.'
59 Tot een ander sprak Hij: 'Volg Mij.'
Deze vroeg: 'Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.'
60 Jezus zei tot hem: 'Laat de doden hun doden begraven.
Maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.'
61 Weer een ander zei: 'Ik zal U volgen, Heer,
maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.'
62 Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat,
maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”



Lezing uit: Gerhard LOHFINK,
Jezus van Nazaret. Wat wou Hij? Wie was Hij?

Jezus heeft alles weggeschonken omwille van Gods heerschappij.
Hij heeft afstand gedaan van de geborgenheid van een gezin en een huwelijk.
Hij heeft afgezien van de vreugde kinderen te hebben.
Hij heeft afgezien van huis en eigendom of van andere zekerheden.
Wat nog meer doorweegt is dat Hij ervan afgezien heeft
zichzelf in het centrum te plaatsen om zo religieuze macht uit te oefenen,
religieuze macht die zeker de meest sublieme en gevaarlijke soort macht is.
Iemand die Hem met ‘goede meester’ aanspreekt, wijst Hij terecht:
waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, behalve God. (Mc 10,18)
Jezus leeft niet voor zijn eigen persoon,
maar geheel en uitsluitend in overgave aan Gods zaak.
Doorslaggevend is nu dat deze fundamentele keuze
niet een terneergedrukte en gekwelde mens van Hem gemaakt heeft,
uit wie angst tekort te zijn gekomen spreekt
of een mens die deze onthouding waarmee hijzelf niet in het reine gekomen is,
in agressie tegen de ander omzet.
Jezus is een man van een ongehoorde vrijheid.
Hij is niet het type van de gekwelde, de verbeten,
de ontevreden of de tekortgedane mens.
Hij is ook niet het type van de tragische of de heroïsche mens.
Hij blijft tot op het eind een vrij mens,
ondanks de radicaliteit waarmee Hij zijn weg gaat.
Hij blijft tot op het eind een man vol overgave en menselijkheid.(…)
Maar Hij was gegrepen en overweldigd door het geluk van Gods heerschappij.
En niet van Gods heerschappij die ooit eens zal komen,
maar die vandaag begint, die je vandaag al kunt verwerven.

Duiding:

De woorden die Jezus tot de drie kandidaat navolgers spreekt
behoren tot de in de evangelies frequent voorkomende
harde en niets en niemand ontziende woorden van Jezus.
Ze doen ons eens te meer denken
aan de reactie van veel leerlingen op Jezus’ woorden
op het einde van de broodrede in het Johannesevangelie:
6 Toen zij dit hoorden, zeiden velen van zijn leerlingen:
“Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?”
Lohfink zelf beschrijft deze taal als volgt:
Er wordt niet gesust, niet gekalmeerd, niet tot rust gebracht,
niet gemilderd, maar onverbloemd de waarheid gezegd
- de waarheid over de mens en over de situatie waarin hij zich bevindt.
Welke waarheid zeggen Jezus’ woorden dan wel
dat ze zo confronterend zijn?
Jezus’ woorden maken ons duidelijk dat we ‘in Egypte verkeren’,
dat we in slavernij verkeren, maar al bij al niet willen verlost worden,
maar veel liever bij de vleespotten blijven hangen.
Jezus’ woorden confronteren ons met ons angstige en zelfzuchtige ik
en met een God die geen verlengstuk is van dat ik,
geen God die danst naar de pijpen van dat ik,
geen God wiens beeld door dat bange en voor zichzelf bezorgde ik gemaakt is,
maar oproept om uit dit door angst en zelfzucht beheerste bestaan te treden
en het volle leven te omarmen.
Een God die ons wegroept ons uit comfortzone.
Die onvoorwaardelijke en onverdeelde gehoorzaamheid vraagt.
Die zegt dat je geen twee goden kunt dienen.
Die zegt dat je moet kiezen.
We laten opnieuw Lohfink aan het woord:
Een dergelijke radicaliteit voor Gods zaak is niet aan iedereen besteed.
Normaal gesproken wil de mens niet ‘of-of’ maar ‘zowel-als’.
Vooral mensen die met het evangelie vertrouwd zijn en God willen dienen,
kunnen hier in een grote tweestrijd geraken.
Zij willen graag voor God bestaan,
maar zij zouden ook graag ruimte voor zichzelf willen.
Zij zouden in hun leven God graag een plaats geven,
maar zij zouden ook graag vrije ruimtes willen uitsparen
waar ze over zichzelf kunnen beschikken.
Zij zouden graag Gods wil doen,
maar tegelijk hun dromen en verlangens waarmaken.
Jezus houdt deze innerlijke verdeeldheid die juist zijn leerlingen kan verscheuren,
heel scherp voor ogen.
Het is dus alles of niets.
Geen lauwe toestanden.
We denken aan de woorden uit het boek van de Openbaring van Johannes:
3, 15 Ik ken uw daden: gij zijt noch koud noch heet.
Waart gij maar koud of heet!
16 Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud,
daarom zal Ik u uitbraken uit mijn mond.
Bij Jezus is het alles en Hij eist ook alles.
Toch van diegenen die Hem willen navolgen
en zijn opdracht verder willen zetten.
Hij vraagt hen zichzelf te verloochenen
en niet bang te zijn om hun leven te verliezen.
Zo lezen we in het midden van het Mc-evangelie:
8, 34 Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
35 Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.
Diegenen die voor de zaak van God alles, ook hun leven, op het spel zetten
zijn de ‘geweldenaars’ die Jezus bedoelt als Hij zegt:
Mt 11, 12 Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe
breekt het Rijk der hemelen zich met geweld baan en geweldenaars maken het buit.
Dat de zaak van God alles van je vraagt, komt ook aan bod
in de dubbele parabel van de verborgen schat en de parel:
Mt 13, 44Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker.
Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,
en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat
en kocht die akker.
45 Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman,
op zoek naar mooie parels.
46 Toen hij een parel van grote waarde had gevonden,
ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.
We horen het tot tweemaal toe:
“hij ging alles te gelde maken wat hij bezat” en
“hij ging alles verkopen wat hij bezat”.
En als Jezus een arme weduwe heel haar bezit in de tempel ziet offeren,
dan duidt Hij dit gebaar alsof het gaat over een deelname aan het Rijk Gods:
Mc 12, 43 Voorwaar, Ik zeg u:
die arme weduwe heeft het meest geofferd van allen
die iets in de offerkist wierpen.
44 Allen wierpen ze er iets in van hun overvloed,
maar zij offerde van haar armoe al wat ze bezat, alles waar ze van leven moest.
Dat we het met zo’n radicaliteit moeilijk hebben zal zich vertalen
in de vraag of dat wel allemaal zo verstandig is.
Ook Petrus zal geprobeerd hebben met verstandsargumenten
Jezus te doen afzien van zijn bedevaart naar Jeruzalem waar het lijden hem wacht:
Mc 8, 31Daarop begon Jezus hun te leren,
dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten,
de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen worden en ter dood gebracht,
maar drie dagen later verrijzen.
32 Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid.
Toen nam Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden.
We kennen Jezus’ uiterst scherpe reactie tegen zijn ‘naaste medewerker’:
33 Ga weg, satan, terug!
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.
Meteen wordt duidelijk dat voor Jezus verstandige argumenten,
slimme en overwogen tactische en strategische beweegredenen
helemaal niet overeenkomen met de wil van God
en dat die wil van God ook niet te beluisteren valt in emotionele redenen.
Lucas bericht ons over een reeds ongehoorde brutale vrijheid bij de 12-jarige Jezus:
Lc 2, 48 Zijn moeder zei tot Hem: 'Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan?
Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.'
49 Maar Hij antwoordde: 'Wat hebt ge toch naar Mij gezocht?
Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?'
Het is duidelijk dat ook in Jezus’ leven zelf
die radicale en onverdeelde en ongehoorde toewijding aan Gods wil aanwezig is
en dat niets of niemand deze toewijding in de weg mag staan,
ook geen familiebanden of familieverplichtingen.
In dit verband wijst Lohfink ook met nadruk op het ongehuwd zijn van Jezus,
op de breuk die Hij met zijn familie maakt,
op zijn reeds eerder vermeld conflict met Petrus
maar ook op de bekoringsverhalen in  de woestijn.
Ook laat Lohfink ons deskundig de reden van Jezus’ radicaliteit zien
en die komt subtiel aan bod in de parabel van de verborgen schat.
Mt 13, 44 Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker.
Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,
en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat
en kocht die akker.
De sleutel om Jezus’ radicaliteit te begrijpen is niet
een religieus fanatisme, noch een drang om zich te bewijzen.
Die sleutel is de ‘blijdschap’, in het Johannesevangelie de ‘volkomen vreugde’ genaamd.
Jo 15, 11Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn
en uw vreugde volkomen moge worden.
Jezus kent de Vader en de wil van de Vader.
Hij weet wat goed is en voert tot het leven.
Die weg beleeft Hij radicaal,
die weg verkondigt Hij radicaal
omdat die weg een radicale omkering in het leven vraagt.
Uiteindelijk is de radicaliteit van Jezus deze van de liefde,
de liefde voor de waarheid over God en over het leven,
de liefde voor de mens,
de liefde voor God die van de liefde voor de mens niet te scheiden is,
zelfs niet te onderscheiden in de beleving.
Radicaliteit, gestrengheid en liefde zijn geen tegengestelden van elkaar.
Niemand heeft dat na Jezus’ wellicht zo goed begrepen
als Franciscus van Assisi.
En de geschiedenis van de orde na Franciscus’ dood
toont aan hoe moeilijk men het ook in de Kerk heeft
met de radicaliteit van Jezus, tot op vandaag.
Vier jaar na de dood van Franciscus en twee jaar na zijn heiligverklaring
werd op 28 september 1230 door een pauselijke bulle
aan het testament van Franciscus alle bindende kracht ontzegd.
In 1245 werd het armoedeprincipe in de regel sterk terug geschroefd
en Johannes van Parma, de generaal minister die zich daartegen verzette,
werd ontslagen, vervangen door Bonaventura,
en met andere broeders van ketterij beschuldigd en veroordeeld.
De levensgetrouwe biografieën van Franciscus van Thomas van Celano
werden verboden en verbrand.
In 1307 werden ook nog eens 107 broeders verbrand. Het waren niet de eersten.
Op 12 november 1323 werd de stelling dat Jezus geen bezit bezat
als een ketterij bestempeld.
In dat jaar giet men in Europa ook de eerste kanonnen.
Met de zegen van de Kerk.
Want dat alles gold natuurlijk als …. verstandig.