tekst en onderricht december 2014

“Midden onder u staat Hij die gij niet kent.”
GELOVEN: EEN OPEN EN AANDACHTIGE LEVENSHOUDING

Bijbellezing: Johannes 1, 6-28

Er kwam iemand die door God was gezonden.
Hij heette Johannes.
Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen,
opdat iedereen door hem zou geloven.
Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht.
Dit is het getuigenis van Johannes.
De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd
om hem te vragen: ‘Wie bent u?’
Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit:
‘Ik ben niet de messias.’
Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’
Hij zei: ‘Die ben ik ook niet.’
‘Bent u de profeet?’ ‘Nee,’ antwoordde hij.
‘Maar wie bent u dan?’ vroegen ze hem.
‘Wij moeten antwoord kunnen geven aan degenen die ons gestuurd hebben –
wie zegt u zelf dat u bent?’
Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn:
“Maak recht de weg van de Heer,” zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’
De afgevaardigden, die uit de kring van de Farizeeën kwamen, vroegen verder:
‘Waarom doopt u dan, als u niet de messias bent, en ook niet Elia of de profeet?’
‘Ik doop met water,’ antwoordde Johannes.
‘maar in uw midden is iemand die u niet kent, hij die na mij komt –
ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.’
Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan,
waar Johannes doopte.

Herwig ARTS, Zie, Ik ben met u. Over Godservaringen, Davidsfonds, Leuven, 2004, blz. 166-167

De christen is iemand die zich niet alleen laat inspireren door Christus’ voorbeeld
(dit wil zeggen door het beeld dat hij zich van Jezus’ persoon gevormd heeft
en dat door de Kerk verspreid werd),
maar ook gevolg geeft aan de roeping die van de Heer uitgaat.
De christen is derhalve een volgeling van Jezus.
Deze vorm van volgen nu impliceert altijd drie dingen:
luisteren, in Zijn spoor treden en aanhankelijk blijven in liefde.
Hiermee zijn we beland bij de derde bron van de Christuservaring:
de persoonlijke ontmoeting met Jezus van iedere christen in zijn gebed.
Iedere volgeling van de Heer – dus iedere christen die naam waardig –
draagt in zich een beeld van de Heer:
datgene wat hij in Hem bewondert, begrijpt en aanvoelt.
Geen twee mensen onderhouden precies hetzelfde
– min of meer intieme – contact met de Heer. (…)
Iedere christen wordt op een eigen wijze getroffen door de woorden van het evangelie.
Iedere gelovige ‘luistert’ op zijn persoonlijke wijze naar de christelijke boodschap.
Dit luisteren betekent echter veel meer dan trouw blijven
aan een leer van tweeduizend jaar geleden.
Dat luisteren impliceert immers altijd:
blijven openstaan voor het nieuwe en onverwachte
dat de Heer aan ieder mens
in steeds nieuwe situaties en veranderende tijdsomstandigheden te zeggen heeft.”

Onderricht:

Maar in uw midden is iemand die u niet kent.
De uitdrukking ‘in uw midden’ betreft hier de priesters en de Levieten
die vanuit Jeruzalem naar Johannes gestuurd werden
om te weten te komen wie Johannes nu eigenlijk was,
vooral om te weten of hij niet de messias was.
Als de uitdrukking ‘in uw midden’ of ‘in hun midden’
verder nogmaals in de evangelies voorkomt,
dan betreft het bijna telkens de leerlingen.
Zo lezen we bij Matteüs dat Jezus een kind in het midden van de leerlingen plaatst
om hen daarmee aan te tonen welke ingesteldheid ze dienen te hebben (18, 2).
Ook zegt Hij er dat Hij in het midden van de leerlingen aanwezig is als ze,
hetzij met twee, drie of misschien ook met meer, in zijn Naam samenzijn (18, 20).
Bij Lucas  horen we Jezus tot zijn leerlingen zeggen dat Hij in hun midden is
niet als diegene die aanligt en gediend wordt, maar als degene die dient (22, 27).
Bij Lucas en Johannes zien we de verrezen Jezus
te midden van zijn leerlingen verschijnen en hen vrede toewensen (Lc 24, 36; Jo 20, 19).
Ook interessant om in deze context te lezen
is het vers in het kindheidsevangelie van Lucas
waar de twaalfjarige Jezus in de tempel is in het midden van de leraren,
waar Hij naar hen luistert en hen vragen stelt
maar ook allen verbaasd met zijn inzicht en zijn antwoorden
alsof men ook naar Hem luistert en Hem vragen stelt (2, 46-47).
In dit laatste geval wordt een kring aangeduid van mensen
die weliswaar luisteren naar Jezus, weliswaar zijn wijsheid erkennen,
maar de welbespraakte knaap nog niet erkennen als messias.
Ze vormen weliswaar een kring van leerlingen rond een rabbi,
maar dat is niet een kring van leerlingen die Jezus ook navolgen,
die met Hem een leefgemeenschap vormen
waardoor ze niet alleen zijn leer en wijsheid leren kennen,
maar ook zijn persoonlijkheid en het wezen van zijn persoonlijkheid,
niet alleen wat Hij leert, maar ook wie Hij is.
Dat laatste is geen kennis dat uit louter aandachtig luisteren geboren wordt,
maar een kennis die voortkomt uit een beleefde eenheid met de persoon,
een beleefde eenheid die we in het Nederlands uitdrukken als
‘in kennis zijn met’, hetgeen natuurlijk meer is dan kennis hebben van.
De ware kennis van Jezus is dus alleen gegeven aan hen die in Jezus geloven,
hetgeen in het Johannes-evangelie  altijd synoniem is van ‘navolgen’.
Als Johannes de Doper dan zegt tot de priesters en Levieten
dat ze diegene in hun midden niet kennen,
dan slaat dat niet alleen op onwetendheid,
maar is het een voorafname van hun ongeloof.
Het is tot geloof in en navolging van
en dus ook tot kennis van de Christus dat we geroepen zijn.
Eens te meer wordt ons duidelijk dat geloven meer is
dan het kennen van geloofswaarheden,
verpakt in filosofische begrippen en principes,
dat geloven meer is dan een spiritueel bezig zijn
dat zich beperkt tot boeken- en cursuswijsheid.
Het is leven in eenheid met Christus, gedoopt met zijn Geest, de Geest van God,
en het is vanuit die eenheid leven,
of om het met de woorden van Jezus in het Johannesevangelie te duiden:
hetzelfde doen als Jezus.
En wat Jezus doet is eigenlijk hetgeen de Vader doet in en door en met Hem.
Het is in dat leven in geloof in en in navolging van Jezus
dat de leerling ontdekt en bewust wordt en weet
dat de Vader in Jezus is en Jezus in de Vader is,
dat Jezus en de Vader één zijn en wij in diezelfde eenheid delen.
Jezus kennen is God kennen,
want, zo leert Jezus:
Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen,
en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.
(…) Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. (Jo 14)
‘Zien’ heeft hier wel degelijk dezelfde betekenis als kennen en ervaren.
Het zien, kennen en ervaren van de Vader
volgt dus uit een leven in eenheid met Christus, in navolging van Christus
in het doen wat Hij heeft voorgedaan.
En dat is dus niets anders dan scheppend en verlossend goddelijk bezig zijn.
De christen is pas deelgenoot van het heil van Godswege
als Hij er ook effectief aan deelneemt.
Je bent als christen nooit louter passief ontvanger van genade.
In het geloofsleven is er een onlosmakelijke eenheid tussen
diegene die bemind wordt en diegene die liefheeft.
Dat is een tweede ernstige correctie op een visie op geloven:
dat geloven enkel maar een smekend openstaan voor genade zou zijn,
een ontkennen van verantwoordelijkheid.
Men herleze in dit opzicht even het tweede hoofdstuk van de Jakobusbrief:
Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven,
maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden?
Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt,
en een van u zegt dan: ‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!’
zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften – wat heeft dat voor zin?
Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood.
Dood is hier wel degelijk hetzelfde als: niet bestaande.
In het geval van het geloof dus: ongeloof.
Of als je het dichter bij Jezus wilt zoeken, lees dan het volgende in de Bergrede:
Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt,
zal het koninkrijk van de hemel binnengaan,
alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.
Wie verder leest zal ontdekken dat profeteren en wonderen doen daar niet toe behoren.
Het is uiteraard alleen de liefde die de wil van de Vader vervult.
En het is alleen de liefde die kennis van God en Christus meebrengt.
Zoals Johannes schrijft in zijn eerste brief:
Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God.
Iedereen die liefheeft is uit God geboren, en kent God.
God is midden onder ons.
Hoe komt het dan, dat zo weinigen Hem kennen?