tekst en onderricht april 2015


14 april 2015

“Hij maakte hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften.” (Lucas 24, 35-48)

EEN HALT TOEROEPEN AAN WANHOPIG VERDRIET

 

Bijbellezing: Lucas 24, 35-48

 Terwijl ze nog aan het vertellen waren,

kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ 

Verbijsterd en door angst overmand,

meenden ze een geestverschijning te zien. 

Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet

en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? 

Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf!

Raak me aan en kijk goed,

want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.’ 

Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. 

Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren,

vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’


Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. 

Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. 

Hij zei tegen hen: ‘Toen ik nog bij jullie was,

heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes,

bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat

in vervulling moest gaan.’ 

Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk

voor het begrijpen van de Schriften. 

Hij zei tegen hen:

‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven,

maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, 

en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen,

opdat hun zonden worden vergeven.

Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. 

Ik zal ervoor zorgen dat de belofte van mijn Vader aan jullie wordt ingelost.

Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’

(Lucas 24, 35-48)

 

Eloi LECLERC, Uur van grote leegte, uur van groot begin. In het licht van Gods woord, Lannoo – Tielt, 1978, 114 e.vv.

 

De mens kan zich van alles een idool maken:

van de schoonheid, de liefde, de vruchtbaarheid, de macht enz.

Van alles, doch niet van smart en vernedering.

Idolen zijn altijd de uitdrukking van het verlangen van de mens.

Doch smart en vernedering verlangt de mens niet.

Ze zijn voor hem tekenen van vervloeking;

tekenen van de afwezigheid en zelfs van de ontkenning van het goddelijke.

Het volk van de Bijbel heeft dat altijd zo aangevoeld.

De man van smarten kan niets anders zijn dan een mens (…)

die door God in de steek gelaten is.

Zoals Job door zijn vrienden.

Zoals de Dienaar van Jahwe door zijn volk.
God is licht, kracht, leven, luister.

Hij openbaart zijn aanwezigheid en genegenheid aan zijn vrienden

door hen te omgeven met licht, kracht, leven en luister.

Jahwe is niet in de duisternis, in de onmacht, in de ziekte.

Niet in de nederlaag, niet in de dood. In dat alles is God niet.

Nochtans bevindt de Dienaar zich daar. (…)

Een dergelijke figuur is nauwelijks te verdragen.

Ze geeft aanleiding tot verwarring en aanstoot.

Achtenswaardige lieden bedekken er hun gezicht afgrond,

Doch op het moment waarin hij door iedereen verworpen wordt en geheel alleen staat,

is hij op mysterieuze wijze met iedereen solidair.

Maar die solidariteit is niet meer die van een clan of een ras.

Door af te dalen tot in de diepte van eenzaamheid en menselijke nacht,

heeft de Dienaar zich losgerukt van alle persoonlijke bindingen en omstandigheden,

om zo de wezenlijke armoede te kennen van de mens die voor Gods mysterie staat.

Hij is de mens die in beslag genomen is door Gods mysterie,

de mens die geheel open staat.

Hij behoort tot niets of niemand meer.

Hij behoort toe aan Gods mysterie.

En daarom is hij het mysterie

dat zich in de diepte van onze nood en onze nacht openbaart. (…)

Hij toont dat het leven van de Geest niet het leven is

dat huivert voor verwoesting en nacht

maar een leven dat, met veel geduld, alles verdraagt en omvormt;

hij verkondigt dat de geschiedenis niet de uiterste horizon van de mens,

noch het laatste oordeel van God is.

 

Vanuit dit verschijningsverhaal bij Lucas lopen er directe verbindingslijnen

naar een ander verschijningsverhaal bij Lucas,

dat van de twee leerlingen op weg naar Emmaüs.

Niet alleen worden die leerlingen in het begin van dit verhaal vermeld

maar er zijn ook veel gelijkenissen met het zgn. Emmaüsverhaal.

Ook de leerlingen in dit verhaal herkennen de verrezen Heer niet

en zoals de leerlingen van Emmaüs ‘iets’ nodig hadden om Hem te herkennen,

zo ook moeten deze leerlingen ‘iets’ hebben om Jezus te herkennen.

Het is alsof beide verschijningsverhalen duidelijk willen maken

dat de Verrezen Heer niet rechtstreeks te herkennen, te zien is

en er nood is aan een bemiddelend gegeven.

Bij de leerlingen van Emmaüs was dit het breken van het brood.

Bij de leerlingen in Jeruzalem is het

het aanreiken van voedsel

en het bekijken en betasten van het lichaam van Christus.

Het is wel degelijk het lichaam van de gekruisigde.

En hier begint er een verbindingslijn naar de verschijningsverhalen bij Johannes.

De verrezene laat er eveneens zijn wonden zien

en nodigt Thomas uit om ze te betasten.

Al deze handelingen brengen de leerlingen tot het geloof in de verrezene.

Ik spreek hier uitdrukkelijk niet tot geloof in de verrijzenis,

zijnde het geloof in het leven na de dood.

Dat geloof was reeds aanwezig bij vele volkeren van de Oudheid.

Geloof in de verrezene is iets anders dan geloof in de verrijzenis.

Als de verrezene dezelfde is als diegene

die met hen maaltijd hield en het brood brak,

dan roept ook deze verrezene net zoals de aardse Jezus hen op

tot geloof en dus tot navolging.

We zouden het korter kunnen uitdrukken:

er is eigenlijk niets veranderd, of,

we dienen eigenlijk te doen alsof er niets veranderd is.

Gemeenschap vormen met de verrezen Heer

is hetzelfde als gemeenschap vormen met de aardse Jezus.

Ook nu spreekt Hij tot ons doorheen de Schriften,

ook nu maakt Hij in ons onze geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften.

Ook nu maakt Hij ons in ons ons duidelijk wat God van ons wil.

Ook nu breekt Hij voor ons het brood en wil Hij met ons maaltijd houden.

Ook nu laat Hij zich ‘ervaren’ als diegene die dus bij ons is

en met ons gemeenschap wil houden.

Maar voor de mens is enkel reëel wat zichtbaar en tastbaar is.

Voor mensen lijkt het geloof in een onzichtbare aanwezige zinloos.

Het lijkt hem hetzelfde als geloof in een afwezige aanwezige.

De tegenspraak hierin is voor hem dezelfde als

deze gelegen in een sprekende stilte, een gevulde leegte,

een lichtende duisternis, een levende dode, of ook,

dat de weg ten leven die van het sterven is.

En daar is het nu precies om te doen.

Geloven, Jezus navolgen, is de weg naar het leven bewandelen.

En dit is de weg bewandelen die ook Jezus, is gegaan.

De verrezene is niet zomaar iemand die leeft na het sterven,

maar wel de Zoon van God, die de weg ten leven is gegaan:

die van het sterven.

Dit sterven van de Zoon van God, de Mensenzoon,

is de uiterste consequentie van de trouw aan de wil van God,

is dus de uiterste consequentie van de liefde,

de liefde die de reëel ervaarbare liefde van God is.

Deze liefde uit zich niet in machtsvertoon, hoe dienstbaar macht ook kan zijn.

Ze uit zich in solidariteit, in gelijk worden aan de mens,

aan de mens die nood heeft aan redding.

Het is de beleving van deze liefde

die ons in staat stelt de Verrezene te ervaren.

Het is het eerbiedig aanraken van de gekruisigde.

Wat leren we verder nog?

 

Willen we de Verrezene ervaren

dan moeten we de Schriften leren begrijpen.

Ook de leerlingen van Emmaüs dienden dit te doen.

Het gaat hier niet over een verstandelijk analyserend begrijpen van de Schriften,

over een wetenschappelijke exegese, hoe belangrijk deze ook mag zijn.

Het gaat over een luisteren met het hart, de zin van ‘lectio divina’,

luisteren wat de Schrift mij te zeggen heeft.

En dat zal ze niet altijd…

Voorwaarde: stil zijn, opruimen van storende gedachten en beelden, ook over God

- ikgericht Godsdenken BV3 God denken in termen van macht, succces, ….

 

En verder is ervaren van de verrezene hetzelfde als gemeenschap vormen met..

uiteraard door de liefde, de zorg,

niet de volmaakte liefde, maar die van mensen die we laten uitrzuiveren

 

Dit alles geldt ook voor ervaren van geluk

en blijven geloven erin in tijden dat het nijpt…