Homilie 17' zondag door het jaar B 2018

2 Kon, 4, 42-44    Ef. 4, 1-6    Joh. 6, 1-15

Ons verlangen, broeders en zusters, is ontworpen voor de genade. Het evangelie van deze zondag dat de wonderbare broodvermenigvuldiging verhaalt, bevestigt dat ons diepste verlangen alleen door God kan vervuld worden, en dat dit verlangen zonder Hem ten diepste gefrustreerd blijft. Want ons menselijk verlangen is ontworpen voor de genade en enkel daarvoor.

De wonderbare broodvermenigvuldiging, die vol verwijzingen zit naar het mysterie van de Eucharistie, is dan ook een teken. Alle wonderen bij de Evangelist Johannes zijn tekenen die nooit op zichzelf staan, maar verwijzen naar een andere, grotere en diepere realiteit. Het voornaamste verwijt dat Jezus de mensen maakt in de broodrede die volgt op de wonderbare broodvermenigvuldiging, en die we de volgende vier zondagen in partjes te horen zullen krijgen, Jezus’ voornaamste verwijt betreft juist het feit dat de mensen blind blijven voor de tekenwaarde van de broodvermenigvuldiging. Ze blijven steken bij het spectaculaire mirakel van het voeden van vijfduizend monden met slechts vijf broden en twee vissen, en ze willen Jezus uitroepen tot hun koning, hun keizer, hun garantie op brood en spelen waar het menselijk verlangen in zijn banaalste en massaalste vorm altijd en overal op uitloopt. Maar Jezus onttrekt zich aan deze platvloerse invulling van het menselijk verlangen en trekt zich terug in het gebergte, geheel alleen, d.w.z. alleen met zijn Vader.



Maar, waar gaat het in dit wonderlijk gebeuren dan eigenlijk om? Het gaat om drie dingen, alle drie innig met elkaar verbonden: het gaat om honger, het gaat om voedsel dat die honger kan stillen en het gaat om het eten van dat voedsel.

Honger verwijst naar het oer-verlangen in de mens. Het eerste onbestemd gevoel waarom een baby huilt is honger. Honger kan gestild worden maar nooit definitief. Een mens bestaat in oneindige behoeftigheid. Honger is pas menselijk als die nooit helemaal gestild kan worden. Dan spreekt men van verlangen. In de etymologie van het woord verlangen zit ‘lang’, ‘langer maken’, ‘uitstellen’. Als we iets verlangen worden we soms verscheurd tussen een zo vlug mogelijke bevrediging en een zo lang mogelijk verwachtend en genietend uitzien. In de Franse taal spreekt men over le besoin et le désir: le besoin als het om een directe lichamelijke behoefte gaat, le désir wanneer het gaat om een uitgesteld verlangen. Le besoin et le désir: twee werelden. Reeds Augustinus gaf in zijn Belijdenissen het menselijk désir zijn diepste duiding in zijn beroemde tekst: “Gij hebt ons naar u toe geschapen, God, en rusteloos blijft ons hart totdat het rust vindt in u.” In de wonderbare broodvermenigvuldiging wordt het besoin uitgerokken tot het désir.

Het tweede belangrijk aspect van ons evangelie is het voedsel om onze honger te stillen. Wat reeds in het verhaal rond de profeet Elisa uit het 2de Boek der Koningen opvalt is, dat het voedsel dat mensen aandragen om de honger van een groep te stillen weliswaar onvoldoende is, tekort schiet, maar toch zijn belang heeft. Elisa tovert geen brood tevoorschijn uit lucht. Iemand brengt hem een eerstelingsoffer van 20 broden en wat vers koren, en daaruit schept de man Gods overvloed. In het Evangelie gaat het er nog spectaculairder aan toe: een jongen – niet eens een man – brengt 5 gerstebroodjes aan en welgeteld 2 visjes. Minder is haast niet mogelijk. En daarmee voedt de Heer een menigte van vijfduizend mensen. Onvoldoende maar niet onbelangrijk. Wat wij, schamele mensen, de Heer aanbieden is ver beneden de maat, maar het wordt door de Heer zelf aangenomen en vermenigvuldigd tot een grote overvloed. Twaalf manden met brokken blijven over, twaalf, voor elke stam van Israël één, brood voor het gehele nieuwe Lichaam van Christus. Het weinige dat mensen aandragen, vrucht van de aarde en werk van onze handen, wordt door de Heer omgezet in zijn goddelijke mateloze maat. Dat is het tekenwaarde van het voedsel: menselijke gezien onvoldoende maar getransformeerd in Gods onvoorstelbare overvloed. 

En dan is er het derde element met sterke tekenwaarde: het eten zelf, tot verzadigens toe. We zeiden het reeds: mensen houden altijd honger, menselijk verlangen kan nooit definitief gestild worden. Alleen als Jezus zichzelf te eten geeft, worden we ten diepste verzadigd. In het vervolg van de broodrede zal de Heer het hebben over voedsel dat blijft ten eeuwen leven en dat alleen de Mensenzoon ons kan geven. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed dringt”, zegt Hij, “heeft eeuwig leven”. De verwijzingen naar de Eucharistie worden in de loop van de broodrede steeds indringender. De focus verplaatst zich gaandeweg van het brood naar Jezus’ lichaam en bloed.    
    
Ons verlangen is ontworpen voor de genade. Verlengen wij ons verlangen, broeders en zusters, tot het zich uitstrekt naar God en naar de dingen van God. Voeden en verzadigen wij ons met kostelijke spijs in plaats van met surrogaat. Dan gaan we stilaan een ander leven leiden, een leven dat beantwoordt aan de roeping die wij als beeltenis Gods van God ontvangen hebben, in alle nederigheid en zachtheid, liefdevol elkaar verdragend. Dan worden we waarlijk mens, geschapen naar Gods beeld en stralend van zijn gelijkenis. Want ons verlangen dat ontworpen voor de genade, heeft dan zijn doel en vervulling bereikt.

Br. Guerric Aerden ocso                            Abdij Westmalle