Homilie Doop van de Heer C 2022
Jes 40,1-5.9-11 Tit 2,11…3,7 Lc 3,15…22
Vandaag viert de Kerk opnieuw een Epifaniefeest, een openbaring van de goddelijke gestalte van Jezus doorheen zijn menselijke verschijning. De Godsopenbaring bij de doop van Christus in de Jordaan is in de oosterse liturgieën het voornaamste thema van het feest van Epifanie, terwijl dat in het westen de aanbidding door de Wijzen of de Drie Koningen is. Bij de doop van Christus in de Jordaan heeft de genade van God zich gemanifesteerd voor het heil van alle mensen. En die genade leert ons te verzaken aan goddeloosheid en wereldse begeerten, om bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze tijd. Dat zegt Paulus ons in zijn Brief aan Titus en dat hebben wij beloofd bij ons eigen doopsel. We hebben bij onze doop verzaakt aan goddeloosheid en aan de werken van het kwaad. We hebben toen beloofd ‘bezonnen’ te leven, dit wil zeggen, niet als beesten maar redelijk, voor rede vatbaar, met wijsheid en onderscheiding van de geest. Vervolgens hebben we beloofd om ‘vroom’ te leven, dat wil zeggen met God verbonden. God als partner in ons leven toelaten, luisteren naar zijn woord in de Schrift en in de omstandigheden van het leven en antwoord geven op dat woord van God in ons bidden. ‘Vroom leven’ betekent ook: Gods wil zoeken en niet alleen onze verdomde goesting doen. Het betekent: onszelf de vraag durven stellen: “Wat wil God van mij? Wat vraagt Hij van mij op dit moment, in deze situatie van mijn leven?” En tenslotte hebben wij bij ons doopsel beloofd rechtvaardig te leven, recht en niet krom. Rechtvaardig zijn betekent iedereen, voor zover het van ons afhangt, recht doen, in zijn waarde laten, bejegenen als evenwaardig, als kind van God. Wie aldus verzaakt aan goddeloosheid en wereldse begeerten, en bezonnen, vroom en rechtvaardig probeert te leven in deze tijd, ziet ook uit naar de volle openbaring van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland Jezus Christus. Want een christelijk leven is vol verwachting en staat uit naar een toekomst vol hoop en vervulling, naar wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben. (1Kor 2,9) Men ziet dus uit naar het onuitsprekelijk mysterie van de openbaring van Gods tegenwoordigheid! En dat mysterie vieren wij vandaag bij de doop van de Heer, zoals overigens in elke Eucharistieviering ‘totdat Hij komt’.
De doop van Jezus in de Jordaan heeft bij Lucas een uitgesproken communautair karakter. De evangelist legt er de nadruk op dat de mensen in grote getale uittrokken om zich door Johannes te laten dopen (Lc 3,7). Het volk was vol verwachting en iedereen stelde zich de vraag of Johannes niet de Messias was. In het water van de Jordaan is er werkelijk communicatie tussen Jezus en het volk. En toen ook Jezus zich liet dopen en Hij na zijn doop in gebed was, en nadat de Heilige Geest in de lichamelijke gedaante van een duif op Hem was neergedaald, en de goddelijk stem weerklonk: “Gij zijt mijn welbeminde Zoon in wie Ik mijn vreugde vind”, laat Lucas heel de stamboom van Jezus volgen. In de evangelietekst die we voorlazen is deze stamboom weggelaten. Maar het is veelzeggend dat na de woorden: “Gij zijt mijn welbeminde Zoon in wie Ik mijn vreugde vind”, de tekst vervolgt met de woorden: deze Jezus, volgens de opvatting van de mensen de zoon van Jozef, de zoon van Eli, de zoon van Mattat, enz… tot bij Adam, de zoon van God. Heel de mensheid wordt aldus met Jezus in het water van de Jordaan mee ondergedompeld en ook uit dat water gered. Op alle nederigen die in Jezus’ nederigheid gedoopt worden, rust ook het Woord: “Jij bent mijn geliefde zoon, mijn geliefde dochter en Ik ben je Vader die in jou vreugde vind. Ik heb je lief tot in de dood. Ik laat je oude mens nu verdrinken in de wateren van de Jordaan, in de wateren van het doopsel, om jou te doen opstaan in mijn Zoon Jezus tot de nieuwe Mens, om samen met Hem te verrijzen tot nieuw leven, tot vroom leven, bezonnen en rechtvaardig!” Zo wordt in de openbaring van Jezus de hele mensheid geopenbaard en ieder mens individueel!
Maar er is nog meer! De oosterse liturgieën breiden de doop en de openbaring van Jezus niet alleen uit naar de gemeenschap maar zelfs naar heel de schepping. Onverwacht geeft deze uitbreiding een ecologisch karakter aan deze Epifanie van de Heer. De oosterse liturgie bezingt hoe Christus door zijn doop in de Jordaan, alle wateren voorgoed heeft geheiligd en gedoopt. Christus zelf had geen doopsel tot bekering nodig, want Hij was het heil en het licht van de wereld. Maar zijn doop doopte de wateren. Het lichaam van Christus heiligde definitief het water van de Jordaan en alle wateren, rivieren, zeeën en oceanen. Al het water dat onze aarde vruchtbaarheid verschaft, leven en lafenis, wordt geheiligd door Christus’ doop. Schrijft Paulus niet dat ook de schepping verlangt naar de openbaring van Gods kinderen? Want aan zichzelf overgelaten, is zij onderworpen aan een zinloos bestaan (Rom 8,19-20). De hoop van de schepping is erin gelegen te delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods (Rom 8,21). Het is daarom dubbel wrang dat juist de mens, die geroepen is aan alles zij naam en zin te geven, de schepping zo misbruikt en het water op zo’n schandelijke wijze vervuilt en verspilt. Wij zouden als Sint-Franciscus in zijn Zonnelied moet bidden: “Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water, die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.” En zoals deze middeleeuwse heilige zouden we het water als onze dierbare zuster moeten behandelen, met respect en dankbaarheid en ervoor moeten zorgen dat elk mens op aarde zuiver water tot zijn beschikking heeft. Pas dan zullen wij metterdaad tonen dat wij in Christus’ doop de openbaring hebben ontvangen van het kindschap Gods: “Gij zijt mijn welbeminde in wie ik mijn vreugde vind!” Welke vreugde zou God vinden in de mens die alleen voor zichzelf leeft?
Br. Guerric ocso
1