Homilie Zesde Zondag C 2022

 

 

 Jer 17,5-8  1Kor 15,12.16-20    Lc 6,17. 20-26

Zoals u weet, broeders en zusters, zijn bij de drie lezingen van de zondagse liturgie door het jaar, de eerste lezing en het evangelie op elkaar afgestemd. De tweede lezing daarentegen is een doorlopende lectuur uit de Brieven van Paulus. Daardoor staat deze tweede lezing enigszins los van beide andere teksten en wordt hij door de predikant minder in zijn homilie betrokken. Dit is een beetje jammer want Paulus, de Apostel der heidenen, is de leraar bij uitstek van het beginnende christendom. Hij biedt ons enorme inzichten in het Christus-geheim. Ook op deze zesde zondag in het C-jaar is dit het geval.
     In slechts zes verzen gebruikt Paulus zevenmaal het woord verrijzenis. “Christus is verrezen uit de doden, als eerste van hen die ontslapen zijn.” Dat is de hoeksteen van ons christelijk geloof. “Als Christus niet is verrezen, is uw geloof waardeloos”, waarschuwt de Apostel. “Als wij de hoop die wij op Christus hebben gesteld alleen beperken tot dit leven, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.” De verrijzenis van Christus – en in zijn voetspoor de onze – verlegt onze focus naar een andere realiteit, een hemelse en goddelijke. Daarmee verandert ook onze omgang met dit aardse. De werkelijkheid, waarmee wij dagelijks geconfronteerd worden, verliest daardoor zijn absolute waarde en wordt dus betrekkelijk. Niet dat dit ondermaanse waardeloos is, verre van, het is ons oefenterrein om ons te trainen voor het hemelse, en we hebben geen ander. De kerkvaders stelden dit aardse leven vaak voor als een school waarin wij de leerlingen zijn met Christus als leraar. Een school is nooit een doel op zich, maar staat gericht op een later beroep of ambacht. Zo is ook ons leven hier op aarde een oefenplek, maar het is niet het uiteindelijke. Dit “uiteindelijke” wordt zichtbaar in de verrijzenis van Christus. Dit mogen we nooit uit het oog verliezen, anders zijn we echt beklagenswaardig!


     De verrijzenis van Christus, dat ultieme, mag ook niet uitsluitend naar een hiernamaals geprojecteerd worden. “Christus IS verrezen!”, jubelt de Kerk met Pasen, en de vreugde en jubel bij dat actueel gebeuren zijn blijvend ons deel. Leven in de modus van de verrijzenis is leven met hoop, met zin voor kwaliteit, met visie en perspectief, maar ook niet zonder het kruis. En vanuit deze verrijzenismodus kunnen we de twee andere lezingen van deze zondag in hun juiste perspectief plaatsen. Laten we beginnen bij Jeremia. De profeet gebruikt de literaire tweewegentechniek die in de Bijbel meer voorkomt, zoals onder andere in Psalm 1. “Vervloekt de mens die louter steunt op schepselen en zich afkeert van de Heer, hij is als een kale struik in een verdord land; gezegend echter de mens die zijn geloof en vertrouwen grondvest op de Heer, hij is als een boom aan de waterkant, zijn bladeren blijven groen.” Als we ons leven oriënteren op de verrezen Christus zitten we in de goede partij; dan steken onze wortels diep in het water en blijven we vrucht dragen. Geen tegenslag of depressie krijgt ons eronder. Altijd is er perspectief, hemels en goddelijk, zelfs in de meest barre omstandigheden.
     In het Evangelie volgens Lucas horen we de zaligsprekingen uit de Bergrede bij Matteüs opnieuw, maar nu door Lucas opgedeeld in twee kampen van viermaal ‘zalig’ en viermaal ‘wee’, opnieuw dus een literaire tweewegentechniek, een clair-obscur: “Gelukkig de armen, gelukkig die nu honger lijdt, die nu weent, die nu gehaat, belasterd en uitgestoten wordt; wee echter de rijken, wee die nu verzadigd zijn, die nu lachen, die nu door de mensen geëerd en opgehemeld worden.”
     Lucas is de evangelist die uit alle parabels en spreuken van Jezus een hele filosofie distilleert over ‘rijk’ en ‘arm’. De rijke komt bij hem in de buurt van de mens die zichzelf zodanig veiligstelt, dat hij zichzelf in alles gaat rechtvaardigen en daardoor zichzelf afsluit voor het heil, en dus ook voor het leed van de armen die aan zijn deur kloppen. De parabel van de rijke vrek en de arme Lazarus, een verhaal dat alleen Lucas ons overlevert, spreekt wat dat betreft boekdelen. Deze parabel is in feite een bevestiging van het verrijzenisgeloof. De arme Lazarus komt in het paradijs terecht, waar hij zelfs in de schoot van Abraham mag zitten. De gregoriaanse antifoon In chorus angelorum uit de begrafenisliturgie, zingt elke gestorven gelovige de geneugte toe van de verrezen Lazarus in het Paradijs:
     
“Laat het engelenkoor je ontvangen, zodat je met Lazarus, de arme van weleer, mag genieten van de eeuwige rust”

In het leven van elke dag, broeders en zusters, is er geen kant en klare opdeling in twee kampen, de goeden en de slechten. In elk slecht zit ook iets goeds, zoals in elk goed ook iets slechts steekt. We hebben daarom de geest van onderscheiding nodig om de juiste keuzes te maken. Maar als ons kompas gericht staat op de verrijzenis van Christus, die nu reeds in onze wereldorde is doorgebroken, kunnen we leven in en vanuit Gods vreugde. God is mededeelzame vreugde; Hij wil deze vreugde delen met zijn schepselen die gebroken zijn, vaak letterlijk cor-rupt (van cor ruptus, wat ‘gebroken hart’ betekent). Christus is immers ingetreden in onze menselijke gebrokenheid en heeft deze van binnenuit reeds verlost. Wie leeft in het perspectief van de verrijzenis, leeft in de vreugde van een herstelde breuk.

Br. Guerric ocso
      
1