homilie Achttiende Zondag C 2022
Achttiende Zondag C Pred 1,2; 2,21-23 Kol 3,1-11 Lc 12,13-21
‘Rijk voor zichzelf’ en ‘rijk bij God’
De heilige Paulus vraagt ons in de tweede lezing ‘te zoeken naar de realiteiten van boven, daar waar Christus is’. Dat wil zeggen dat het mogelijk is dat we niet zoeken, omdat we genoeg hebben met wat we hier beneden hebben. In het evangelie verwittigt Jezus ons dat zulk een houding een grote dwaasheid is. En Hij maakt dit duidelijk met een beeldverhaal of parabel.
Deze parabel eindigt met de veelzeggende zin: “Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf maar niet rijk is bij God.” In deze zin zit een pikante tegenstelling tussen ‘rijk voor zichzelf’ en ‘rijk bij God’. Het gaat dus niet om een tegenstelling
tussen arm en rijk. Het evangelie van Jezus is geen socialisme, en ook geen kapitalisme. In de streek waar ik vandaan kom was een boer die zeer rijk was. Zijn naam was Antoon. Het geluk was met hem. Hij had enorm veel geërfd, was tegen een grote vergoeding onteigend voor de aanleg van een autostrade, en hij had grote oogsten. Om het met de woorden van de parabel te zeggen: “hij had een enorme rijkdom verzameld voor vele jaren, hij rustte goed uit, hij at en dronk en nam het er goed van.” Maar in tegenstelling tot de boer in de parabel was Antoon niet een mens die alleen aan zichzelf dacht. Hij was ook een wijze mens: zijn rijkdom was niet allemaal alleen voor hemzelf. Hij bouwde een groot huis voor zijn dochter Mariëtte, kocht een nog groter huis voor zijn zoon Alex en vergat niet vele andere mensen goed te doen met zijn geld en zijn wijsheid. Antoon besefte dat hij een geluksvogel was en met een humoristisch aanvoelen realiseerde hij zich dat hij misschien onverwacht kon worden aangesproken door de grote Baas van hierboven. En dan wilde hij niet aangesproken worden met het woordje ‘dwaas’. En Antoon was geen dwaas, zeker niet in de ogen van de mensen, want hij was door hen gekozen in het gemeentebestuur en als voorzitter van meerdere boerengroeperingen. Maar hij wilde evenmin dwaas zijn in de ogen van God. Hij wist dat veel geld hebben op zichzelf geen misdaad is, maar dat veel geld alleen voor zichzelf houden een grote misdaad is. Hij wist dat rijkdom op zich geen zonde is, maar dat rijkdom opslaan exclusief om de rijkdom grote zonde is. Geld en welvaart kunnen wij als christenen nooit begeren als doel op zich. Slechts in de mate dat geld en welvaart van ons gevende en
delende mensen maken, worden wij rijk bij God. Als gevende en delende mensen worden wij ook ‘mooie mensen’ omdat wij ook meer gaan gelijken op Gods Zoon die zich heeft uitgedeeld aan de mensen tot op het kruis.
Ik wil daarmee niet beweren dat men eerst rijk moet worden vooraleer men kan geven en delen, zoals het liberale standpunt luidt. Jezus zelf had geen steen om zijn hoofd op te leggen maar Hij was een man voor alle anderen. Bovendien heeft rijkdom iets dubbel: wat jij bezit, dat bezit jou ook en maakt van jou al gauw een ‘bezetene’. En iemand die bezeten is, is noch vrij, noch gelukkig. Rijkdom, zegt de heilige Bernardus, heeft drie nadelen: zij kost veel inspanning om haar te verwerven, zij vraagt een voortdurende strijd om haar te behouden, en zij laat je in angst leven om haar te verliezen. Wij moeten ons de wijsheid van de heilige Paulus eigen maken: ‘Alles is het uwe maar jij bent van Christus en Christus is van God’ (1Kor 3,22). En om van Christus te zijn moet je dat ook duidelijk maken door je bezit achter Hem te stellen, op de tweede en niet op de eerste plaats. En dat doe je door een gevend en delend mens te zijn.
Op wereldschaal, in Europa zelf, in eigen land en binnen de eigen kring hebben wij van God de vrijheid gekregen om verantwoord met geld en bezit om te gaan. Jezus zegt terecht: “Ik ben niet als rechter of verdeler over u aangesteld”. Dat betekent dat wij zelf onze verantwoordelijkheid op ons moeten nemen om in ons eenmalige en unieke leven zo met geld en goed om te gaan dat wij op het einde niet door God moeten aangesproken worden met
“dwaas”. “Jij was wellicht rijk bij de mensen, maar helemaal niet bij Mij!” Als we ergens dwaas in mogen zijn, dan is het in de liefde, door lief te hebben zoals Christus ons heeft liefgehad, Hij die zijn leven gaf voor zijn vrienden, en niet alleen voor zijn vrienden maar zelfs voor zijn vijanden. Laten ook wij navolgers worden van deze dwaze, goddelijke liefde. Wij zijn immers geschapen naar zijn prachtig beeld en schone gelijkenis.
br. Guerric ocso