Homilie Christus Koning C 2022

 

 

 

 

 

 

Christus Koning C    2Sam 5,1-3    Kol 1,12-20    Lc 23,35-43

“Uw Koninkrijk kome” bidden wij als eerste smeekbede in elk Onzevader. We staan er te weinig bij stil. Er is geen koninkrijk zonder koning. Wij vieren elk jaar het feest van Christus-Koning om ons te herinneren aan dat goddelijk koningschap waar ook wij, als koningen, profeten en priesters, deel van uitmaken.
     Het koningschap van Christus is niet te begrijpen zonder een stevige bijbelse achtergrond. De inkleuring van Christus’ koningschap gebeurt immers via de sjablonen en vooral de anti- voorbeelden van het aardse koningschap, zowel dat uit de bijbelse traditie als uit de actuele tijd.
     Als evangelie voor dit feest van Christus-Koning kiest het C- jaar de kruisiging van Christus volgens Lucas. Een gekruisigde Koning: het contrast met de beelden van macht en aanzien waarmee het aardse koningschap is omgeven, kan moeilijk groter zijn. Dit wordt ook goed verstaan door de getuigen bij de kruisiging. De leiders en soldaten bespotten Jezus als een belachelijke koning die zichzelf niet eens kan redden, laat staan anderen. Een koning wordt geacht zijn volk te kunnen redden uit miserie en gevaar en mensen in nood te kunnen helpen. “Zie Hem daar nu hangen, die paljas, Hij kan zichzelf niet eens van het kruis helpen!” Zo spotten zij met de ‘Koning van de Joden’. Maar precies deze spot legt de slagader bloot van Christus’ koningschap. Hij is de gekruisigde Verlosser van de wereld. Zijn kruis is zijn troon. “Door zijn bloed, aan het kruis vergoten, sticht Hij vrede en verzoent Hij alle wezens met God in de hemel en op de aarde”, zoals de hymne uit de Kolossenzen brief het bezingt in de tweede lezing. Dit is het eerste kenmerk van Christus’ koningschap, zijn vermogen mensen te redden van alles wat hen van God vervreemdt.


     Alleen de mens kan zichzelf uitsluiten van Gods reddend handelen. Dit wordt ons vandaag verduidelijkt door twee figuren die ter rechter- en te linkerkant van Jezus’ kruis zijn terechtgesteld. We kennen ze als de goede en de slechte moordenaar. De slechte heult mee met de spotters: “Als jij de Christus bent, red dan jezelf en ons erbij.” Hij gelooft niet in de reddende kracht van de gezalfde Koning en door niet te geloven, sluit hij zichzelf uit van deze redding. De andere misdadiger richt zich in een betrouwvol Jezusgebed tot de gekruisigde Koning:
“Jezus, denk aan mij, vergeet mij niet, herinner U mij als U in uw Koninkrijk gekomen zijt.” Dit gelovig gebed aan het eind van een

misdadig leven redt de goede moordenaar. Jezus belooft hem dan ook: “Vandaag nog zult ge met Mij in het Paradijs zijn.” Want als God de mens gedenkt, is hij al gered. Daarom moet de mens ook God gedenken in een voortdurend gebed. “Bidt zonder ophouden en verlies de moed niet”, leert Jezus bij Lucas (18,1). Het gebed is de weg naar de redding.
Een ander aspect van onze gekruisigde Koning is zijn positie.
Hij is opgehangen. Hij hangt letterlijk tussen hemel en aarde. Men spreekt van een ‘zittende’ vorst, maar onze Koning hangt aan een kruis. Wat betekent dit voor ons? De twaalfde-eeuwse cisterciënzer abt, Guerric van Igny, geeft in zijn eerste Preek op de Advent een spiritualiteit van de tussentijd – ad interim – dat is de tijd waarin wij verkeren. Hij noemt het een tijd van ‘gespannen verwachting’, een tijd van verlangen, een tijd van aan God zijn levensverwachting ophangen. Hij schrijft: “Heer Jezus, toen Gij vrij uw leven ging geven en toen Gij het soort dood koos dat die zelfgave zou realiseren, heeft uw ziel voor de ophanging gekozen.
Aldus opgericht van de aarde, zoudt Gij ons naar U toetrekken en ons optillen uit het aardse. U hebt niet toegelaten dat U vóór uw dood van het kruis werd gehaald opdat ook wij tot de dood aan het kruis zouden volharden. Zo zouden wij vanaf het kruis als van op een hoge voetbank gemakkelijk de hemel kunnen bestijgen.”
     Wie God aanhangt en Hem zoekt, moet zichzelf transcenderen. Hij verliest daarbij de controle over zichzelf en kent de ervaring van ‘onveiligheid’ omdat hij de grip op zijn zelfbehoud verliest. Deze fundamentele spirituele ervaring drukt de abt van Igny uit met de term suspensus, wat vertaald kan worden met ophanging, uitgerekt worden, gespannen afwachten of gekruisigd zijn. “Voorlopig zijn we nog niet in staat de hemelse realiteiten te bereiken”, schrijft de gelukzalige Guerric, “maar niettemin zijn we onwillig ons te binden aan de dingen van de aarde”. Iemand kan jarenlang doorbrengen zonder een zichtbare spirituele groei en toch trouw blijven. Zo’n stagnatie kan iemand uitrekken in een kruisigende ervaring. De gekruisigde Koning is dan zijn enige houvast in deze frustratie waarbij de vervulling op zich laat wachten.
     Het feest van Christus-Koning omvat beide aspecten: redding en verwachting, verlossing en verlangen, genade en onvervuldheid. Daarom volharden wij in het gebed: “Uw Koninkrijk kome. Want van U is het Koninkrijk en de Kracht en de Heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.”
Br. Guerric ocso Abdij van Prébenoît