Homilie Tweede zondag A 2023
Tweede zondag A Jes 49,1...6 1 Kor 1,1-3 Joh 1,29-34
De drie lezingen van deze tweede zondag door het jaar drukken iets wezenlijks uit van de roeping van elke christen. In het evangelie wordt onze blik terug op Johannes de Doper gericht, die al regelmatig voor het voetlicht trad in de voorbije advent- en kersttijd. Thans echter, in deze perikoop uit het eerste hoofdstuk van het vierde evangelie, is de Doper persoonlijk aan het woord. En hij spreekt over Jezus zoals hij Hem ziet. De twee hoofdrolspelers, Johannes en Jezus, staan tegenover elkaar maar Jezus zegt niets. Alleen Johannes de Doper getuigt. Alles wat hij zegt heeft te maken met Jezus' roeping en met zijn eigen roeping. Johannes' hele bestaan krijgt maar betekenis door de persoon van Jezus. Het is de roeping van de Doper Jezus te openbaren, hem aan te wijzen als het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Zonder deze roeping zou het leven van de Doper elke zin en betekenis missen. Geldt dit eveneens niet voor ons die Jezus zijn gevolgd? Wat is de zin van ons leven als we niet onophoudelijk naar de Heer kijken, als we niet voortdurend zijn aangezicht zoeken? Hoe leeg zou ons leven zijn zonder deze gerichtheid, zonder het dagelijks gebed, zonder de viering van de sacramenten, zonder het lezen van Gods woord en zonder de communio met onze zusters en broeders in het geloof?
Als we goed naar Johannes luisteren, kunnen iets van de ontwikkeling van zijn roeping opvangen. Twee keer horen we hem zeggen: “Ik kende Hem niet.” In de loop van zijn activiteit als doper, waarbij hem regelmatig de vraag werd gesteld “wat doopt ge als ge de Messias niet zijt?”, begon Johannes zich vragen te stellen. Pas toen hij de Geest als een duif op Jezus zag neerdalen, begreep hij dat die man Degene was op wie hij wachtte, dat Hij het Licht van de volken was die allen kwam dopen in de Geest. Het was met andere woorden de Heilige Geest die Johannes' roeping verduidelijkte. Aldus werkt de Geest ook in ons. Hij bereidt ons hart voor, verheldert onze visie en openbaart wat voor ons nog onzeker en verborgen is. Het is de Geest die ons Jezus leert kennen en herkennen. Dit is de magie van de Heilige Geest: Hij schept in ons verlangen en verwachting, Hij verlicht ons om te zien wat weliswaar aanwezig is maar nog onzichtbaar. Hij openbaart wat tot dan toe verborgen was.
Iemands roeping is vaak al heel vroeg in het leven aanwezig. Nog vóór je geboorte, nog in je moeders buik, heeft God je naam al uitgesproken. Dat horen we ook bij Jesaja: “Hij heeft mij gevormd tot zijn dienstknecht nog vóór mijn geboorte om Jacob naar Hem te doen terugkeren.” En we lezen het ook in die prachtige Psalm 139: “Gij weefde mij in de schoot van mijn moeder, en ik loof U in het besef dat ik ben eerbiedwekkend van maaksel. Uw oog zag mij, vormeloos nog, in uw boek waren allen geschreven de dagen dezer formering.” Vanaf de baarmoeder heeft God onze namen, en daarmee onze roeping, al geschreven in de palm van zijn hand. Maar alleen onder invloed van de Heilige Geest wordt een mens zich geleidelijk of plotseling bewust van zijn goddelijke roeping, dat hij een kind van God is. En door de Heilige
Geest worden wij er ons ook van bewust dat onze roeping een zending inhoudt.
Want een roeping is nooit alleen een individualistische zaak. Roeping heeft altijd ook te maken met onze relatie met anderen en met de wereld. Zo wordt in Jesaja de dienaar van God opgeroepen om een licht voor de volken te zijn. En in de tweede lezing horen we Paulus tegen de Korintiërs zeggen, dat Hij geroepen is apostel van Christus te zijn, en dat zij geroepen zijn om heilig te zijn, samen met allen die de Naam van de Heer aanroepen.
Een roeping raakt weliswaar de unieke persoon, maar gaat ook altijd om het volk van God, om de Kerk, en om Gods heilsplan voor de wereld. Zo heeft de roeping van iedere gedoopte, van iedere christen, altijd een missionaire dimensie die het persoonlijk lot van elkeen overstijgt. Als God ons roept, is dat om in relatie te treden met een gemeenschap, om deel te nemen aan dit grote lichaam van Christus dat de Kerk is, en er onze plaats in te vinden.
De ontmoeting tussen de Doper en Jezus is ook een openbaring van de roeping van Jezus. Aan het begin van zijn openbaar leven bevestigt de Doper Jezus in zijn roeping en zending. Op de keerpunten van het leven is de aanmoediging van anderen en hun visie op jou, erg belangrijk. Johannes de Doper speelde die cruciale rol voor Jezus. Als ieder van jullie naar de geschiedenis kijken van je eigen roeping als christen, zal het niet moeilijk zijn de mensen te herkennen die je op die weg geholpen hebben, die je de richting hebben aangewezen die je te gaan had. Dat waren mensen die zelf ‘bekeerd’ waren, toegekeerd naar Gods licht. Voor zover wij zelf ‘verlicht’ zijn, kunnen en moeten wij ook anderen naar het licht leiden.
Om geroepen te worden kiest God geen mensen op grond van hun bekwaamheid en aangeboren kwaliteiten. Integendeel, God wil zijn heerlijkheid openbaren in zwakheid. Als Hij ons koos was dat niet omdat wij de beste waren, maar opdat onze armoede zijn glorie zou onthullen. De christelijke roeping is geen roeping van jonge dynamische kaderleden voor een organisatie. Wij zijn geroepen om getuigen te zijn van een liefde die de wereld omvormt in het verborgene, voorbij de schone schijn, voorbij de illusies. Van iets heel kleins en bescheiden kan iets geweldig groot uitgaan.
Dit wordt ons in elke eucharistie duidelijk, als de priester voor de communie het lichaam van Christus opheft en zegt: "Zalig die genodigd zijn aan de maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt!” Dit is een uitnodiging om op onze beurt de verrezen Heer te erkennen in de nederige verschijning van brood en wijn, het werk van onze handen, zijn lichaam en bloed, overgeleverd voor het heil van de wereld.
broeder Guerric abdij van Prébenoît