Vierde zondag in Vdt A 2023

 

Vierde zondag in Vdt A  1Sam 16.1-13 Ef 5,8-14   Jn 9,1-41
In dit lange evangelie van de blindgeborene zien we een dubbele beweging, waar ieder personage van het verhaal op een of andere manier bij betrokken is. Enerzijds is er duidelijk een beweging van duisternis naar licht. De blindgeborene zelf is hier het beste voorbeeld van. Hij komt niet alleen tot lichamelijke genezing van zijn blindheid, maar tevens tot inzicht in wie Jezus in werkelijkheid is, het Licht van de wereld. Aan het eind spreekt hij zijn geloofsbelijdenis uit en knielt voor Jezus. Anderzijds toont het verhaal ook een omgekeerde beweging, van licht naar duisternis. Sommige farizeeën worden, met een beroep op hun interpretatie van de Wet, steeds meer bevangen door geestelijke blindheid. Ze willen en kunnen vooral niet zien of inzien dat Jezus een teken verricht zou hebben. Want dat heeft consequenties voor hun geloof in Hem als de Messias. “Zij die zien worden blind”, zegt Jezus aan het eind van de tekst, juist omdat ze hun geestelijke blindheid niet kunnen toegeven. Laat ons hopen dat wij ons in de eerste beweging situeren, die van duisternis naar licht. Christenen dienen zich immers te gedragen als kinderen van het licht, zegt Paulus in de tweede lezing, omdat zij in Christus licht zijn geworden. Wij mogen ons dus de vraag stellen of wij op een weg zitten naar meer helderheid, openheid en transparantie, of dat we jammerlijk op een weg zitten van versluiering, geslotenheid en geestelijke blindheid. De belangrijkste vraag is niet of we licht of duister zijn, maar waar we ons naar toe bewegen: naar licht of naar duisternis.



In de geestelijke literatuur spelen de zintuigen, en zeker ons vermogen om te zien, een voorname rol. Reeds het evangelie van deze zondag speelt met de dubbele gelaagdheid van zien of blind zijn: fysiek dan wel spiritueel. Die tweevoudige betekenis werd door een moderne schrijver paradoxaal gevat in de titel van zijn boek: “Als ik mijn ogen sluit, zie ik Hem”. Er is een vaderspreuk op naam van de blinde woestijnvader Bessarioon. Toen hem op het eind van zijn leven gevraagd wie nu eigenlijk echt monnik is, antwoordde de blinde grijsaard: “De monnik is hij die één en al oog is voor God, zoals de cherubijnen”. De twaalfde- eeuwse cisterciënzer auteur Willem van Saint-Thierry ruimt in zijn werk veel plaats in voor de zintuigen van de ziel. Zoals het lichaam vijf zintuigen kent: het aanraken, het ruiken, het smaken, het horen en het zien, zo heeft ook de ziel haar geestelijke zintuigen waarmee zij kennis opdoet van God. Maar het oog van de ziel is volgens Willem de Godsliefde, en dat noemt hij het voornaamste zintuig. Deze liefde maakt de mens ziende, en hoe spiritueler zijn liefde is, hoe dichter hij God nadert. Hij noemt dit geestelijk zintuig, het zintuig van de verlichte liefde, omdat er in de liefde noodzakelijk ook een element zit

van verstand en onderscheiding. Om God te zien, zegt hij, heb je twee ogen nodig, de liefde en de rede. Met de rede zie je wat God niet is en daarvan kun je afstand nemen. Met je liefde zie je wie God wel is en daar kun je je vol vreugde in verliezen. De rede volgt een veilig pad, maar de liefde komt vlugger vooruit en leert door haar onwetendheid. De liefde is immers uit God voortgekomen en verlangt vurig naar haar oorsprong terug te keren. De liefde is het licht van de ziel. Wie liefheeft is in het licht, wie niet liefheeft verkeert nog in duisternis.

br. Guerric ocso abdij van Prébenoît