Homilie Drieëntwintigste zondag B 2024

 

Drieëntwintigste zondag B    Mc 7,31-37    Jes 35,4-7a    Jak 2,1-5

Uit het Evangelie van deze zondag onthoud ik drie dingen. Ten eerste brengen mensen een doofstomme bij Jezus, opdat deze hem de handen zou opleggen. Ten tweede gaat Jezus zeer lichamelijk te werk vooraleer Hij het verlossende woord spreekt: “Ga open!”. En ten derde vraagt Jezus de mensen geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven, tevergeefs zoals blijkt.

Het gebeurt vaak in het Evangelie dat de mensen iemand bij Jezus brengen, een lamme, kinderen, een andere potentiële leerling, en hier dus een dove man die ook maar moeilijk kan spreken. Ook voor ons is het een opdracht in deze tijd mensen bij Jezus te brengen. En dat is vandaag een stuk lastiger omdat velen reeds een bepaald beeld van Jezus hebben, dat vaak scheefgetrokken of karikaturaal is. Eerst en vooral kunnen we mensen bij Jezus brengen in onze voorbede. Het is een oud gebruik om de naam van mensen in één adem te noemen met de naam Jezus. Ook al weten en horen die mensen dat niet, toch heeft het effect, want er zit kracht in de naam van Jezus, een kracht die bevrijdt en verlost.
Maar we mogen eveneens de mensen uit onze kring over Jezus vertellen, bij voorkeur vanuit onze eigen Jezusrelatie. De authenticiteit van onze persoonlijke levenswandel staat dan garant dat we getuigen van de ware Jezus, licht uit licht, ware God uit de ware God. Als we horen dat iemand ziek is of een fysisch of mentaal probleem heeft, zijn we vlug geneigd een dokter of therapeut aan te raden die we kennen en die hen zou kunnen helpen. Waarom spreken we dan niet over Jezus, onze Geneesheer bij uitmuntendheid? Waarom zijn we zo terughoudend om te getuigen van het Licht dat in de wereld komt, van Hem die de Weg, de Waarheid en het Leven is? Als Jezusleerlingen moeten we ook getuigen van zijn verrijzenis!



Een tweede element in deze genezingsscène zijn de gebaren die Jezus stelt: de doofstomme aanraken, hem de vingers in de oren steken, zijn speeksel op de tong leggen. Jezus treedt op zeer intieme en lichamelijke wijze in contact met de doofstomme. De Menswording van God is bron van ons heil en onze heling. Of om een woord van Bernardus te citeren: “Jezus handelt in het vlees en door het vlees, echter niet volgens het vlees maar volgens de Geest”. Hij spreekt niet, Hij zucht! In het Grieks staat er hetzelfde werkwoord als wat de heilige Paulus gebruikt in het achtste

hoofdstuk van zijn Romeinenbrief: “De hele natuur kreunt en ook wij zuchten over ons eigen lot” (Rom 8,22-23). Het is vooral de Heilige Geest die in onze harten kreunt met onuitsprekelijke verzuchtingen. Als Jezus hier zucht is dat een aanduiding dat de Heilige Geest aan het werk is om zijn schepping te herstellen. En dan roept Jezus dat bevrijdend woord uit: “Ga open, effeta!”. Waar de Geest aanwezig is, daar gaan deuren open, daar opent zich het hart, daar vallen sloten en ketenen in gruzelementen. Ook in ons leven kunnen we de activiteit van de Heilige Geest afmeten aan de graad van onze openhartigheid en transparantie, zoals zijn afwezigheid aan ons scepticisme en onze psychische geslotenheid.

Een laatste punt is de discretie waar Jezus op aandringt bij de mensen die getuige zijn van het wonder. Rond het miraculeuze is vaak sprake van ongezonde ophef en persoonsverheerlijking. Daar gaat Jezus niet in mee. Mensen blijven al te vaak steken bij het spectaculaire zonder door te stoten tot de kern van Jezus’ genezend handelen: Gods heil voor de wereld presentstellen. Maar de uitroep van het volk: “Hij heeft alles welgedaan: Hij laat doven horen en stommen spreken” mogen we gerust in de mond nemen en in ons hart dragen. Jezus is wat zijn naam zegt: “God is redding”!

broeder Guerric Aerden ocso