Homilie Christus-Koning 2024

 

 

 

 

 

 

Christus-Koning      Dan 7,13-14    Ap 1,5-8       Joh 18,33b-37
Vandaag vieren we Christus-Koning, een feest dat het einde van het liturgisch jaar markeert. De lezingen spreken ons over Jezus als  koning.  Toch tonen zij ons twee uiterst contrasterende beelden. Enerzijds, in de eerste lezing, een visioen van de profeet Daniël, hetgeen in de tweede lezing uit de Apocalyps wordt hernomen. Het lijkt een beetje op een Amerikaans spektakelstuk: een Mensenzoon die op de wolken des hemels naar een Hoogbejaarde wordt geleid. “Aan hem wordt heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; en alle volken, naties en talen brengen Hem hun hulde.” (Dan 7,13-14) En daaraan compleet tegengesteld zien we in het Evangelie Jezus gedagvaard voor Pilatus als een misdadiger. In beide gevallen gaat het echter om dezelfde persoon: de Mensenzoon in Daniëls visioen is Dezelfde over wie Pilatus zal zeggen: “Ziedaar de Mens” (Joh 19,5). Het verschil is maar schijn, de persoon is dezelfde. De werkelijkheid omvat meerdere niveaus en het is aan ons om achter de verschijning de diepere realiteit te ontdekken.



    Dit wordt al duidelijk bij het opschrift boven het Kruis: “Jezus van Nazareth, koning van de Joden” (Jn 19,9). Een koning die geen gouden kroon draagt, maar een doornenkroon. Dit koningschap volgt niet de regels van de wereld. Het is niet wat het lijkt. Mensen roepen om een koning, om een sterke leider, om een machtige held. Die drang is onuitroeibaar. God zelf zal moeten aanvaarden dat zijn volk per se een koning wil. (1Sam 8,7.19) En ook Jezus kan niet anders dan die titel overnemen. Maar het koningschap krijgt bij Hem wel een heel andere invulling. Het is er geen van strijdkrachten en parades. Dit koningschap heeft met het lijden en met de waarheid te maken.

     We moeten het ons voorstellen: die machtige Romeinse heerser, bekleed met alle insignes van zijn ambt, tronend als potentaat in een decor dat indruk maakte. En voor hem staat Jezus, bebloed en bespuwd, uitgejouwd door  het volk, mishandeld door de soldaten. Hij lijkt helemaal niet op een koning! Maar deze verschijning is bedrieglijk, want Jezus is inderdaad de Mensenzoon die Daniël schouwde  in zijn visioen. Jezus staat tegenover Pilatus, maar in feite stijgt Hij op naar zijn Vader, zoals in Daniëls droomgezicht. Zijn koningschap is onzichtbaar, maar ver verheven boven de macht van Pilatus.

     Pilatus zelf neemt hem niet ernstig: “Ben jíj de koning van de Joden?” Pilatus drijft de spot met Jezus, hij denkt dat hij met een gek te maken heeft. Maar  hij  vergist  zich  omdat  hij  zich  baseert  op  de  uiterlijke  schijn.  Jezus’ antwoord getuigt dat niet Pilatus maar Hijzelf met gezag bekleed is: “Zegt gij dit uit uzelf, of omdat anderen u over mij hebben gesproken?” (Joh 18,34) Gezagsuitoefening kent twee valkuilen. Ofwel wil de leider zich populair maken en luistert hij vooral naar de publieke opinie; ofwel luistert hij alleen naar zichzelf en legt hij als een despoot anderen zijn grillen op. In beide gevallen is hij geen echte leider, maar de slaaf van meningen of van zijn ego. Om echt met gezag op te treden moet de leider vooraf luisteren naar de personen over wie hij gezag uitoefent, om dieper te kunnen peilen dan de uiterlijke schijn.

     Dit is wat Jezus met Pilatus doet en daardoor neemt Hij in feite het gezag van hem over. Achter de schijn begint zich de ‘waarheid’ te openbaren. Daar kijkt Pilatus van op: “Wat is waarheid?”, vraagt hij relativerend. Pilatus is niet vertrouwd met het begrip waarheid zoals  Jezus dit gebruikt. Want waarheid heeft voor Jezus te maken met ‘leven overeenkomstig Gods wil’ en in die zin ook met het streven naar ‘waarachtigheid in eigen leven’. Pilatus voelt dat de rollen worden omgekeerd en raakt geïrriteerd: “Ben ik soms een Jood?”, vraagt hij, “hebben je eigen volk en de Hogepriesters jou niet aan mij overgeleverd? Wat heb Jij gedaan?” (Joh 18,35)

     Het antwoord van Jezus: “mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh 18,36), moeten we goed verstaan. Het betekent niet dat Jezus een buitenaards wezen of een halfgare dromer is. Als Hij zijn arrestatie niet heeft voorkomen is dat geen teken van zwakte. Integendeel, Jezus wilde zich niet van zijn opdracht laten afbrengen door geweld met geweld te beantwoorden. Jezus bezit  een kracht en een gezag ‘die niet van deze wereld zijn’. Pilatus begint het te begrijpen. Eindelijk slaagt hij erin verder te kijken dan de uiterlijke schijn. Daarom roept hij uit: “Jij bent dus toch koning”, hetgeen Jezus bevestigt: “Ja, koning ben Ik”. Jezus heeft Pilatus de waarheid van zijn koningschap zelf laten ontdekken. Daarmee toont Hij hem hoe echt gezag wordt uitgeoefend, niet door een waarheid op te leggen maar door de ander zelf de waarheid te laten ontdekken.

     Ieder van ons heeft gezag, aan ieder van ons is een stukje schepping toevertrouwd. Vandaag vieren wij het feest van het ware gezag, omdat wij de Bron en Oorsprong vieren van elk gezag, Jezus Christus, de Koning van het Heelal. Moge Hij ons leren echt te luisteren, naar alles wat ons omgeeft en naar onszelf, opdat wij verder zouden kijken dan de uiterlijke schijn en in  de waarheid gaan leven.

br. Guerric ocso