Homilie Tweede Adventszondag C 2024

image002

Tweede Adventszondag C    Bar 5,1-9    Fil 1,4-11    Lc 3,1-6

De Advent is een tijd waarin de liturgie ons oproept tot bekering in het voetspoor van Johannes de Doper, om ons voor te bereiden op de komst van Jezus, het Leven van de wereld. Maar bekering is geen kwestie van een kleine poetsbeurt aan de buitenkant, van wat oplapwerk door ons met de regeltjes in overeenstemming te brengen.
Het gaat over iets totaal anders. Het gaat erom dat ieder van ons tempel wordt van Gods goedheid, van Zijn schoonheid, van Zijn waarheid. Dat is onze roeping. Dat is het buitengewone avontuur waarvoor wij geschapen zijn vanaf de grondvesting van de wereld.

In de liturgie, zoals  in  de  natuur,  veranderen  de  kleuren.  Advent  is een spel van licht en duisternis.  De  dagen  zijn  kort  en  dat  helpt  om wat meer naar onze  binnenkant te  kijken. De  tweede  lezing  uit het begin van de Filippenzenbrief verwoordt het perfect: “Moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aan komt” (Fil 1,9-10). De Advent is de  ideale  tijd  voor  dit  onderscheidingsproces,  voor  het kijken in eigen boezem. De bijbelse traditie geeft daar het woordje ‘bekering’ aan. Bekering is eerlijk naar jezelf durven kijken, je doen en laten naast de lat van Gods woord in de Schrift leggen en je laten omvormen door dat Woord. Want er is kracht in Gods Woord!



De plaats van de bekering is vanouds de woestijn. Gods woord werd gericht tot Johannes in de woestijn. Onlangs kocht ik een boekje getiteld “Le petit livre du désert” (Salvator, 2023). De schrijver, François Molliet, gehuwd en vader van drie kinderen, leidt spirituele wandelingen, voornamelijk in de woestijn. Het boekje is een neerslag van zijn ervaringen. Het begint met deze zin: “In de aanloop naar de woestijn is er een verlangen, iets dat roept. We horen het niet per se. Het blijft vaak impliciet. Maar het is er wel. Je hebt maar een foto, een verhaal, een droom nodig en onze geest kan ontsnappen naar de
weidse ruimten.”

Maar de auteur wijst ook op een ambivalentie in onszelf met betrekking tot de woestijn: we houden ervan maar we ontvluchten ze ook, ze trekt ons aan maar ze maakt ons ook bang. Want de woestijn doet iets met ons, ze transformeert ons. Voor hen die naar de woestijn trekken is er een “voordien” en een “daarna”. En dat maakt degenen angstig die gehecht zijn aan hun comfortzone. Toch blijft de woestijn ons betoveren - de belofte van een ander, voller, dynamischer leven.


In de mens leven twee tendensen, twee verlangens die met elkaar botsen en soms met elkaar in een regelrechte oorlog leven. Enerzijds willen we thuiskomen – home sweet home – en van de andere kant trekt de ongerepte natuur ons aan waarvan de woestijn de meest suggestieve incarnatie is. Het eerste is het gedomesticeerde, het tweede is het wilde. In het evangelie ontleent Lucas aan Jesaja de beelden van het eerste, het thuiskomen: “Een weg in het dorre land, elk dal wordt gevuld, elke berg en heuvel geslecht, kronkelpaden
worden recht, ruwe wegen effen”. Dat is pas comfort, dat is echt thuiskomen! En dat klinkt bij alle profeten en dus ook bij Johannes de Doper als een belofte die vervuld zal worden.

Maar wij, christenen, leven niet in de tijd van vervulling maar van de hoop. De realiteit van de wereld waarin wij leven is er niet een van rechte wegen en opgevulde ravijnen. “Tout droit, on ne va pas bien loin” (rechttoe rechtaan komt men niet ver), schreef Antoine de Saint- Exupéry. Wij zijn kinderen van Abraham die wegtrok uit zijn homeland, het ongewisse tegemoet. Wij zijn kinderen van het geslacht dat nooit aan zichzelf genoeg heeft, wezens van het onrustige, onverzadigbare hart. Wij worden pas mens als wij ons blootstellen aan dat wat ons totaal overstijgt, aan het Geheim, aan het Mysterie. Deze overgave aan het Grotere betekent: arm worden, niets hebben waarop je je kunt beroepen tegenover God.

Met de moed van zo’n armoede begon het goddelijke avontuur van onze verlossing. Jezus Christus, die zich niet vastklampte aan zijn gelijkheid met God, maar mens werd in onze armoede en zichzelf ontledigde. De woestijn waarnaar Johannes de Voorloper ons vandaag lokt, de wildernis waarnaar ons verlangen uitgaat, is deze ontlediging waarin alles wordt verwijderd wat ons weghoudt van God, alles wat God belet naar ons toe te komen. Amen

br. Guerric ocso