Homilie Zesde zondag C 2025

 

Zesde zondag C  Jer 17,5-8  Ps 1  1Kor 15,12.16-20  Luc 6,17-20-26

Het wemelt in de Bijbel van zegeningen. Ongeveer vierhonderd zijn er in de Schrift te vinden. Ze worden uitgedrukt door een term, afkomstig van ofwel het Hebreeuwse werkwoord barakh en het zelfstandig naamwoord beraka, of van de Griekse equivalenten eulogéô, eulogia. Dit zegenen of die zegeningen kunnen verschillende nuances uitdrukken. Het kan betekenen dat “iets als heilig wordt bestempeld”, of dat men God vraagt “zijn gunst te verlenen”. Soms wordt er “het geven van goede dingen” mee bedoeld, of het “loven en eren”, of “goed van iemand spreken” of gewoon “geluk toewensen”. De enige zegen die altijd effect sorteert is die van God, die doet wat Hij zegt. De zegen van een mens over andere mensen, is niet altijd in staat het geluk ook echt te realiseren. Als mensen in de Bijbel  elkaar zegenen, wensen ze die ander eigenlijk de zegen van God toe. “De zegen van de Heer is het die rijk maakt, eigen inspanning voegt daar niets aan toe” (Spr 10,22), vat het boek  Spreuken  deze  wijsheid samen. Zowel de eerste lezing uit Jeremia  als  de  antwoordpsalm daarop (Ps 1) geeft dezelfde boodschap weer: wie zijn vertrouwen stelt op de Heer, ontvangt zegen. Hij is als een boom aan het water geplant, hij heeft geen last van de droogte en draagt vrucht op zijn tijd.


     De Bijbel kent ook vervloekingen of verwensingen. Wij vinden dat misschien ongepast in een boek dat de openbaring van een God van liefde wil evoceren. De eerste echter die God vervloekt is de Boze, die van de slang gebruik maakte om de mens opstandig te maken. Deze vloek houdt stand zolang de mens rebels blijft.  En vervolgens wordt ook de aarde vervloekt omwille van Adam: zij zal distels en doornen voortbrengen (Gen 3,18). Men mag de verwensingen in de Bijbel echter niet verwarren met onze vloeken of haatmails. De Bijbelse vervloekingen komen niet noodzakelijk voort uit grote woede. Ze hebben vaak een profetisch karakter. Het  Hebreeuwse  werkwoord ‘arar dat Jeremia gebruikt om te vervloeken, drukt profetische kracht uit. De verwensing is dus niet het afroepen van  het  kwaad  over iemand, dan wel een profetie welke die mens die zichzelf voor Gods zegen afsluit zal treffen.
     Talrijk zijn de teksten waarin vloek en zegen tegenover elkaar staan. De goddelijke verwensingen zijn dan een uiting van zijn afkeuring, net zoals de zegeningen een uiting zijn van zijn goedkeuring. Deze tegenstelling stelt de mens voor een keuze. Stemt hij in met het goede, dan wel met het kwade? Daar hangen leven en dood, geluk en ongeluk van af. De beide keuzes zijn meestal gelieerd aan het al dan niet naleven van de Wet: zegen wacht hem die het verbond naleeft, vervloeking die het verbond minacht. Vervloekingen kunnen echter ook worden opgeheven of omslaan in hun tegendeel. Dat is bijvoorbeeld het geval met de vervloeking uit Deuteronomium

21,23: “Vervloekt hij die aan een paal hangt”. Volgens de heilige Paulus worden de mensen gezegend die geloven zoals Abraham, terwijl de mensen van de  Wet onder een vloek liggen. Daarom is Jezus  de dood aan de paal gestorven, om zelf een vervloekte te worden en zo de vloek die op de mensen van de Wet ligt om  te  buigen tot een zegen voor allen die geloven (Gal 3,10-13). De Man die dood aan de martelpaal hing wordt aldus een zegen voor allen.
     Als we nu kijken naar de vlakterede in het evangelie van deze zondag, dan zien we dat Lucas vier zegeningen tegenover vier vervloekingen zet. Ze spiegelen elkaar. Er is goddelijke zegen voor die arm zijn, voor die nu honger hebben, wenen of omwille van Jezus uitgesloten en geminacht worden. Zij mogen opspringen van vreugde omdat zij het lot van de profeten ondergaan. Hun loon zal groot zijn in de hemel! En daartegenover staan vier categorieën van mensen die vervloekt zijn omdat ze trekken vertonen van de valse profeten: ze zijn materieel rijk, hebben het succes aan hun kant, zijn nu al verzadigd en genieten de populariteit van het volk. We zouden wat kort door de bocht die twee categorieën kunnen samenvatten met de loosers (verliezers) en de happy few (succesnummers).
     Dit zwart-wit plaatje is maar te verstaan vanuit de Bijbelse tegenstelling zegening-vervloeking. God heeft zo zijn eigen voorkeuren. Hij zegent wat de wereld minacht. Hij eert  wat  de  wereld  verguist. Status, rijkdom en succes is voor Hem geen basis voor geluk en zegen. Armoede, honger, rouwmoed en vervolging zijn dat  wel.  Hoe  kan dat? Het heeft alles te maken  met  die  “vervloekte, die aan  een paal hangt” (Dt 21,23), Jezus Christus, die ons rijk maakt door zijn armoede  (2Kor 8,9). Heeft ook Hij niet “in de dagen van zijn sterfelijk leven onder luid geroep en geween, gebeden  en  smekingen  opgedragen  aan  God  die Hem van de dood kon redden.”  (Hebr 5,7)? Werd Hij niet vervolgd, gehaat en geminacht? Welnu, de  leerling is niet beter dan zijn Meester (Luc 6,40). Wie Christus wil volgen moet zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen (Mt 16,24).  De  Heer  heeft ons geen kalme reis beloofd, wel een behouden aankomst. Christus is verrezen! Het licht van de verrijzenis straalt ons nu al tegemoet. De mensen die het in dit leven niet al te best hebben, stellen zich er  vaak  meer  voor  open.  Gezegend zijn zij!

Br. Guerric Aerden ocso