Homilie Drieëntwintigste zondag 2025
Drieëntwintigste zondag Wh 9,13-18 Phm 9…17 Lc 14,25-33
“Bezint eer gij begint” is een uitdrukking die we allemaal kennen. De man die zijn toren wil bouwen en de koning die zich op de oorlog voorbereidt zijn twee voorbeelden hiervan. In een cultuur als de onze van “time is money” is er geen plaats voor diepgaande reflectie. Men wil onmiddellijke resultaten zien, en langetermijndenken of fundamenteel onderzoek ontbreken al te vaak, zowel op onze universiteiten, in de politiek als in ons dagelijks leven. Jezus zegt tegen de massa mensen die Hem op zijn tocht volgen, dat ze er eens eerst moeten bij gaan neerzitten en goed nadenken welke consequenties het heeft Hem te volgen. Eerst en vooral betekent het bijna steeds dat er zwaar gehakt wordt in de familierelaties, en vervolgens dat men dient te verzaken aan al wat men heeft. Beda Venerabilis, een Angelsaksische monnik uit de 7de-8ste eeuw, merkt hierbij op dat er verschil is tussen “verzaken” en “alles verlaten wat men bezit”. Dat laatste is maar voor weinigen weggelegd maar het eerste, de “verzaking” is bedoeld voor alle gelovigen die met de dingen van deze wereld moeten omgaan zonder er slaaf van te worden.
Rustig neerzitten en de tijd te nemen om na te denken over de levensvragen, waar mee zoals bezig is, wat het leven zin geeft en welke dynamiek het leven heeft: hoevelen smachten ernaar en hoe weinigen doen het ook! In zijn laatste levensjaren schreef Bernardus een boek in briefvorm, gericht aan zijn oud-leerling, die op de zetel van Petrus was gekozen onder de naam Eugenius III. Dit werk “Over de bezinning” zou Bernardus laatste meesterwerk worden. Paus-zijn was toen al even uitputtend en zenuwslopend als nu. Het gevaar dat die ex-monnik van Clairvaux zich zou verliezen in activisme was dus niet denkbeeldig.
Bernardus schreef hem dat “vrije tijd nemen voor bezinning, gelijk staat aan de dienst voor God”, even belangrijk dus als gebed en deugbeoefening. “De bezinning, vervolgt de abt, zuivert de bron zelf waaraan zij ontspringt, namelijk de geest.” Bezinnen is dus een hygiëne van de geest. “Zij tempert de passies, geeft richting aan het handelen, corrigeert excessen, vormt het karakter, geeft aan het leven orde en eerbaarheid. Met andere woorden, de bezinning geeft kennis van zowel menselijke als goddelijke dingen.” En Bernardus somt nog meer voordelen op: “De bezinning ontwart wat verward is, brengt bijeen wat onsamenhangend is, verzamelt wat verstrooid is, doorvorst wat verborgen is, doorgrondt wat waar is en onderzoekt wat waarschijnlijk is; ze ontmaskert wat bedrieglijk en schijn is. De bezinning bereidt zich voor op wat er te doen valt en gaat na wat er reeds gedaan is, zodat er niets blijft liggen wat nog verbetering behoeft. De bezinning tenslotte voelt bij voorspoed de tegenspoed aan, en als die komt lijdt zij er bijna niet meer onder. Het eerst is prudentie, het tweede kracht.”
Dit lange citaat, waarin de abt van Clairvaux als geen ander met verve en taalvirtuositeit de voordelen van de bezinning evoceert, mag ons doen nadenken. Bezinnen is niet hetzelfde als rationele analyse, filosofie of meditatie. Bezinning is ook geen contemplatie, die meer een soort ‘zien’ is. De bezinning schaart zich aan de kant van het denken maar op een holistisch wijze. Vertrekkend vanuit de zelfkennis, de eigen bron, de geest, betrekt ze alle domeinen van het zijn, het kennen, het willen en het handelen. De bezinning is dienst aan God, maar meer nog dienst aan jezelf. Zij fundeert je handelen, je keuzes en je engagementen. Daarom beveelt Jezus de velen die Hem volgen aan, neer te gaan zitten om zich rekenschap te geven wat de dienst aan God hen zal gaan kosten. Niets minder dan hun kruis op te nemen en te verzaken aan al wat hen toebehoort.
De zelfverloochening heeft een slechte reputatie. Ze werd in het verleden misbruikt om mensen minder te maken dan ze waren. Het gaat er niet om jezelf waardeloos te vinden en het wonder dat je bent te ontkennen. “Het mensenkind, Heer God, gaf je een haast goddelijke staat, met waardigheid en schoonheid hebt Gij hem gekroond”, zingt psalm 8. De mens met zijn lichaam, met zijn ziel en met daarin de geest die de capaciteit heeft God te kennen en aan te raken, is oneindig waardevol. De verloochening die Jezus vraagt is niet daaraan te twijfelen. Maar wel om dat ikje, dat zijn universum uitbouwt met zichzelf in het centrum, te onttronen. Als de liefde het oog van de ziel opent, begint ze heel zachtmoedig te worden. Door het zien van God voelt de ziel zich zoals ze is, zodat ze zichzelf niet langer in het middelpunt plaatst. Want het middelpunt van de ziel is de geest waarmee de Heilige Geest zich verbindt, zodat God het ware middelpunt wordt van de mens. En dat is de zelfverloochening die Jezus zijn volgelingen vraagt, niet ons eigen kaarslichtje in het centrum plaatsen maar de zon van God. “Door jezelf te vernederen, zul je Mij en jezelf beter leren kennen”, zei de stem van God tegen Catharina van Siena. Dan zal God in jouw schitteren als een diamant.
Br. Guerric Abdij O.L.Vrouw van Prébenoît