Homilie voor de 7de paaszondag B 12 mei 2024

Homilie voor de 7de paaszondag B 12 mei 2024

Tweede Lezing: 1 Joh 4, 11-16
Dierbaren, als God ons zozeer heeft liefgehad moeten ook wij elkander liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons, dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest. En wij, wij hebben gezien en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de heiland van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God. Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem.



Evangelie: Joh 17, 11b-19
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hun uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat omdat zij niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.'


‘opdat zij één mogen zijn zoals Wij’
Jezus, die van zijn leerlingen afscheid neemt,
bidt tot de Vader dat die leerlingen ‘één mogen zijn’.
Hij herhaalt die bede verder nog eens en dan bidt Hij ook voor ons:
Niet voor hen [de leerlingen] alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.
We lezen en horen dat Jezus zegt: één zijn zoals Wij, en verder:

één zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.
Zo hoorden we vorige zondag dat de liefde, die wij als gebod ontvangen,
de liefde is waarmee de Vader Jezus liefheeft en waarmee Jezus de leerlingen liefheeft. We zijn als christenen geroepen om van die liefde te getuigen,
dat wil zeggen, dat we die liefde in ons leven dienen te openbaren door elkaar met die liefde lief te hebben,
een onvoorwaardelijke en onverdeelde liefde,
een liefde die er altijd is en uitgaat naar alle mensen.
Zo dient onze eenheid ook de eenheid tussen de Vader en de Zoon te openbaren. Menselijke eenheid, verbondenheid en solidariteit kan ontstaan en blijven duren vanuit een te verdedigen gemeenschappelijk belang,
vanuit een strijd tegen een gemeenschappelijke vijand, vanuit een gezamenlijk verzet tegen vormen van onrecht, vanuit een gezamenlijke inzet voor een bepaald doel,
of vanuit een gedeelde interesse.
Ook het behoren tot hetzelfde gezin, dezelfde familie, een bepaalde vereniging of groepering
kan sterke verbondenheid en solidariteit doen ontstaan. Verder is daar nog het delen van dezelfde ervaringen, het gezamenlijk ondergaan van hetzelfde lot.
En tenslotte is er ook nog
een onverstaanbaar emotioneel aangetrokken zijn van mensen tot elkaar die een stevige band tot stand kan brengen.
Hoezeer onze meest waarachtige menselijke liefde nog altijd een zekere ik-gerichtheid zal bevatten, toch is in die liefde een licht aanwezig
dat niet verschilt van het licht van de goddelijke zon,
en is de ervaring van menselijke liefde het minst ongeschikte en dus het meest geschikte van wat er bestaat
om de goddelijke liefde op te roepen, te openbaren en te leren kennen. Ook Jezus heeft Gods wezen, dat liefde is,
in en door de liefde van mensen leren kennen, in de eerste plaats in de liefde van zijn moeder.
Hetzelfde kan wellicht gezegd worden
van alle vormen van menselijke eenheid, verbondenheid en solidariteit,
die altijd wat eigenbelang in zich dragen, individueel of collectief eigenbelang, en dat ze daarom broos en breekbaar zijn en kunnen eindigen
wanneer ze dat eigenbelang niet meer dienen.
Toch zijn ze ook datgene wat ons in staat stelt de eenheid van Vader en Zoon te beleven. Maar dan dient alleen de liefde het cement te zijn,
de liefde die een eenheid onvoorwaardelijk en volkomen maakt.
Er is in de Vader alleen liefde voor de Zoon. In Hem geen spoor van eigenliefde. Er is in de Zoon alleen liefde voor de Vader. In Hem geen spoor van eigenliefde. Ze zijn volkomen één.
Tussen een moeder en een ongeboren kind in haar schoot
is er ook een vorm van bijna volkomen lichamelijke eenheid. Het kind is in haar en zij is in het kind,

want alles wat het kind is komt – op enkele genen na - van haar.
We weten dat die eenheid eindigt bij de geboorte en met het doorknippen van de navelstreng.
Toch blijft er ook nadien een sterke eenheid bestaan,
een eenheid die het wezen uitmaakt van de moederpersoon: iemand, man of vrouw, die zichzelf toewijdt
aan het leven, geluk en welzijn van een ander,
verantwoordelijkheid neemt voor de zorg van een afhankelijk en kwetsbaar iemand en diens leven, geluk en welzijn ziet als één met het eigen leven, welzijn en geluk. Korter uitgedrukt, er is een eenheid waarbij gezegd kan worden:
‘Jouw geluk is mijn geluk. Jouw welzijn en het mijne zijn één.’
Er is sprake van een totale gerichtheid op en onverdeelde aandacht voor de andere.
Bovendien dient onze eenheid een stevig fundament te vinden
in onze eenheid met Christus, een volkomen innerlijke eenheid van geest en hart, een eenheid van denken, voelen en willen.
Het is leven met Christus’ ingesteldheid, met zijn innerlijkheid, bezield door de Geest van God leven, die een Geest van liefde is.
Die Geest heeft de plaats ingenomen van een ik-gericht denken, voelen en willen. Die Geest maakt ons één, met de Vader, met de Zoon en met elkaar en alle mensen. Bidden om eenheid is bidden om de bezieling van die Geest,
die best ook de plaats inneemt van de bezieling van de wereld die niets anders is dan een collectieve zelfgerichtheid.
Tenslotte: als Jezus bidt drukt Hij zijn eenheid met de Vader uit. Hij is met geest en hart bij de Vader.
Liturgie is in de eerste plaats ook uitdrukking, beleving en voeding van deze eenheid. Bij de aanvang van de prefatie zeggen we:
We zijn met ons hart bij de Heer.
En daar voegen we niet aan toe “en met elkaar”,
want die is in de eenheid met God inbegrepen, als het werkelijk eenheid met God is. En die blijkt uit echte eenheid met elkaar,
eenheid en verbondenheid die verder gaat dan eigenbelang.
Wie echt in eenheid leeft met God
leeft onvermijdelijk in eenheid met alle mensen, alle schepselen, heel de schepping. https://www.youtube.com/watch?v=JvNQLJ1_HQ0&ab_channel=VoicesofMusic