Het hoogfeest van Pinksteren is het sluitstuk van het Paasfeest.
Homilie van het hoogfeest van Pinksteren
2 4 mei 2015
Het hoogfeest van Pinksteren is het sluitstuk van het Paasfeest.
Het openbaart ons ook de diepe betekenis van het Paasmysterie.
Op het vijftig dagen durende Paasfeest vieren we het nieuwe leven.
Vooreerst de verrijzenis, het nieuwe leven van Jezus van Nazaret, de Christus,
een leven van totale eenheid met God,
een leven dat ook ons eens ten deel zal vallen.
Ooit zullen ook wij bekleed worden met Jezus’ heerlijkheid.
Vervolgens vieren wij ons nieuw leven hier en nu:
een leven in eenheid met Christus,
een leven van liefde, vredevol en vreugdevol,
een leven van gerechtigheid, van liefde voor onze medemensen,
een leven ontdaan van angst en zelfzucht,
een leven ontdaan van kwaad en zonde.
Vandaag gedenken we dankbaar
dat dit leven voor ons mogelijk is door de gave van de Geest van God,
de Geest die ook in Jezus leefde, helemaal,
zo dat het evenzeer de Geest van Jezus is
en Jezus terecht kan zeggen dat Hij ons doopt met heilige Geest, met vuur.
Het is die Geest die ieder van ons maakt tot ‘Christus’,
die ons allen samen maakt tot zijn levend Lichaam.
Zo leeft Christus op aarde verder.
In ons en door ons en met ons.
Wij zijn het lichaam van de verrezen Heer.
Hij heeft geen andere handen dan die van ons.
Als we ons geheel en al aan Hem toewijden en ons voor Zijn Geest openstellen,
dan zal die Geest ons bezielen
en zullen we het werk van Christus,
het scheppingswerk van God verder zetten: vrede, vreugde.
In dat werk is er iets van het allergrootse belang,
iets dat we voor al het andere moeten doen.
Het is het werk van de barmhartigheid.
Het scheppingsverhaal leert ons dat de mens een levend wezen werd
omdat God de mens de levensadem inblies.
In het Pinksterverhaal bij Johannes lezen we
dat de leerlingen nieuwe mensen worden als Jezus hen de Geest inblaast.
De eerste scheppingskracht die ze ontvangen is de barmhartigheid.
Barmhartigheid is het eerste te ervaren aspect van Gods liefde.
We zijn het meest beeld en gelijkenis van God als we barmhartig zijn.
Barmhartigheid is het verlangen van het hart dat boven de baarmoeder klopt:
het is het verlangen van de moeder naar het leven en het geluk van het kind,
een verlangen dat omgezet wordt in daden van zorg en goedheid en liefde.
Barmhartigheid is de liefde die alles verdraagt, alles gelooft, alles hoopt, alles duldt.
Zonder die liefde, zonder de barmhartigheid zijn we niets,
alleen galmende bekkens en schelle cimbalen.
Barmhartigheid is de scheppingskracht, de liefde,
die van Zacheüs een ander mens maakte.
Barmhartigheid houdt dan ook in
dat we de mens niet beoordelen met de normen van deze wereld
en niet veroordelen volgens de rechtvaardigheidsnormen van deze wereld.
We stellen ons niet boven die normen.
We stellen ons subversief eronder.
Het geloof, authentiek evangelisch geloof,
echte christelijke spiritualiteit zet zich subversief, omverwerpend,
onder de troon van de normen van deze wereld,
ook onder haar normen van rechtvaardigheid en vrijheid
die in veel gevallen niets anders zijn dan een vertaling
van het streven van het individu naar beveiliging, bevrediging en bevestiging,
zoals ook veel vroomheid niet meer is dan dat.
De Geest van God, de Geest van de levende Christus,
spoort ons niet aan tot meer van die intieme vroomheid,
maar tot meer liefde, goddelijke liefde.
Nogmaals: van die liefde is barmhartigheid het hoofdkenmerk.
Als de verrezen Heer dan zegt dat de zonden vergeven zijn als wij barmhartig zijn
en niet vergeven als wij ze niet vergeven,
dan zegt Hij dat niet alsof wij de keuze zouden hebben om onbarmhartig te zijn
en ons nog kinderen van God kunnen blijven noemen.
Zonder barmhartigheid zijn we geen christenen.
Als we onze medemensen en onszelf blijven beoordelen en veroordelen
met de liefdeloosheid of het egoïsme van de wereld zijn we niet gelovig.
Wij moeten luisteren naar de Geest in ons.
Als we in ons voor onze medemens, ook de grootste zondaar,
iets anders horen dan liefde en barmhartigheid,
dan is het niet de Geest van God.