Lucas 10,21
Op dat moment begon hij, vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: “Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild.” (vertaling NBV)
Toen ik klein was of zelfs toen ik al wat groter was, hield ik niet van deze tekst. Ik vond Jezus ronduit oneerlijk. Zoals u kan vermoeden was ik niet de slechtste noch de traagste leerling van de klas, dacht ik dat ik een aardig mondje jonge wijsheden te vertellen had, en rekende ik mezelf dus bij de ‘verstandigen’ in Jezus uitspraak. Ik vond het niet rechtvaardig dat voor hen ‘deze dingen verborgen gehouden werden’, en dat God het dan ook echt nog ‘zo gewild’ had...
De paradox, die Jezus’ woorden naar voren brengt, kon ik niet plaatsen. En mijn vaders uitleg, die stelde dat deze uitspraak ‘symbolisch’ begrepen moest worden, kon mijn onvrede met deze tekst niet echt stillen.
Heel wat jaren verder, en hopelijk toch al een beetje gegroeid in wijsheid, zie ik het vandaag anders. Wijze mensen zijn bij uitstek eenvoudige mensen... Eenvoud gaat niet om dingen die per se niet moeilijk zijn. Eenvoud staat voor iets anders. Heel vaak staan we te weinig stil bij de oorsprong of de etymologie van woorden. Nochtans kan die ons veel leren. Als we het woord ‘eenvoud’ van naderbij bekijken, gaat het om een-voud. Dat wil zeggen: iets dat maar op één wijze is, niet in twee-voud of meer-voud, maar één van wezen. Die realiteit staat haaks op elke poging tot verdelen, tot karakteriseren, tot categoriseren die mensen al te vaak vanuit een verlangen naar be-heersend be- grijpen nastreven....
Waar het gaat over God, gaat het echter nooit over be-grijpen of vatten. Hij overstijgt ons kennen en weten. De ‘verstandigen’ in onze wereld, of althans zij die zichzelf misschien zo beschouwen, zijn zij die de wereld en de werkelijkheid beschrijvend en definiërend trachten te doorvorsen (en vandaag, zo lijkt het, nog liefst alleen op wiskundige en positief-wetenschappelijke wijze). Ons menselijke kennen is daarbij wezenlijk vergelijkend. Dat is echter niet mogelijk wanneer het over God gaat, want Hij lijkt per definitie in zijn een-malig-heid (cf. een-voud, uni- citeit...) op niets en niemand anders. Ook in God gaat het om een-voud. God is één en ondeelbaar, stelde de middeleeuwse filosofie en theologie al. Hij is wezenlijk en letterlijk uniek. Let ook op de oorsprong van ‘uniek’, dat komt van ‘unus’, één.
In God gaat het bijgevolg om ‘een-voud’. En in Lucas’ tekst gaat het om ‘een-voudige’ mensen die hem naderen. ‘Eenvoudige’ mensen zijn derhalve niet zij die over weinig verstand beschikken, maar wel zij die de grenzen van hun verstand kennen en beamen. ‘Een-voudige’ mensen zijn zij die beseffen dat God aangeraakt en vermoed kan worden door wie in deemoed de grenzen van het menselijke ‘kennen’ beaamt, het vattende ‘be-grijpen’ loslaat en in authenticiteit durft toegeven het allemaal niet zo goed te weten en dat ook niet per se nodig heeft. God uitdrukken en vatten gaat de mens te boven, een wijsheid die ook de oudtestamentische wijsheid van Jezus Sirach al bevestigde: “Hoeveel we ook zeggen, het is nooit genoeg. Onze slotsom luidt: Hij is alles” (Sir 43,27).
Een-voudige mensen be-grijpen God niet, maar ervaren Zijn een-voud in hun eigen grondhouding van een-voud: één in hun diepste wezen, in harmonie met zichzelf, de mensen en de werkelijkheid die hen overstijgt. Het gaat daarin fundamenteel om een houding van ontvankelijkheid en overgave. En ook hierin helpt taal ons op weg naar inzicht. ‘Ontvankelijkheid’ reflecteert het woord ‘ontvangen’; het gaat om openheid. ‘Overgave’ behelst omgekeerd essentieel een houding van ‘geven’, van ‘uit handen geven’, met andere woorden zich durven toevertrouwen. Ontvangen en geven staan daarbij in wezenlijke wisselwerking; ze komen in evenwicht, of zo men wil, harmonie. En harmonie roept dan weer heelheid op; heel-heid in een-heid, heelheid in en door eenvoud.
En misschien is al wat ik nu schreef uiteindelijk niet meer zo eenvoudig... Hopen mag ik dan dat u wijzer bent dan ik, en dat uw eenvoud in ontvankelijkheid en overgave dieper reikt dan de mijne. Mijn ongemak met deze tekst is minder dan vroeger, mijn naderen tot God heeft nog een hele weg af te leggen... Niettemin, één ding is duidelijk: de tegenstelling tussen wijzen en eenvoudigen in dit citaat van Lucas is een paradox, letterlijk een ‘schijnbare’ tegenstelling. Echte wijsheid wordt bij uitstek gekenmerkt door eenvoud...
Bénédicte Lemmelijn