Onderricht 15 mei
Bron: Alla SELAWRY, Filokalia. Het innerlijk gebed, Ankh-Hermes, Deventer.
We zetten de verkenning van de vruchten van een volgehouden
meditatief en contemplatief gebed verder.
In de opsomming daarvan vermeldt de Filokalia “vertrouwen en blijde smart”.
Onder vertrouwen als vrucht kan gerust begrepen worden:
het groeien van een innerlijk zelfvertrouwen
vanuit een weten, een bewustzijn van bemind en aanvaard zijn.
Het is gewoon al een duidelijk menselijk psychologisch gegeven,
een gegeven uit de ontwikkelingspsychologie van een kind:
zelfvertrouwen bij kinderen komt tot ontwikkeling
vanuit een ervaring en een bewust worden door die ervaring
van bemind, aanvaard en geborgen zijn,
van een bemind en aanvaard zijn zoals men is
en niet omdat men beantwoordt aan reële of denkbeeldige verwachtingen.
Dat wil dus ook zeggen dat men zich bemind en aanvaard weet
ook al is men zich bewust dat men aan verwachtingen niet beantwoordt.
Daarvoor is het wel noodzakelijk dat men zich wel degelijk daarvan bewust is!
De Filokalia spreekt in dit verband van deemoed en begenadigd berouw:
weten dat je een zondig mens bent, maar een bemind zondig mens.
Het innerlijk gebed en het geestelijk leven
confronteert de mens met zijn onmacht,
zoals we in de meditatie geconfronteerd worden met verstrooiing.
Zoals een kind vertrouwt in de blijvende liefde van ouders,
zo vertrouwt de geestelijk ontwaakte mens in Gods liefde en barmhartigheid,
in het steeds opnieuw welkom zijn en mogen herbeginnen.
Dat vervult de mens dan weer met “blijde smart” en “warm berouwen”,
met ontroering ten opzichte van Gods liefde.
Deze vrucht wekt dan weer een vurige ijver op,
de ijver en de vreugde waarmee we aan Gods liefde willen beantwoorden.
We komen er toe het goede te doen en Gods wil te vervullen
ook als het ons niet goed gaat en we ons niet ijverig voelen,
zoals we ook leren te mediteren
als dat niet zo goed lukt en we er geen zin in hebben.
Zoals mediteren een dagelijkse discipline wordt,
zo leren we ook altijd het goede te doen
dat zich aanbiedt om gedaan te worden,
het goede waartoe de Geest ons inspireert.
We leren het ook doen met aandacht
waarbij we ook Gods aanwezigheid leren aanvoelen.
Dat brengt ons bij de volgende vrucht:
het begenadigd leven, een wedergeboorte,
waarbij we ons steeds laten leiden door de Geest
en uiteindelijk alleen de Geest in ons werkzaam is.
Dat is een complete transformatie
waarbij alle denken en voelen en streven
niet meer vanuit het angstige en zelfzuchtige ego start
en ook niet op dat ego gericht is.
Dan volgen vrede, vreugde en harmonie
en een groeiend verlangen naar God als hoogste doel,
niet naar het hebben van God of naar iets bekomen van God,
maar naar het zijn zoals God,
naar het deelnemen aan zijn wezen.
Dit verlangen brengt de mens zowel tot verstilling als tot inzet en verzet.