Tekst en onderricht 2 november 2021
Bron van het onderricht:
David FRENETTE, The Path of Centering Prayer. Deepening Your Experience of God, Sounds True, Boulder, Colorado, 2017
David Frenette presenteert acht zgn. contemplatieve wijzen van omgaan met het gebedswoord of de mantra
die ons brengen naar een vrijere relatie ermee.
1. In de voorbereidende tijd moeten we ons openstellen voor God en ons oefenen in een houding van ontvankelijkheid. Dat doen we al bij de keuze van het gebedswoord, want met en door dat woord beleven we immers onze ontvankelijkheid en daarom wordt het voor ons een ‘heilig woord’. We moeten het niet beschouwen als een gereedschap dat we bij het begin van onze meditatietijd opnemen, als een verbindingsmiddel met God, als een sleutel die ons direct een te ervaren toegang tot God verleent, als een wapen tegen storende gedachten en emoties. We laten het eerder opborrelen uit onszelf als een ons gegeven woord.
2. In de voorbereidende tijd moeten we leren instemmen met God, toelaten dat Hij in ons aanwezig is en in ons werkt. Daarom kunnen we even beseffen wie Hij voor ons is, maar we kunnen ook bewust worden van zijn aanwezigheid los van ieder beeld van Hem, van ieder concept over Hem, van ieder gevoel
m.b.t. Hem, van iedere gedachte aan Hem. En belangrijk is daarbij en op dat moment het aannemen van een goede ontspannen lichaamshouding.
3. We mogen de eenvoud van de mantra-meditatie niet compliceren door ze te willen combineren met andere vormen of technieken. We dienen steeds – als we verstrooid worden - in alle eenvoud terug te keren naar het gebedswoord, ook als er gedachten over God zich zouden opdringen met een intense kracht.
4. We dienen wel zachtjes terug te keren naar het gebedswoord en daarbij ook zacht te zijn voor onszelf. Dat wil zeggen dat we niet ontgoocheld of onszelf veroordelend stilstaan bij het feit dat we verstrooid zijn, door gedachten of emoties ingenomen zijn en dat we ook geen strategieën tegen verstrooidheid
gaan ontwikkelen. Wat kan ik doen tegen verstrooidheid? Ik hoef niets te doen. Alleen zachtjes terugkeren naar het woord. Telkens opnieuw.
5. In onze meditatie moeten we minder en minder gefocust zijn op ‘ik’ die mediteer, ‘ik’ die het gebedswoord zeg, ‘ik’ die me moet concentreren. Ik mag het gebedswoord laten worden tot een fluisteren, een herinnering, een echo diep in mij. Ik hou op met het te willen, het te moeten zeggen als een van mij afhankelijke prestatie. Ik laat het woord zelf in me bidden.
6. En dan kan het gebeuren dat ik ontwaak uit een toestand van rust, t.t.z., ik word me bewust dat ik niet meer zelf actief aan het bidden was en het woord gewoon met mij aanwezig was. Ik was ook niet meer actief op zoek naar God, naar een bewust ervaren van God door zeer actief het woord terug op te nemen en alle emoties en gedachten met het woord te verdrijven.
7. Ik heb dus opgehouden met gedachten en gevoelens als hinderlijk, als obstakels te denken en af te wijzen, waardoor er een constante irritatie en ontgoocheling mijn innerlijk zou kunnen innemen. Nogmaals: het gebedswoord, de mantra, is geen wapen tegen gedachten en emoties. Ik mag beseffen dat in eenheid met God alles in die eenheid is opgenomen, ook alle zgn. onvrijwillige gedachten en emoties. Ik oordeel er zelfs niet meer over. Ik leer aanvaarden dat God ze alle omarmt zoals Hij mij omarmt en opneemt. Ik mag ze zelfs al eens als vingerwijzing van God beschouwen en erop vertrouwen dat God mijn gevoelens transformeert.
8. Na de meditatietijd is het niet nodig het gebedswoord te blijven herhalen. Wel is het goed even de geest te laten rusten. Men kan de voorbije meditatietijd ook aanbieden als tijd van verbondenheid met anderen of een gedachte of intentie hernemen die men tijdens de meditatietijd zelf heeft losgelaten. En gedurende de activiteiten en bezigheden van de dag kan ik ook de mantra in mij laten opborrelen en er even bij verwijlen.
https://www.youtube.com/watch?v=BjIHTLjlPQI&ab_channel=CalStateFullerto n%2CSchoolofMusic