Tekst en onderricht dec 2021

“WIE MIJN VOLGELING WIL ZIJN”
Een verkenning van het Marcusevangelie



Gebed:

Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt, ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend in het leven te staan, liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk. Geef dat wij er nooit verstoken van zijn. Amen.


Bijbellezing uit het Marcusevangelie:

Mc 1, 16 Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, (a) zag Hij (b)
Simon en de broer van Simon, Andreas, (c)
terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers.(d)
17 Jezus sprak tot hen:
'Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.'(e)

18 Terstond lieten zij hun netten in de steek (f) en volgden Hem. (g)
19 Iets verder gaande (a) zag Hij (b)
Jacobus, de zoon van Zebedeüs en diens broer Johannes; (c)
ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.(d)
20 Onmiddellijk riep Hij hen. (e)
Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter (f) en volgden Hem. (g)
2, 13 Een andere keer ging Hij naar de oever van het meer; al het volk kwam naar Hem toe en Hij onderrichtte hen.
14 In het voorbijgaan (a) zag Hij (b)
Levi, de zoon van Alfeüs, (c) aan het tolhuis zitten (d)
en sprak tot hem: “Volg Mij.” (e)
De man stond op (f) en volgde Hem (g).



Onderricht

Het relaas van de roepingen van de eerste leerlingen wordt door Marcus gevat in drie korte berichten
met een erg identieke structuur,
die de dynamiek van het roepingsgebeuren uitdrukt.
Het gebeurt allemaal ‘goddelijk’ snel
alsof menselijke reflectie en aarzeling geen schijn van kans hebben: Jezus ziet en roept, de leerling hoort en volgt.
Ieder bericht bevat in dezelfde orde zeven identieke elementen:
(a) Jezus is onderweg;
(b) Hij ziet iemand;
(c) de identiteit van wie gezien wordt, wordt bekengemaakt;
(d) de beroepsactiviteit wordt meegedeeld;
(e) de roeping, kort en krachtig;
(f) het verlaten van het oude bestaan en
(g) het navolgen als gevolg van de roeping.

Waarom de geroepenen Jezus onmiddellijk volgen, onmiddellijk gehoor, gevolg geven aan zijn oproep, is een vraag die in de berichten niet gesteld wordt en waarop dus ook geen antwoord gegeven wordt. Toch is dit navolgen niet zo ondoordacht.
Het is aan te nemen dat de geroepen vissers Jezus al kenden en zeker van Hem al gehoord hadden.
Het is best mogelijk dat ze behoorden
tot de kring van de leerlingen van Johannes de Doper en tijdens hun verblijf bij hem Jezus al ontmoet hadden.
Het Johannesevangelie bericht van de roeping van de eerste leerlingen, waaronder Andreas, de broer van Simon Petrus,
die Jezus volgen op aanwijzing van de Doper zelf.
Het is na de gevangenneming van de Doper dat Jezus zijn optreden in Galilea begon
en het is eveneens aannemelijk dat de leerlingen van de Doper
na die gevangenneming hun oude beroepsactiviteit terug opnamen. Zo ook de vissers aan het meer van Galilea.
Maar het ontbreken van de vraag naar de motivatie bij de leerlingen en van het antwoord erop schakelt de vraagstelling

bij de hoorder of lezer van de toehoorder niet uit.
Het is immers wellicht de bedoeling van Marcus dat de toehoorder en lezer
- vooral de doopleerling voor wie het evangelie geschreven zou zijn –
zich in de plaats van de geroepene stelt
en de oproep tot navolging tot zich gericht weet,
maar nu, na een voorbereiding, wetend wat die navolging inhoudt. Het is wellicht zoals Bonhoeffer in zijn boek Navolging noteert,
dat het doopsel te beschouwen was en is
als het moment van de roeping van de christen.
In de liturgie van het doopsel staat de dopeling letterlijk op om aan een leven van navolging te beginnen.

Waarom verzamelde Jezus een kring van leerlingen rond zich? Hij deed dit niet zoals de rabbijnen uit zijn tijd.
Die riepen geen leerlingen.
Jonge mannen gingen uit eigen initiatief naar een rabbijn
om in zijn zgn. school ingewijd te worden in Thora en traditie. Vrouwen werden in die scholen niet toegelaten.
Wel dienen we te zeggen dat er ook geen roepingsverhalen van vrouwelijke leerlingen zijn, hoewel heel wat vrouwen zich onder de groep volgelingen van Jezus bevonden
en de evangelist Lucas het verhaal neerschrijft van een zekere Maria, de zuster van Martha en Lazarus,
die als een leerling aan de voeten van Jezus plaatsneemt.
Jezus verzamelt rondom zich een groep medewerkers om Hem te helpen bij het realiseren van zijn zending: de oproep tot bekering en geloof,
tot verandering van levenswijze
en tot vertrouwen in Gods nabijheid en liefde.
Daarmee geeft Hij te kennen dat Gods programma, het Rijk Gods, zijn persoonlijke activiteit overstijgt
en dat God voor de realisatie van zijn plan mensen nodig heeft. De vorming van een nieuw Godsvolk, waar Gods wil geschiedt, kan niet zonder mensen die dit Godsvolk samenroepen.
Het navolgen van Jezus door de leerlingen betekent dan ook dat ze met Hem gemeenschap gaan vormen
om er inzicht te verwerven in de boodschap.
Het is vanuit die gemeenschap met Jezus dat ze op weg gestuurd worden. En het verwerven van dat inzicht is niet louter een verstandelijke kwestie. Het is veeleer door het leven van Jezus mee te leven.
De woorden van Jezus in het Johannesevangelie, gericht tot de twee leerlingen: Kom en zie,
is niet onmiddellijk een uitnodiging om deel te nemen aan liturgie, aan een lesprogramma
of aan het aanleren van een meditatie- of yogatechniek, maar aan een leven in eenheid met God,
waarin verkondiging van het woord van God
en beleving van goddelijke liefde en dienstbaarheid de elementen van zijn.

Het werkwoord ‘navolgen’ luidt in het Grieks akoloutheoo.
We herkennen dit werkwoord in het zelfstandig naamwoord ‘acoliet’, een plechtiger woord voor ‘misdienaar’.
Het Griekse zelfstandig naamwoord akolouthos betekent inderdaad ‘dienaar’, maar ook ‘legertros’, de logistieke eenheid die het leger op de voet volgt.
Ook het Griekse diakonos betekent ‘dienaar’,
maar akolouthos duidt aan dat iemand uit vrije wil zijn dienst bewijst en dit in tegenstelling tot doulos, ‘slaaf’,

die uiteraard niet uit vrije wil dient. In het Latijn is deze laatste servus,
terwijl akolouthos kan vertaald worden door minister. Nadenkend over de betekenis van het werkwoord akoloutheo kunnen we ons best wat beelden voor de geest halen:
- een vrouw die haar man volgt – gebruikelijk in het Oude Nabije Oosten, nog altijd het gebruik in landen van het Nabije Oosten
en ook als Griekse popes zich met hun vrouw op straat begeven;
- een zoon/zonen die zijn/hun vader volgt/volgen;
- leerlingen die hun leraar volgen;
- een dienaar of een slaaf die de meester volgt;
- ‘clienten’, ‘aanhangers’ die hun weldoener volgen;
- troepen die de bevelhebber volgen;
- mensen die in een processie of optocht een beeld of vaandel volgen. Allen die na-volgen behoren dus tot het ‘ge-volg’ van….
Het principe is duidelijk:
de voornaamste, hoogste in rang gaat voorop
en volgen drukt onderwerping maar ook trouw en aanhankelijkheid uit.
In het Bijbels Hebreeuws kennen we de equivalente uitdrukking halak acharee.
letterlijk: gaan, stappen, wandelen achter iemand.
De oorsprong van deze uitdrukking is ook te vinden in religieuze processies waarin men achter het godenbeeld aanloopt.
In het boek Deuteronomium is de uitdrukking ‘achter andere goden gaan’
dé uitdrukking om te verwijzen naar afgoderij.
Hoewel het werkwoord akoloutheoo noch in de evangelies,
noch in de overige boeken van het NT uitsluitend gebruikt wordt om het volgen van Jezus door de leerlingen aan te duiden,
toch komt het in de evangelies het meest in deze samenhang voor, zodat we het werkwoord akoloutheoo mogen beschouwen
als hét werkwoord om het ‘navolgen’ van Jezus aan te duiden:
In het evangelie van Johannes komt het 18x voor
en het heeft er zeker 15x de betekenis van het navolgen van Jezus door de leerling(en).
In de synoptische evangelies komt het werkwoord zowel voor
in de drievoudige traditie of de Mc-traditie als in de tweevoudige traditie of Q-traditie. Het meest komt het voor bij Mt, niet alleen omdat hij het langste evangelie heeft,
maar omdat de evangelist bijna altijd een ander werkwoord uit zijn bronnen (Mc en Q) door het werkwoord akoloutheoo vervangt
en het als het ware tot zijn favoriete uitdrukking maakt
om de gelovige verhouding tussen de leerling en Jezus aan te duiden.
‘Navolgen’ wordt synoniem van ‘geloven’.

Maar wat houdt die navolging nu in?
Waartoe worden die leerlingen geroepen? Waartoe worden wij geroepen?
En als ook wij tot navolging geroepen zijn
en ons kunnen beschouwen als leerlingen van Jezus,
is er dan een verschil in zending tussen die van Petrus en kompanen en die van ons? Middenin het Marcusevangelie zegt Jezus:
Mc 8, 34 Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen,
sprak Hij tot hen: “Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.”
Het inleidend vers maakt duidelijk dat deze evangelische raad niet alleen tot de twaalf of tweeënzeventig leerlingen gericht is, maar tot het volk, tot allen die Jezus willen navolgen,
tot allen die zich laten dopen….

Christus navolgen is het aannemen van een nieuwe levenswijze,
bekleed worden met de ‘nieuwe mens’.
Vrijheid is een hoofdkernmerk van deze levenswijze.
Uiteraard gaat het eerst en vooral om bevrijd zijn
van ons angstige en zelfzuchtige ‘ego’
en van de drang naar ik-gerichte bevrediging, beveiliging en bevestiging, van een leven dus waarin de belangen van het ego centraal staan.
Dat nieuwe leven, vraagt natuurlijk het verlies van het oude leven, breken met het oude waarin het ‘ego’ opriep tot ‘volgen’.
De roeping tot een nieuw leven is de eigenlijke genade, de genade van het christen zijn. Bonhoeffer noemt ze een ‘kostbare’ genade, omdat ze van mij iets vraagt, eist:
de navolging zelf waarbij ik mezelf inzet en verlies in een bewust keuze. Er dient dus ook de mogelijkheid zijn om niet na te volgen.
Waar men zomaar christen wordt of moet worden
zonder bewuste keuze en meestal ook zonder het opnemen van een andere levenswijze is volgens Bonhoeffer sprake van ‘goedkope’ genade.
Als het christendom staatsgodsdienst werd
en iedereen christen werd of diende te worden
werden ‘roeping’ en ‘navolging’ gereserveerd voor de monniken
die inderdaad een protest vormden tegen de ‘goedkope genade’ van het kerkinstituut. Navolging werd niet meer beschouwd als een roeping, als een ‘gebod’ voor allen,
maar als een prestatie van enkelen,
als een voorrecht ook zo’n prestatie te kunnen leveren.
Het beleven van de navolging werd dan ook geacht te geschieden los en afgezonderd van de wereld, terwijl de navolging wel degelijk ook in de wereld en in het alledaagse dient te geschieden.
De geroepene beleeft wel een radicale breuk met de wereld,
maar dit hoeft in de eerste plaats niet ruimtelijk te worden opgevat. Het is vooral een kwestie van ingesteldheid.
De goedkope genade behoort bij een opvatting over het christen zijn
waarbij een bekering als radicale breuk met de wereld onnodig geacht wordt.

Als navolgen geldt als synoniem van geloven,
dan houdt geloven in de eerste plaats geen belijdenis van het geloof in, maar wel gehoorzaamheid met een onvoorwaardelijk vertrouwen.
Als navolging geldt als synoniem van geloven,
dan start het geloofstraject ook niet als een vooraf uitgetekend programma, waarover eerst wat uitleg dient gegeven te worden
opdat het begrijpbaar en aanvaardbaar zou zijn.
Er is geen christelijk geloof zonder de roeping van Christus tot navolging, er is geen christendom zonder roeping tot navolging en zonder navolging. Zonder die roepende Christus is het christendom een levensbeschouwing, een ideologie of een spiritueel pad dat men uit eigen wil zelf kiest,
maar waartoe men niet geroepen is.
Het is niet zo dat geloof leidt tot gehoorzaamheid, maar wel dat geloof volgt uit gehoorzaamheid zoals men het water pas kan vertrouwen
als men erin springt en ervaart dat het water draagt.
Dat vooraf horen zeggen is niet voldoende en in veel gevallen niet overtuigend! Het is dus niet zo dat alleen de gelovige kan gehoorzamen,
maar wel dat alleen de gehoorzame tot geloof kan komen.
En navolging kan dus ook nooit een eigenmachtige daad zijn
waarbij men met zijn wil en verstand een ‘redelijk’ eigen navolgingsmodel creëert.

Muziek om bij te verstillen:

https://www.youtube.com/watch?v=jzNJ8xkFptE&ab_channel=SandeshManue

l
BIDDEND VERWIJLEN

Drempelgebed ZJ 25d

Lied: Jezus die langs het water liep ZJ 562

Psalm 16:

Antifoon: Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt,
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Hoed mij, God,
bij U zoek ik toevlucht;

de Heer spreek ik: 'Gij zijt mijn Heer, mijn geluk. Boven U is er geen.'

Wat als goddelijk geldt in dit land, deze machten, ik kan daarin mijn vreugde niet vinden.

Hun afgoden zijn zonder tal,
en ieder haast zich tot hun dienst;

ik pleng hun geen offers van bloed, neem hun namen niet op mijn lippen.

O Heer, Gij mijn erve, mijn beker, Gij handhaaft mijn erfgoed voor mij.

De meetsnoeren zijn mij gevallen in oorden van lieflijkheid:*
hoe bekoort mij mijn erfdeel!

Ik zegen de Heer om zijn leiding:
zelf des nachts vermaant Hij mijn geweten.

Ik blijf op de Heer zien, bestendig; staat Hij naast mij, ik kom niet ten val.

Wel mag mijn hart zich verheugen, wel mag mijn geest zich verblijden:* mij komt het niet te na - ik ben veilig.

Want Gij geeft mij niet prijs aan de dood, geen graf geeft Gij uw vrome voor ogen;

Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt:*
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer

tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Antifoon: Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt,
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Lezing:

Navolgen geschiedt niet in gehoorzaamheid aan eigen wil en inzicht waarbij voorwaarden worden gesteld en gekozen wordt.
En navolging kan ook niet geschieden in gehoorzaamheid aan wetten en normen van een instituut, van een orde, en zeker al niet in het volgen van de massa,
het zich conformeren met de meerderheid. Daaraan gehoorzamen is geen geloof.
Het is een kerkelijk leven dat zonder geloof heel goed realiseerbaar is.
Het is gehoorzamen aan regels zonder aan Christus te gehoorzamen, zonder geloof. Navolging is een radicale breuk met het oude.
Men treedt een nieuw leven binnen, men wordt herboren en herschapen, men komt tot leven, tot het echte leven.
De roeping tot navolging is een levenwekkend woord, een tot leven wekkend woord, een her-scheppend woord dat zou kunnen klinken als ‘Sterf en wordt!’
En zoals in het jongste scheppingsverhaal het scheppingswoord onmiddellijk gevolgd wordt door het ontstaan van de zijnden en de mens, zo wordt in de roepingsverhalen het roepingswoord
onmiddellijk gevolgd door een nieuwe leven, waarbij er een breuk is met het oude,
zoals er een breuk is tussen licht en duister. (Open Contemplatief Huis Oostende Abdijdagen Orval mei 2020/2022)

Stilte

Onze Vader

Afsluitend gebed:

God, die al ons doen en denken te boven gaat, wijsheid was het dat U nabij was
toen Gij het licht riep
en toen de mens geschapen werd.
Wijs ons wegen om te gaan
waar uw liefde ons tot onderdak is. Leidt ons naar de mens Jezus,
die uw gelaat aan ons onthult. Laat ons putten uit Uw wijsheid,
troost ons met stralen van wijsheid uit Uw hemel. Dat wij het goede doen op deze aarde,
dat wij mensen goed doen. Amen.