tekst en onderricht mei 2022
“WIE MIJN VOLGELING WIL ZIJN” Een verkenning van het Marcusevangelie
Bijbellezing uit het Marcusevangelie:
16, 1 Toen de sabbat voorbij was,
kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salome welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen.
2 Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. 3 Ze zeiden tot elkaar:
“Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?”
4 Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was. En deze was zeer groot.
5 Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad. 6 Maar hij sprak tot haar:
“Schrikt niet, Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier.
Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had.
7 Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen:
Hij gaat u voor naar Galilea,
daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.”
8 De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf. Want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd.
En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.
Onderricht
In bijna alle Bijbeluitgaven staan na dit eigenaardige einde van het Mc-evangelie nog een aantal verzen waarin over verschijningen van Jezus sprake is
en waarin er ook een zgn. zendingsbevel van de Verrezene te lezen is.
De berichten van de verschijningen doen er denken aan het relaas
van de verschijning van de Verrezene aan Maria Magdalena in het Jo-evangelie, aan die aan de leerlingen van Emmaüs in het Lc-evangelie
en aan het verhaal van het ongeloof van Thomas, eveneens in het Jo-evangelie. Deze verzen worden door alle exegeten als een latere toevoeging beschouwd.
Ze zijn ook niet te vinden in de oudste manuscripten van het Mc-evangelie. Paulus schrijft aan de Korintiërs:
En wanneer Christus niet is verrezen,
is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens. (1 Kor 15,14)
Dit is stellig ook de overtuiging van Marcus.
Maar waarom laat hij dan de verkondiging van de verrijzenis niet feitelijk geschieden in zijn evangelie?
Waarom wordt die kernboodschap dan niet doorverteld, eerst aan de apostelen en dan aan de hele wereld?
Hoe en aan wie en door wie kan die boodschap dan gehoord worden? Maar die boodschap wordt wel degelijk verkondigd.
U hebt hem gelezen. U hebt hem gehoord.
Die boodschap wordt verkondigd in en door dit evangelie,
aan de lezer, of beter aan de toehoorder, aan de doopleerling,
die op zijn of haar beurt die boodschap zal doorgeven aan de wereld. Het zal meer zijn dan alleen maar woordelijk vertellen….
Welke boodschap? Dat Jezus de Zoon van God is, dat Hij verrezen is.
En de vraag die aan ons, de lezer, aan de toehoorder, de doopleerling, gesteld wordt luidt: geloof je deze boodschap?
Een zeer belangrijke vraag voor wie op het punt staat gedoopt te worden, maar ook voor ons, de lezer en toehoorder van deze boodschap vandaag.
Maar wat zegt die boodschap ook weer? En wat betekent erin geloven?
Dat geloof is meer dan de boodschap belijdend herhalen en het is zelfs niet deze boodschap belijden
alsof het om een historische gebeurtenis zou gaan. Dat vrouwen een leeg graf hebben aangetroffen kan gelden als een historische gebeurtenis.
Er is weinig reden om daaraan te twijfelen.
Maar dat gebeuren is door ons niet meer te ervaren en te beleven.
We zouden het kunnen proberen door de Heilig Graf-kerk in Jeruzalem te bezoeken.
Maar de verrijzenis van Christus is niet een herdenkbaar historisch gebeuren zoals het einde van de eerste wereldoorlog.
Het is een ervaringsgegeven en voor Marcus een belevingsgegeven. Geloven in de verrijzenis van Christus houdt dus een be-leven in, een beleven waarin geloof in God als uitgangspunt vervat is,
de God, die Jezus uit de dood heeft opgewekt.
En dat geloof houdt het aanvaarden in
van wat Van Oyen de Golgotha-code noemt, namelijk:
dat wie zijn leven geeft in liefde, dat wie zo sterft, leeft, leeft in eenheid met God, door God verheerlijkt wordt, Zoon van God is.
Deze Golgotha-code hoorde de doopleerling reeds middenin het Jezus-verhaal:
Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden. (Mc 8, 34-35)
Von Dürckheim noemt deze code de levenswet
en formuleert deze zeer kort en krachtig: “Sterf en wordt!”.
Jezus leefde, vervuld en gedreven door de Geest van God, volgens deze code. De verrijzenis maakt duidelijk dat die levenswet, die code, juist is.
Je kunt trouwens je leven niet geven zonder geloof in een leven dat meer is dan overleven,
meer is dan lijfelijk behoud en bevrediging,
datgene waarvoor de antieke God garant dient te staan. Goddelijk leven betekent de dood, de verloochening van het ik. Petrus wou zijn ik behouden en verloochende de Christus, verloochende de Christus-code en overtrad de levenswet.
Dat Jezus in zijn sterven de levenswet vervuld heeft
is hetgeen de honderdman die onder het kruis staat inziet:
De honderdman die tegenover Hem post had gevat
en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven, riep uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.” (Mc 15, 39)
In het evangelie vertegenwoordigt hij de doopleerling die de erkennende geloofsbelijdenis doet.
Die horen we niet uit de mond van de vrouwen,
- die niet onder het kruis staan!
Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken.. (Mc 15, 40) – ontsteld en vol vrees en angst blijven, niet uit de mond van de leerlingen,
uiteraard niet uit de mond van de overheid.
Maar die wordt nu wel gevraagd aan de doopleerling. Maar er wordt meer dan een belijdenis gevraagd.
Geloof in de verrijzenis is geloof in de levenswet, in de Christus-code, is in het leven terugkeren naar Galilea
om dan in navolging van Jezus de weg naar Jeruzalem te gaan, de weg van de zelfverloochening, van het sterven,
om dan ook met Jezus te verrijzen waardoor zijn verhaal verder gaat
Het doopsel is een begin maken aan die weg.
Muziek om bij te verstillen:
https://www.youtube.com/watch?v=IwdeqVmXlHk&ab_channel=VOCES8 Lezing uit Geert VAN OYEN, De Marcus Code:
Het verhaal van het lege graf leent zich uitstekend als slot voor het evangelie. De vrouwen voeren de opdracht niet uit.
Ze vluchten angstig weg en zwijgen.
De leerlingen horen niets en weten bijgevolg niet dat ze naar Galilea moeten gaan.
We krijgen opnieuw een opening in het verhaal.
Niemand kan met zekerheid zeggen
of de leerlingen effectief Jezus zullen ontmoeten. Uit het verhaal komen we het niet te weten.
Doordat Marcus dat ook niet verder uitwerkt, verschuift de verantwoordelijkheid
voor de afloop van het verhaal naar de lezers.
De enigen die wel nog op weg kunnen gaan naar Galilea zijn immers de lezers van het verhaal.
Zij horen de opdracht wel
en zij kunnen de rol van de leerlingen overnemen.
Het einde van het Marcusevangelie is literair zo verfijnd geconstrueerd dat alleen de reële lezer het verhaal nog kan afmaken
en de opdracht ook uit kan voeren.
In die zin is er sprake van een open verhaal.
Marcus sluit zijn verhaal niet af. De lezer moet het voltooien.
Wil de lezer een betere leerling worden
dan de falende groep die Jezus rond zich had geroepen?
Is de lezer bereid, nadat hij het verhaal over Jezus heeft gelezen, opnieuw de weg met hem te gaan van Galilea naar Jeruzalem?
Aan het einde van het verhaal wordt de lezer voor de laatste keer voor een keuze geplaatst.
De code van het Marcusevangelie is helemaal ontcijferd: het verhaal gaat over niemand anders dan de lezer zelf.
Afsluitend gebed:
God, die al ons doen en denken te boven gaat, wijsheid was het dat U nabij was
toen Gij het licht riep
en toen de mens geschapen werd.
Wijs ons wegen om te gaan
waar uw liefde ons tot onderdak is. Leidt ons naar de mens Jezus,
die uw gelaat aan ons onthult. Laat ons putten uit Uw wijsheid,
troost ons met stralen van wijsheid uit Uw hemel. Dat wij het goede doen op deze aarde,
dat wij mensen goed doen. Amen.