Tekst enondeericht juni2022

OPEN CONTEMPLATIEF HUIS
LEERHUIS VOOR BIJBELSE SPIRITUALITEIT
28ste jaargang

“WIE MIJN VOLGELING WIL ZIJN”
Een verkenning van het Marcusevangelie


“Toen keek Jezus hem liefdevol aan….”
(Hubert en Jan van Eyck, Aanbidding van het Lam, detail)

Gebed:

Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt, ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend in het leven te staan, liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk. Geef dat wij er nooit verstoken van zijn. Amen.




Bijbellezing uit het Marcusevangelie:

10, 17 Toen Hij zich weer op weg begaf,
kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg:

“Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”
18 Jezus antwoordde: “Waarom noemt ge Mij goed?
Niemand is goed dan God alleen.
19 Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen,
gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.”
20 Hij gaf Hem ten antwoord:
“Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”
21 Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak:
“Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel.
En kom dan terug om Mij te volgen.”
22 Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.
23 Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen:
“Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”
24 De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus:
“Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
25 Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan,
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”
26 Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar:
“Wie kan dan nog gered worden?”
27 Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.
28 Toen nam Petrus het woord en zei:
“Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.”
29 Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u:
er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader,
kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, 30 of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.
31 Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.

Onderricht

In de meest recente Nederlandse Bijbelvertaling
lezen we het eerste vers van de evangelietekst van deze avond als volgt vertaald:
“Toen Hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar Hem toe..”. Van ‘lopen’ is geen sprake meer.
Dat is een jammere zaak.
Want in de Griekse tekst staat er een werkwoord – prosdramoo –
dat slechts éénmaal in het Nieuwe Testament voorkomt
maar in ieder geval laat aanvoelen hoe dringend de vraag dient gesteld te worden en van hoe groot belang het stellen van die vraag voor de rijke vrome man is.
Het is een vraag van levensbelang.
En de vraag handelt ook over ‘leven’, niet zomaar over ‘overleven’, maar over ‘eeuwig leven’.
In het denken en in de geloofsbeleving was dat eeuwig leven het loon, de beloning, van een vroom en gerechtig leven.
Rijkdom werd trouwens bij velen eveneens als zoiets gezien.
Dat eeuwig leven werd dan beschouwd als te danken aan mijn vrome prestatie.
En de man stelt een vraag in de lijn van dat prestatie-beloning denken:

Wat moet ik doen?
De man wordt in de Matteüs-versie een jongeling,
maar Lucas maakt er een aanzienlijke machtig figuur van. Hoe dan ook, de man is vroom en gerechtig,
want hij onderhoudt nauwkeurig de geboden.
Voor wat betreft het eeuwig leven
kan hij vertrouwen op zijn wettische vroomheid.
En voor wat het overleven betreft kan hij vertrouwen op zijn rijkdom, die zoals reeds aangegeven, in het Joodse denken
veelal ook als zegening, als beloning voor een vroom leven gezien werd.
Maar de man wil blijkbaar nog meer presteren
of is misschien toch niet zo overtuigd van het prestatie-loon denken. Er blijft bij hem twijfel en onzekerheid.
In de verzen voorafgaand aan onze tekst heeft Jezus duidelijk gemaakt wat wij moeten doen om het eeuwig leven, het Rijk Gods binnen te treden:
15 Voorwaar, Ik zeg u:
wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.
We hoeven dus niets te doen. We hoeven het zomaar aan te nemen. Zoals kinderen niets hoeven te doen om bemind te worden,
zo moeten wij ook geen prestaties neerzetten.
Dit doet ons denken aan het vers uit de profetie van Jesaja:
55, 1 Komt allen die dorst hebt, hier is water;
en gij, die geen geld hebt, komt, koopt koren en eet zonder geld, en drinkt zonder betaling wijn en melk.
Toch geeft Jezus een antwoord op de vraag naar het meer, maar het is een antwoord dat de man niet verwacht,
het is geen antwoord in de geest van het prestatie-loon denken. Wat Jezus vraagt is Hem navolgen.
En Jezus zegt de man wat hem in staat stelt om Jezus te kunnen navolgen: hij moet radicaal loslaten waarop hij vertrouwt,
loslaten wat in de ogen van de wereld en in zijn eigen ogen geldt als goed, als waardevol, als belangrijk,
als loon, als bewijs van goed en rechtvaardig leven,
als bron van waardering, als reden om door mensen geacht te worden. Dit alles houdt een ommekeer in het denken, ook in het geloofsdenken, of zoals Freeman het uitdrukt:
‘een herprogrammering van de vroegere geloofsopvoeding’.
De man dient niet alleen uit zijn materiële comfortzone te treden, maar ook uit zijn sociale en spirituele comfortzone,
waarbij hij altijd heeft gedacht dat hij ‘goed’ bezig was. Maar misschien twijfelde hij toch daaraan.
Wellicht voelde hij aan dat de door hem gevolgde
emotionele, sociaal aanvaarde en ook wettisch-vrome geluksprogramma’s hem geen ware en diepe vrede en vreugde brachten.
Dat moet Jezus ook geweten hebben, want Hij keek de man liefdevol aan,
wellicht in de hoop dat de man die liefde zou aannemen en zou aanvaarden wat Jezus hem in liefde aanbood.
Het gevraagde loslaten is immers geen prestatie.
Dat ware het geweest als Jezus had gevraagd de helft van zijn bezit weg te geven.
En ongetwijfeld gebruikte de man een groot deel van zijn bezit om goed te doen en dus goed te scoren.
Hij gaf wellicht zeer veel aan goede werken, waardoor zijn rijkdom een soort legitimering verwierf.
Hierbij kunnen we denken aan de parabel van de farizeeër en de tollenaar

waarin we de farizeeër horen blij verzuchten:
18, 11 God, ik dank u dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. 12 Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.
Er zij terloops opgemerkt dat Lucas deze parabel plaatst voor het bericht van de kinderen die bij Jezus komen
en het relaas over de rijke man.
Ook met deze parabel maakt Lucas de visie van Jezus duidelijk, dat vrome prestaties, beschouwd als prestaties van het ‘ik’, beschouwd als prestaties die recht op loon geven,
precies om die reden van nul en gener waarde zijn.
De tollenaar ontving zijn gerechtigheid als een kind: om niet. Loslaten is geen prestatie.
Het is bevrijd worden door Gods liefde,
het is een antwoord op Gods liefdesaanbod,
het is ingaan op een roeping die vanuit liefde geschiedt, het is een vraag om alleen die liefde te vertrouwen, niet de “goden van de wereld”,
zoals we zingen in het ‘Heilig’ van Carlos Desoete:
“niet bezit, of macht of eigenbaat”.
Maar ook niet eigen vroomheid, eigen prestaties.
De reactie van de rijke en vrome man
is erg gelijkend op de vele reacties die Jezus van zijn leerlingen krijgt wanneer Hij hen voor de radicaliteit van de navolging stelt,
zeker wanneer de te volgen weg verwerping en lijden meebrengt, zeker wanneer gevraagd wordt dat ze dienen
en daarbij de gestalte van een slaaf aannemen. Ook zij, die Jezus navolgen – zoals wij misschien,
blijken nog niet in staat om veel, om alles los te laten. Ook zij hebben nog onvoldoende vertrouwen,
kunnen nog niet geloven dat sterven leven doet.
Alleen in het licht van de verrijzenis zullen ze dit inzien.

Het is vrij duidelijk dat de toehoorder en lezer van het verhaal van de rijke en vrome man
de ogen van Jezus ook liefdevol op zich gericht weet. Het is geen ‘bepamperende’ blik.
Het is geen vriendelijkheid die mensen bevestigt in hun comfortzone. Het is een uitnodigende en uitdagende blik,
die volle vertrouwen vraagt, die vraagt de sprong te wagen.


Muziek om bij te verstillen: https://www.youtube.com/watch?v=phVf6MoVHek&ab_channel=ParksideEvan gelicalChurch

BIDDEND VERWIJLEN

Drempelgebed ZJ 25d

Lied: ZJ 737 Uw woord omvat mijn leven

Psalm 16:

Antifoon: Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt:
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Hoed mij, God,
bij U zoek ik toevlucht;

de Heer spreek ik: 'Gij zijt mijn Heer, mijn geluk. Boven U is er geen.'

Wat als goddelijk geldt in dit land, deze machten, ik kan daarin mijn vreugde niet vinden.

Hun afgoden zijn zonder tal,
en ieder haast zich tot hun dienst;

ik pleng hun geen offers van bloed, neem hun namen niet op mijn lippen.

O Heer, Gij mijn erve, mijn beker, Gij handhaaft mijn erfgoed voor mij.

De meetsnoeren zijn mij gevallen in oorden van lieflijkheid:*
hoe bekoort mij mijn erfdeel!

Ik zegen de Heer om zijn leiding:
zelf des nachts vermaant Hij mijn geweten.

Ik blijf op de Heer zien, bestendig; staat Hij naast mij, ik kom niet ten val.

Wel mag mijn hart zich verheugen, wel mag mijn geest zich verblijden:* mij komt het niet te na - ik ben veilig.

Want Gij geeft mij niet prijs aan de dood, geen graf geeft Gij uw vrome voor ogen;

Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt:*
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

(We staan op.)

Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Antifoon: Gij leert mij wat de weg is ten leven, de volheid der vreugde waar Gij zijt:
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Lezing uit Anselm GRÜN, Het evangelie spiritueel gelezen:

Je bezit verkopen is niet de norm voor iedereen die Jezus wil volgen. (…)
De rijke man zou echt vrij zijn als hij zijn eigendommen verkocht. Bij anderen die Jezus volgen, is bezit misschien geen struikelblok, maar bijvoorbeeld hun eigen succes, hun visie, hun zelfbeeld, hun ideeën over het leven, hun gewoonten, hun relaties.
Iedereen die het verhaal van deze ontmoeting tussen Jezus en de rijke man leest,
moet zich door Jezus laten aankijken. Als we met alles wat er is en niet is,
naar Jezus gaan en hem ons hart aanbieden,
zullen we ontdekken wat ons blokkeert in het leven. Waar klampen we ons aan vast?
Vaak is het een manier van denken,
een overlevingsstrategie die ons belemmert,
maar waar we toch aan vasthouden omdat die bekend is. Het loslaten ervan is vragen om onzekerheid.
En onbekend maakt onbemind.
Maar angst is een obstakel voor vrijheid. (…)
Alleen als we innerlijk vrij zijn,
kunnen we begrijpen waar Jezus met ons naartoe wil: het koninkrijk van God, een plek waar we als mens onze ware essentie ontdekken,
waar we door God zelf gevormd
en met zijn heerlijkheid vervuld worden.

Stilte

Onze Vader

Afsluitend gebed:

God, die al ons doen en denken te boven gaat, wijsheid was het dat U nabij was
toen Gij het licht riep
en toen de mens geschapen werd.
Wijs ons wegen om te gaan
waar uw liefde ons tot onderdak is. Leidt ons naar de mens Jezus,
die uw gelaat aan ons onthult. Laat ons putten uit Uw wijsheid,
troost ons met stralen van wijsheid uit Uw hemel. Dat wij het goede doen op deze aarde,
dat wij mensen goed doen. Amen.

Volgend werkjaar:

“ZOZEER HEEFT GOD DE WERELD LIEFGEHAD”
Een verkenning van het Johannesevangelie