Onderricht op 7 maart 2023
Bron van het onderricht:
Basil PENNINGTON, o.c.s.o., Inwendig gebed. Herontdekken van een oude christelijke manier van bidden. (Engelse titel: Centering Prayer. Renewing an Ancient Christian Prayer Form)
Onderricht op 7 maart 2023
Mc 9, 2 Zes dagen later nam Jezus Petrus,
Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij geheel alleen waren.
Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd:
3 zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen volder ter wereld maken kan. 4 Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.
5 Petrus nam het woord en zei tot Jezus:
“Rabbi, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”
6 Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren geheel verbluft.
7 Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.”
8 Toen ze rondkeken,
zagen ze plotseling niemand anders bij hen alleen dan Jezus.
Deelnemen aan de eucharistieviering of een meditatietijd doorbrengen is als met Jezus de vlakte van het alledaagse
en de alledaagse bezigheden verlaten om met Hem alleen te zijn.
Het is opgaan naar een plaats waar niets te vinden is en waar wij ook niets te doen hebben,
en daarom ook niemand zijn van enig belang en enige betekenis. We gaan er heen vanuit ons geloof in Jezus en onze liefde voor Hem. Niet om er iets te doen wat nuttig is.
Maar als we het in het gebed uithouden kan ons ook verlichting te beurt vallen. Hoewel we niet mediteren met de bedoeling deze ervaring te hebben
- de leerlingen wisten ook niet wat hen te wachten stond – kan deze ervaring ons vervullen met grote vrede en vreugde,
zoals een goed samenzijn in de eucharistieviering
of tijdens bezinningsdagen ons ook met een gloed vervullen kan. Maar na een tijdje terug op de vlakte begint dat vuur uit te doven. Dat uitdoven kunnen we niet verhinderen.
Maar we kunnen het wel doen opflakkeren en brandhout bijvoegen. Daartoe mogen we eerst bedenken wat er op de berg gebeurt:
we worden er bewust van een diep verlangen, we ervaren dat we één zijn met Christus
en we nemen deel aan zijn goddelijke natuur.
Wetend dat dit niet onze prestatie is
gaan we toch werk maken om dit verder in ons leven te beleven en ons ware zelf, onze goddelijke Christusnatuur, waar te maken.
De eerste stap daartoe is een antwoord geven op de vraag wat ik ten diepste verlang, en wat ik met mijn leven wil doen.
Daarbij komen we tot het besef dat veel van wat we willen en doen ons niet de uiteindelijke vervulling brengt,
ons geen vervulling brengt van ons diepste verlangen: eenheid met God.
De tweede stap is een antwoord op de vraag
wat we moeten doen om ons diepste verlangen te realiseren.
In het antwoord op deze vraag is een derde stap vervat: we blikken naar het verleden,
naar al datgene dat uiteindelijk geen soelaas bracht,
naar alle emotionele geluksprogramma’s die we gekend hebben. Wat moeten we loslaten? Wat maakt me onvrij?
Wat is onwaar en ondoelmatig in mijn leven?
Ten slotte is het belangrijk een levenswijze aan te nemen
waarin we tijd, aandacht, energie en eventueel ook geld gaan spenderen aan wat echt belangrijk is.
We kunnen daarmee een soort van leefregel samenstellen, niet als een dwingende regelgeving,
maar als een leidraad,
zoals de plantrasters en geleidingstokken in een wijngaard, waarop de klimmende ranken zich aan kunnen hechten.
Soms zullen we die leidraad, die leefregel wat moeten bijpassen als levensomstandigheden wijzigen.
Bij het opstellen ervan maken we keuzes,
leggen we een hiërarchie van waarden aan,
en dat alles met wijsheid maar ook met veel moed.
Het goede willen en bedenken is echter maar het begin. Nog meer wijsheid en moed is vereist om het vol te houden.
Als belangrijke elementen van ons ‘programma’
dienen we van tijd tot tijd een Tabormoment in te bouwen, een dag van rust en eenzaamheid, verstillen en reflectie.
Maar de dagelijkse bijbellezing
en vooral de dagelijkse meditatie lijken onmisbaar
om onze eenheid in Christus te realiseren en te voeden.
God wenst onze aandacht, onze liefde.
De tijd en de aandacht die we in het gebed aan God besteden
zijn als de dure balsem waarmee Maria, de zus van Lazarus, Jezus’ voeten zalft. Judas ergert zicht en vraagt opgewonden:
“Waarom is die balsem niet voor driehonderd denaries verkocht en het geld aan de armen gegeven?” (Jo 12, 5)
Wat is het nut van het gebed? Waarom daar tijd aan spenderen? Kunnen we in die tijd ons niet beter inzetten voor het goede doel? Wat is de zin van een leven van gebed in een contemplatieve orde?
Waarom je tijd verliezen aan mediteren? Je kan veel nuttiger dingen doen! Bovendien is die zalving een geperverteerd gebaar.
Zo’n dure balsem – driehonderd daglonen –
is wellicht oorspronkelijk door de zondige Maria gekocht
om klanten aan te lokken of een geschenk van een zeer rijke en tevreden klant.
Pennington, die deze interpretatie van het relaas neerpent, noteert hierbij dat, hoe geperverteerd wij ook zijn, God van onze aandacht houdt
en ons bij Hem wil hebben, omdat Hij van ons houdt, wie we ook zijn en wat we ook in ons leven gedaan hebben.
Tijd en aandacht zijn datgene waarin we onszelf uitgieten als balsem.
Jezus heeft evenveel recht op onze tijd en aandacht als een geliefde, als een vriend.
De tijd en aandacht die we aan Hem geven tonen aan hoezeer Hij ons ter harte gaat
en hoezeer we met Hem in eenheid leven of willen leven.
Het is noodzakelijk dat we afstappen van de onzalige gedachte dat we altijd voor iedereen beschikbaar moeten zijn.
Misschien hebben we zelf nood aan nodig zijn,
willen we zelf niet gemist worden.
Tijd voor gebed is tijd voor Jezus, alleen voor Hem.
We mogen daar op momenten een prioriteit van maken
en we mogen die prioriteit ook aan anderen kenbaar maken.
Bovendien is tijd en aandacht schenken aan iemand een allerbelangrijkste en wezenlijke uiting van liefde,
liefde waarin we onszelf niet willen bewijzen als onmisbaar, maar waar we alleen maar aanwezig zijn
bij iemand die van onze aanwezigheid houdt, meer dan van onze dienstbaarheid.
Het is goed om een vast tijdstip van gebed te hebben in de dagplanning.
En hoewel we overal kunnen bidden en mediteren is een vaste plaats ook een goed gegeven,
een plaats met enkele ‘sacred symbols’ als een open Bijbel, een icone of een kaars.
Mediteren in groep is uitstekend.
Als we zeggen dat we geen tijd hebben om te bidden
dienen we ons ernstig de vraag te stellen waarom we geen tijd hebben.
We mogen denken aan de arme weduwe die alles gaf wat ze bezat en als was het niet veel, het was datgene wat ze eigenlijk
in de ogen van de nuchter denkende mens niet mocht geven.
De tijd die we denken niet te mogen of te kunnen geven aan God, is, eenmaal toch gegeven, de meest vruchtbare.
Aan Pennington werd eens gevraagd hoe het kwam dat hij zoveel werk kan verzetten.
Hij antwoordde dat dit te wijten is aan het feit dat hij dagelijks veel tijd verliest in het gebed.
https://www.youtube.com/watch?v=5QN9xJEyu7s&ab_channel=Zwendal