tekst en Onderricht op 17 september 2024*



PSALMEN: GEDICHTEN EN GEBEDEN VOL LEVEN




136 Als bronwellen vloeien mijn tranen: omdat men uw wet veronachtzaamt.

Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer*
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.



tsadê

Antifoon: Uw gerechtigheid geldt voor de eeuwen: uw wet betekent de waarheid.

137 Rechtvaardig zijt Gij, o Heer; volstrekt is uw orde des rechts.

138 Uw uitspraken stelt Gij: zij gelden; men mag er zich vast op verlaten.

139 Mijn ijveren voor U brandt mij op; die mij kwellen vergeten uw woorden.

140 Uw woord - van het puurste gehalte; uw knecht vereert het in liefde.

141 Ik mag nietig zijn, weinig in tel: uw opdrachten ontrouw was ik nimmer.

142 Uw gerechtigheid geldt voor de eeuwen; uw wet betekent de waarheid.

143 Hoezeer nood en verdrukking mij troffen, uw geboden zijn mijn hoogste vreugde.

144 Uw uitspraken gelden voor eeuwig; geef mij daarin inzicht: ten leven.

Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer*
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

qôf

Antifoon: Ik blijf om U roepen, verlos mij. Ik wil naar uw uitspraken leven.

145 Heel mijn hart roept U. Antwoord mij, Heer: ik zal uw verbondseisen trouw zijn.

146 Ik blijf om U roepen; verlos mij: ik wil naar uw uitspraken leven.



Psalm 119 is de langste psalm van het psalter
en volgens exegeet Hans Debel een waar meesterwerk.
De psalm telt 176 verzen, verdeeld in 22 strofen van elk 8 verzen.
Psalm 119 is een zgn. acrostichon, een alfabetische psalm, en wel in deze zin,
dat alle verzen van iedere strofe beginnen met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Verzen van de eerste strofe beginnen allemaal met ‘alef,
deze van de tweede strofe met beth, deze van de derde strofe met dalet, enz. Het is een poëtisch gegeven dat natuurlijk in vertalingen niet aan bod kan komen.
In de strofen die wij deze avond ter hand nemen zijn het de lettters pê, tsadê en qôf.

Het grote thema van psalm 119 is de Tora. We laten exegeet Paul Kevers aan het woord:
“De psalmist bezingt de Tora, Woord van de Eeuwige
dat de weg naar het leven wijst, licht op zijn pad, bron van vreugde. Hij kan niet zonder de Tora: ze maakt hem gelukkig.
Hij verlangt ernaar Gods voorschriften te onderhouden en belooft ze nooit te vergeten.
Hij is ontzet over de zondaars die dat niet doen en die Gods Woord verachten.
Hij bidt om bescherming en bijstand.
Al die gedachten worden voortdurend herhaald,
hoewel quasi nooit letterlijk, er is altijd ook afwisseling en variatie.”

In de psalm zijn er 8 synoniemen voor ‘Tora’, die bijna in iedere strofe voorkomen.
We zetten deze synoniemen op een rijtje,
geven de vertaling ervan aan in onze gebruikte vertaling
en duiden ze in de tekst van de strofen die we presenteren in het rood aan:
tora = wet
‘eda/’edut = uitspraken

piqqud = opdracht choq = verbondseis mitswa = gebod misjpat = rechtsorde dabar = woord
‘imra = belofte

Het spelen met de letters van het alfabet houdt een boodschap in. Zonder letters geen taal, geen geschreven woord, geen communicatie.
Ook God gebruikt mensentaal en lettertekens van die taal
om zich en zijn wil te openbaren en op die wijze de mens nabij te zijn.
Voor de joodse gelovige is de Tora dé godsopenbaring
en in de Tora en de woorden van de Tora is God de mens nabij. De boodschap van het verhaal van de profeet Elia op de Horeb, de berg van God, ook wel Sinai genaamd,
de berg dus waar God de Tora, zijn ‘woorden’ aan de mens gaf,
is wellicht deze, dat God zich niet manifesteert in de natuurelementen, zoals de volkeren rondom van de Oudheid dachten,
maar in de stilte waarin Gods woord hoorbaar wordt.
In het tabernakel van de synagoge, de ‘ heilige ark’ genoemd,
in het Hebreeuws aroon ha-kodesj,
worden de op perkament van reine dieren handgeschreven Torarollen bewaard.
De stokken waarrond de Torarollen zijn gedraaid worden atsee chayiem, ‘levensbomen’, genoemd.
Men kan het Johannesevangelie niet begrijpen
zonder de joodse visie op Gods openbaring en aanwezigheid aan te nemen.
Jezus van Nazaret wordt in dit evangelie wel degelijk als het mensgeworden Woord van God gepresenteerd aan de mens gegeven opdat die zou leven.
In Hem is de Tora hoorbaar en zichtbaar geworden. Hij is vervuld van de Tora.
Psalm 119 zou men dan ook een perfecte Jezus-psalm kunnen noemen. Als in het tabernakel van onze kerken het hostiebrood bewaard wordt, laten we dan niet vergeten dat dit eveneens de tegenwoordigheid is van Gods Woord.
Bij chaddische Oost-Europese joden
maakte men peuters met het Hebreeuwse alfabet vertrouwd door hen houten letters met honing bestrijkt te laten likken,
zo, dat hun tong reeds vertrouwd zou worden met de letters van de taal waarin, waarmee en waardoor God zich openbaart en aanwezig stelt.
Dit doet ons denken aan het gegeven dat her en der in de Bijbel
het woord van God met honing, in de oudheid een kostbare lekkernij, geassocieerd wordt en honing als symbool voor Gods woord kan gelden. Psalm 119, 103:
Hoe kostelijk uw woorden te proeven; bij het zeggen zoeter dan honing.
Spreuken 24, 13:
Eet honing, mijn zoon, want die is goed en honingzeem streelt uw gehemelte. (Duidelijk wordt het zich verzadigen met wijsheid van de Tora bedoeld.) Jesaja 7, 15:
Boter en honing zal hij eten,
totdat hij het kwade weet te verwerpen en het goede te kiezen. (Ook hier staat honing als voedsel van de kleine Immanuel wellicht als symbool van Gods wijsheid van de Tora)
vgl. Marcus 1, 6:
Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing.
Ezechiël 3,1-4:

Hij zei tot mij: 'Mensenkind, eet wat u voorgehouden wordt,
eet deze boekrol op en richt dan het woord tot het volk van Israël.' Toen opende ik mijn mond en Hij gaf me die boekrol te eten.
Hij zei tot mij: 'Mensenkind, laat uw lichaam deze boekrol die Ik u geef opnemen en verzadig u ermee. Ik at dus de boekrol op:
ze smaakte me zo zoet als honing.
Hij zei tot mij: 'Mensenkind, begeef u naar het volk van Israël en breng hun mijn woorden over.
vgl. Openbaring 10, 10:
En ik ging naar de engel en vroeg hem mij het boekje te geven. En hij zei: “Neem het en eet het op. Het zal bitter zijn in uw lijf, maar in uw mond zoet als honing.”
En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op. En het smaakte in mijn mond zoet als honing,
maar toen ik het had doorgeslikt, vulde bitterheid mijn lijf. Toen werd mij gezegd:
“Gij moet opnieuw profeteren over vele volken en naties en talen en koningen.”

De letters van het alfabet waarmee de verzen van de strofen beginnen zijn ook de beginletters van woorden
die andere belangrijke themata van de bijbelse spiritualiteit ter sprake brengen. Zo is de letter dalet van de vierde strofe de eerste letter van derech, ‘weg’, wijzend op de weg naar het leven door de Tora uitgetekend
en de bede van de mens dat hij niet op het slechte pad moge terechtkomen maar zijn schreden altijd zou mogen zetten op de rechte, dwz. goede weg.
In de negende strofe is de letter tet de eerste letter van het woord tov, ‘goed’, wijzend naar de goedheid van God, het goede oordeel dat de mens wil hebben en de goede daden die de mens wil doen.
Zo is in onze achttiende strofe de letter tsade
de eerste letter van de woorden tsedaqa ‘rechtvaardigheid’,
de goddelijke deugd die eigen is aan wie de weg van de Tora bewandelt, dus een tsaddiq, een ‘rechtvaardige’ is, een ‘rechtvaardig’ (tsedeq) mens. Die themata komen dan ook telkens in de strofen voor.
We gaan dit even na in de achttiende strofe en zetten er die woorden in het vetjes.

Het genre van psalm 119 is moeilijk te bepalen.
Psalm 119 kan een wijsheidspsalm genoemd worden of een leerdicht, en is daarom bijna zeker te dateren na de ballingschap (post-exilisch). Invloed van de zgn. deuteronomisten is bespeurbaar.
Zij zijn vertegenwoordigers van een religieuze hervormingsbeweging die het belang van een trouw aan de Tora benadrukte
en verantwoordelijk zijn voor de eindredactie van het boek Deuteronomium. Hun redactionele taal in dat boek leunt sterk aan bij deze van psalm 119: Dt 4, 40: Onderhoud zijn voorschriften en geboden die ik u heden geef.
Dan zult gij met uw kinderen gelukkig zijn en lang leven op de grond die Jahwe uw God u voor altijd schenkt.
Wellicht kende deze psalm geen liturgische oorsprong.
De psalm bevat ook stukken en verzen die als klaagpsalm kunnen geduid worden, namelijk deze waarin de psalmist zijn beklag doet over de goddelozen,
de mensen die de Tora verachten en er niet naar leven. Het karakter van een smeekpsalm wordt aangenomen waar de psalmist vraagt om een leven te mogen leiden dat in alle opzichten op de Tora is geijkt.
In die zin vertoont de psalm ook glimpen van een vertrouwenspsalm.

Een belangrijk joods feest is Simchat Tora,
letterlijk: de vreugde van/om de wet.
Joodse mannen, die allen om beurt de Torarollen vasthouden, kussen en vereren, dansen uitzinnig rond de Torarollen.
Voor de westerse superindividualistische en extreem op autonomie ingestelde mens
lijkt dat een tegenstelling omdat ‘wet’ een negatieve connotatie heeft,
verbonden met beperking van vrijheid en atonomie en met sancties.
Een positieve connotatie dragen wetten wel als beschermende maatregelen of als waarborg voor rechten.
Voor christenen komt dan nog de polemiek van Paulus tegen de ‘wet’
waardoor de joodse religie als wettisch en onvrij werd en wordt voorgesteld.
De acht synoniemen voor Tora in psalm 119 hebben al aangetoond
dat de Tora niet zomaar een ‘wet’ in onze betekenis van het woord is.
Het Hebreeuwse woord tora is trouwens afkomstig
van een werkwoord dat zoiets als ‘onderwijzen’ en ‘laten zien’ betekent. De Tora is dus onderricht, openbaring en mag meer geassocieerd worden met wijsheid dan met wettelijke normen en bepalingen.
De westerse mens, die tegen dwingende wetten en normen is, ging en gaat in die zin op zoek naar wijsheid in het oosten
en neemt, op zoek naar innerlijke vrede en levensgeluk en identiteit,
zonder veel restrictie de dogma’s van die wijsheden op
en verklaart onwetend de oosterse religies als dogma- en normenvrij. Hij bewijst daarmee zijn onwetendheid over oosterse religies,
de evangelische verkondiging en de kerkelijke traditie en wijsheid. Hierin laat hij of zij zich vaak leiden door zelfverklaarde goeroes die een vrij dogmatische taal spreken over hun waarheden.
De Tora is de openbaring van Gods wil, van wie Hij is,
en wie Hij is wordt duidelijk uit wat Hij wil: leven voor de mens. Dat is liefde.
Alleen een joodse gelovige, als de apostel Johannes, kan schrijven dat God liefde is. De Tora houdt een programma in, een manier van leven om tot echt leven te komen, en is een vat vol wijze opdrachten die de belofte van leven inhouden,
de belofte van vrede en vreugde, voor het individu en de gemeenschap. De mens die zich aan dat programma houdt,
onderscheidt zich evenwel van de rest van de wereld.
Dat alles kan uiteraard gezegd worden van de verkondiging van Jezus, van het evangelie, van het christendom, van het christelijk geloof,
dat ook terecht gekomen is in een wettisch romeins kader dat het ontdeed van alle mystiek en spiritualiteit.
Tegen een dergelijk wettisch kader waarin het jodendom terechtgekomen was, kantte Paulus zich zoals allen die nu claimen
dat het christendom in deze tijd terug van de status van religie naar een levende spiritualiteit moet terugkeren.
Ja, geloven is een manier van leven, die ons dient te onderscheiden en ons zal onderscheiden als we het echt doen.
En waardoor we als christenen het verschil kunnen maken als we dus aan de Tora van het evangelie trouw zijn.

(priester Dirk Masschelein)

https://www.youtube.com/watch?v=AVTGXiwAg3M&ab_channel=KayJohannse n

Vraag: Welke uitspraak van Jezus verschaft me vreugde?

‘Psalm 119 is wellicht bijzonder moeilijk voor ons vanwege zijn lengte en gelijkmatigheid. Hier helpt ons een zeer langzaam, stil, geduldig voortschrijden

van woord tot woord, van zin tot zin.
Dan beseffen we dat de schijnbare herhalingen
toch altijd wendingen van de ene zaal zijn, van de liefde tot Gods Woord. Zoals deze liefde geen einde nemen kan,
zo ook de woorden niet die deze liefde uitspreken.
Ze willen ons een heel leven lang begeleiden
en in hun eenvoud worden zij het gebed van het kind,
van de volwassene, van de grijsaard.’
(Dietrich Bonhoeffer)

Opvolging:
Lezing van Ps 119 in zijn geheel en vergelijkend lezen van Ps 19.
Herlees bovenstaande delen van psalm 119
en vervang alle acht synoniemen door ‘evangelie’.