Benedictus XVI
23 december 2014: Benedictus XVI (Joseph Ratzinger)
Paus Benedictus XVI, de 265ste bisschop van Rome, werd op 16 april 1927 als Joseph Ratzinger geboren in het Duitse stadje Marktl am Inn, in het bisdom Passau (Beieren). In 1939 vatte hij zijn humaniorastudies aan in Traunstein, een stadje vlakbij de Oostenrijkse grens. Na de oorlog trok Joseph Ratzinger naar het seminarie. Van 1946 tot 1951 studeerde hij filosofie en theologie aan de filosofisch-theologische hogeschool in Freising en aan het Georgianum van de universiteit van München. Hij raakte er vertrouwd met het werk van onder meer Martin Heidegger, Karl Jaspers, Friedrich Nietzsche, Martin Buber en Paul Bergson – boeken die in die tijd in geen enkel seminarie in Rome op het programma stonden. Op 29 juni 1951 werd hij samen met zijn drie jaar oudere broer Georg tot priester gewijd in de kathedraal van Freising. In 1953 werd hij doctor in de theologie en nauwelijks een jaar later – hij was toen 26 jaar – werd hij docent dogmatiek en fundamentele theologie aan de Filosofisch-Theologische Hogeschool van Freising. Vanaf april 1959 doceerde hij fundamentele theologie in Bonn. Daar werd hij opgemerkt door kardinaal Joseph Frings, de toenmalige aartsbisschop van Keulen, die hem als raadgever meenam naar het Tweede Vaticaans Concilie en ervoor zorgde dat hij van 1962 tot 1965 ‘peritus’ (deskundige) was tijdens het concilie. Ratzinger leverde er een belangrijke bijdrage tot Dei Verbum ('Het Woord Gods'), de dogmatische constitutie over de goddelijke openbaring). In 1963 verhuisde Joseph Ratzinger van Bonn naar de Universiteit van Münster en in 1966 werd de beloftevolle professor op aanbeveling van Hans Küng docent in Tübingen. Vanaf 1969 doceerde hij aan de Universiteit van Regensburg, waar hij in 1976 ook vicepresident werd. Joseph Ratzinger bleef er tot het einde van zijn academische loopbaan. In 1972 richtte hij met bekende theologen als Hans Urs von Balthasar en Henri de Lubac het gerenommeerde katholieke tijdschrift Communio op.
Op 24 maart 1977 werd hij door paus Paulus VI benoemd tot aartsbisschop van München en Freising. Minder dan een maand na zijn bisschopswijding, op 27 juni 1977, werd hij kardinaal gecreëerd. Kardinaal Ratzinger leerde de latere paus Joannes Paulus II kennen tijdens het conclaaf na het overlijden van paus Paulus VI. De Poolse paus nodigde de Duitse aartsbisschop regelmatig voor gesprekken uit naar Rome. Volgens pausbiograaf Georg Weigel wilde paus Joannes Paulus II hem aanvankelijk prefect maken van de Congregatie voor het Katholiek Onderwijs. Uiteindelijk werd Joseph Ratzinger in november 1981 prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. De functie van ‘waakhond van de rechte leer’ leverde hem later de bijnaam ‘pantserkardinaal’ op. Als prefect leidde hij ook de Internationale Theologische Commissie en maakte hij zich verdienstelijk als voorzitter van de Pauselijke Commissie voor de Nieuwe Catechismus van de Katholieke Kerk. Vanaf 1984 ontving hij verschillende eredoctoraten. In 1998 werd hij vice-deken en in 2002 deken van het kardinaalscollege. In die hoedanigheid organiseerde hij de uitvaart van paus Joannes Paulus II en het aansluitende conclaaf, dat hem onverwacht snel tot paus verkoos.
Tijdens zijn pontificaat maakte paus Benedictus XVI een prioriteit van de dialoog met de orthodoxe zusterkerken en ruimer ook van de oecumenische en interreligieuze dialoog. Hij leverde sterke inspanningen voor toenadering met Vietnam en China en om het schisma met de Priesterbroederschap St.-Pius X, het belangrijkste schisma van de moderne kerkgeschiedenis, te overwinnen. Meest opmerkelijk zijn z'n drie encyclieken: Deus caritas est (God is liefde, 2005), Spe salvi (In deze hoop zijn wij gered, 2007) en Caritas in veritate (Liefde in waarheid, 2009) en zijn drie delen tellende Jezusbiografie.
Joseph RATZINGER (Benedictus XVI), Auf Christus schauen. Einübung in Glaube, Hoffnung, Liebe, Verlag Herder, Freiburg, 1989 in: Ludger HOHN-MORISCH (ed.), Paus BenedictusXVI. Alles heeft zijn tijd. Inspiratie voor elke dag, (vertaald door Ad GEERLING), Kok, Averbode, 2005, blz. 106
De Heilige Schrift hanteert voor de beschrijving van de naastenliefde
een zeer wijs en diep woord.
‘Liefhebben als jezelf.’
Ze vraagt geen avontuurlijk en onwaarachtig heroïsme.
Ze zegt niet: je moet jezelf ontkennen en er helemaal alleen voor de anderen zijn;
je moet jezelf kleiner maken en meer van dat soort dingen.
Nee, als jezelf. Niet meer en niet minder.
Een mens die geen vrede met zichzelf heeft,
kan ook voor de ander niet werkelijk goed zijn.
Wie zichzelf niet accepteert, stoot zich ook aan een ander.
De ware liefde is billijk;
ze brengt ons ertoe om onszelf als een van de leden van het lichaam van Christus lief te hebben.
Ons zowel als de anderen —
afkomen van dat verkeerde perspectief waarmee wij allen geboren worden
als zou de hele wereld draaien om ons Ik.
Wij moeten door het geloof allemaal een soort van copernicaanse wending leren maken.
Copernicus ontdekte dat de zon niet om de aarde draait
maar dat deze aarde met de andere planeten om de zon cirkelt.
Elk van ons beschouwt zichzelf allereerst als een kleine aarde
waar alle zonnen omheen moeten cirkelen.
Het geloof leert ons uit deze dwaasheid te stappen
en broeder-en zusterlijk met alle anderen samen in te haken in de reidans van de liefde
rond het ene centrum — rond het centrum: God.
Alleen als God er is, als God het centrum van mijn Leven wordt,
dan is dit ‘Liefhebben als jezelf’ mogelijk.
En als Hij er is, als Hij mijn centrum wordt
dan is het ook mogelijk deze innerlijke vrijheid van de liefde te bereiken.