Homilie Vierentwintigste zondag B 2024
Vierentwintigste zondag B Jes 50,5-9 Jak 2,14-18 Mc 8,27-35
Onze wereld is hoe dan ook een realiteit waar heel wat kwaad mee gemoeid is. Kijken we rondom ons dan zien we overal conflicten – groot en klein – en heel wat tegenstrijdige belangen waar mensen slachtoffer van zijn. Kijken we in onszelf dan treffen we ook daar heel wat aan dat oorzaak is van lijden, voor onszelf of voor anderen. Een geluk zonder schaduwkant schijnt niet te bestaan.
Heel de menselijke existentie is doortrokken van spanningen, controversen, gebrek en laagheid. Er is gelukkig ook veel moois en goeds, er is liefde en grootmoedigheid, maar je kunt er niet omheen dat het lijden deel uitmaakt van onze geschapen werkelijkheid. In de geschiedenis werd dit aardse bestaan wel eens getypeerd als “een tranendal” waar de christen doorheen trekt, de ogen gericht op Christus. Het lijden moet je niet zoeken, het is er gewoon. En ieder die samenleeft met anderen ontsnapt niet aan een geestelijke strijd.
Homilie Drieëntwintigste zondag B 2024
Drieëntwintigste zondag B Mc 7,31-37 Jes 35,4-7a Jak 2,1-5
Uit het Evangelie van deze zondag onthoud ik drie dingen. Ten eerste brengen mensen een doofstomme bij Jezus, opdat deze hem de handen zou opleggen. Ten tweede gaat Jezus zeer lichamelijk te werk vooraleer Hij het verlossende woord spreekt: “Ga open!”. En ten derde vraagt Jezus de mensen geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven, tevergeefs zoals blijkt.
Het gebeurt vaak in het Evangelie dat de mensen iemand bij Jezus brengen, een lamme, kinderen, een andere potentiële leerling, en hier dus een dove man die ook maar moeilijk kan spreken. Ook voor ons is het een opdracht in deze tijd mensen bij Jezus te brengen. En dat is vandaag een stuk lastiger omdat velen reeds een bepaald beeld van Jezus hebben, dat vaak scheefgetrokken of karikaturaal is. Eerst en vooral kunnen we mensen bij Jezus brengen in onze voorbede. Het is een oud gebruik om de naam van mensen in één adem te noemen met de naam Jezus. Ook al weten en horen die mensen dat niet, toch heeft het effect, want er zit kracht in de naam van Jezus, een kracht die bevrijdt en verlost.
Maar we mogen eveneens de mensen uit onze kring over Jezus vertellen, bij voorkeur vanuit onze eigen Jezusrelatie. De authenticiteit van onze persoonlijke levenswandel staat dan garant dat we getuigen van de ware Jezus, licht uit licht, ware God uit de ware God. Als we horen dat iemand ziek is of een fysisch of mentaal probleem heeft, zijn we vlug geneigd een dokter of therapeut aan te raden die we kennen en die hen zou kunnen helpen. Waarom spreken we dan niet over Jezus, onze Geneesheer bij uitmuntendheid? Waarom zijn we zo terughoudend om te getuigen van het Licht dat in de wereld komt, van Hem die de Weg, de Waarheid en het Leven is? Als Jezusleerlingen moeten we ook getuigen van zijn verrijzenis!
Homilie Dertiende zondag B-jaar 2024
Dertiende zondag B-jaar Mc.5, 21-43 Wijsh 1,13-15;2, 23-24 2Kor.8, 7-15
De lezingen van deze zondag gaan over dood en leven. Dood en leven: dat is ook het kader waarin heel het Evangelie binnen het Nieuwe Testament moet verstaan worden. Daarin is Jezus’ Pasen, zijn dood en opstanding het centrale drama. Jezus’ verlossingsdood aan het Kruis werd door de vroege Kerk niet verstaan als een genoegdoening voor de zonde en de schuld van de mens aan een rechtvaardige God, een soort zoenoffer, maar als de overwinning van de heerschappij van de dood. Jezus’ dood en opstanding plundert het dodenrijk, waardoor voor de mens de weg terug openligt van de gelijkvormigheid met God, de theosis. De verlossing van de mens is tevens zijn vergoddelijking. Door Christus’ dood rekent God af met de wortel van het kwaad: de dood en de duivel. God dringt de domeinen binnen die de duivel zich onrechtmatig had toegeëigend en breekt zijn macht over de mensheid. Gregorius van Nyssa zal zeggen: “De duivel slikte een haak in die verborgen was in het lichaam van Christus”. Thans kan de verloste mens door de Heilige Geest, die wij in ons doopsel en met Pinksteren hebben ontvangen, weer leven in de vriendschap met God om Gods heerlijkheid te weerspiegelen.
Homilie Tweeëntwintigste zondag B 2024
Tweeëntwintigste zondag B Deut. 4,1…8 Jak 1,17…27 Mc. 7,1…23
Er bestaat een religie van de uiterlijkheid en er bestaat een religie van de innerlijkheid. We zouden die twee ook met de woorden ‘vorm’ en
‘inhoud’ kunnen aanduiden. Uiterlijke rituelen behoren tot de vorm. Ze kunnen helpen om tot een meer inhoudelijke Godsverering te komen, maar ze kunnen ook in de weg staan en belastend zijn. Dan moet men ze heroverwegen, ze eventueel vervangen door andere vormen of ze gewoon overboord zetten, zonder echter de inhoud prijs te geven. Uiterlijke vormen en rituelen hebben de kwalijke neiging zich te vermenigvuldigen, overdadig te worden en het zicht op de inhoud te verduisteren. Maar pure inhoud zonder vorm is een beetje zoals water zonder kruik: het loopt weg en gaat verloren. We hebben wel degelijk vormen en rituelen nodig om onze innerlijke beleving uit te drukken.
Het moet voor het beginnend christendom niet makkelijk geweest zijn, een eigen expressie te vinden in de Joods-Griekse cultuur van de eerste decennia. Het farizese jodendom legde veel nadruk op allerlei uiterlijke voorschriften en attitudes om aldus de joodse identiteit veilig te stellen in de multiculturele samenleving onder Romeins gezag. De Griekse cultuur beschikte ook over veel magische rituelen.
Homilie twaalfde zondag B 202
Twaalfde Zondag B J
Het verhaal van de storm op het meer kan op onze sympathie rekenen. Het valt gemakkelijk te visualiseren en het heeft een voldoende hoog gehalte aan dramatiek om ons te blijven boeien. Maar dat het om een Paasverhaal gaat, ontgaat ons meestal.
Want ogenschijnlijk naïeve ‘rechttoe rechtaan-verhalen’ hebben in de Bijbel, zoals trouwens in heel de antieke cultuur, meestal toch een dubbele bodem, als het geen driedubbele is. Alles in dit verhaal beschrijft de situatie van de mensheid in haar trage ontwikkeling en kondigt het plan van God aan dat zijn Zoon wil realiseren.