Homilie Tweede Paaszondag B 2024
Tweede Paaszondag B Hand 4,32-35 1 Joh 5,1-6 Joh. 20,19-31
De verrijzenis van Jezus is geen feit dat je zomaar voor waar kunt aannemen. Twijfels zijn in dit geval toch wel normaal. Het geloof in de verrijzenis roept in onze tijd van wetenschappelijke feiten en zekerheden veel vragen op. Lijkt die verrijzenis niet eerder op “wishful thinking”? De apostel, die wij allemaal kennen met zijn bijnaam “de ongelovige Thomas” en die de hoofdrol speelt in het Evangelie van vandaag, toont ons dat die twijfel geen probleem is van onze tijd alleen. De moeilijkheden met het geloof in de verrijzenis bestonden reeds onmiddellijk na de gebeurtenis zelf, ook voor die leerlingen die tot de kern van Jezus’ vrienden behoorden. Daarom zou ik die Thomas toch eens van naderbij willen leren kennen. Wat weten we eigenlijk over hem? Zeker datgene wat we vandaag hebben gehoord en ons zeer vertrouwd is. Maar kennen jullie ook de andere plaatsen in het Evangelie van Johannes waar Thomas wordt vernoemd? Telkens weer stelt hij vragen en spreekt hij datgene uit wat ons vandaag eveneens bezig houdt. Thomas is de modernste van alle apostelen: hij zou als het ware onze spreekbuis kunnen zijn.
Thomas komt voor het eerst aan het woord als Jezus te horen krijgt dat zijn vriend Lazarus op sterven ligt. Jezus gaat op weg naar Jeruzalem, alhoewel Hijzelf maar al te goed weet dat er daar religieuze autoriteiten zijn die zijn dood eisen en plannen. Daarom zegt Thomas tegen de andere leerlingen: “Laat ons met Hem meegaan om samen met Hem te sterven”. (Joh 11,16) Herkennen we dergelijke impulsieve en overtuigde uitspraken niet in ons eigen leven? Ogenblikken en situaties waarin ook wij de meest gewaagde beslissingen nemen. De keuze om levenslang met een levenspartner te huwen bijvoorbeeld of om in het klooster te treden; of de keuze om een heel specifieke opdracht uit te voeren of om met groot elan en ongebreidelde wilskracht een bepaald doel na te streven. Zo van ‘dat wil ik echt en alles moet daarvoor wijken’. Zo was Thomas eveneens Jezus achternagegaan. En vandaag leren we hem dan kennen als de leerling die vragen stelt, die dingen in twijfel trekt en zich onzeker voelt.
Homilie Vijfde zondag van de Vasten 2024
Vijfde zondag van de Vasten B Jer 31,31-34 Hebr. 5,7-9 Jn12,20-33
Door één verrassende zin vat de schrijver van de Hebreeënbrief de passage samen uit het Johannesevangelie van deze zondag: “Hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd” (He 5,8). Deze uitspraak bevat in zich heel het mysterie van de Menswording, het centrale en aanstootgevende mysterie van het christendom: een God die zich vrijwillig onderwerpt aan lijden en dood.
De passage uit het twaalfde hoofdstuk van het Johannesevangelie die we vandaag horen voorlezen, komt onmiddellijk na de intocht van Jezus in Jeruzalem, waar Hij, gezeten op een ezeltje als een koning wordt ingehaald en bejubeld. Het is het einde van Jezus’ openbaar leven en het begin van zijn passie. In deze tweede helft van het twaalfde hoofdstuk wordt Jezus’ strijd met het aanstaande lijden weergegeven, hetgeen bij de synoptici plaatsvindt in de hof van Olijven te Gethsemani. De passage begint met enkele Grieken die Jezus willen spreken. De Grieken, dat zijn wij. Johannes schrijft zijn evangelie voor de Grieken, de niet-Joden, maar die wel sympathiseren met de Joodse religie en die straks de christelijke Kerk gaan vormen. De Grieken vragen Jezus te spreken via twee leerlingen, Filippus en Andreas, twee leerlingen met Griekse namen die na Pasen het evangelie zullen verkondigen in de Griekssprekende wereld. Alles wijst erop dat de Kerk van de heidenen, van de goim of de volkeren hier aantreedt. Tot nu toe heeft Jezus zich bijna uitsluitend gericht tot het huis van Israël. Nu trekt Hij zijn boodschap universeel open voor alle volken.
Homilie Derde Zondag Veertigdagentijd B 2024
Derde Zondag Veertigdagentijd B Ex 20,1-17 1Kor1,22-25 Joh2,13-25
In de geschiedenis van het oude Godsvolk is de uittocht uit Egypte, het slavenhuis, het meest bepalende feit uit zijn geschiedenis. Deze bevrijdende exodus, die ten nauwste verbonden is met het geschenk van de Thora op de Sinaï, heeft het Joodse volk voorgoed tot het verbondsvolk gemaakt van de Ene, die geen andere goden verdraagt voor zijn aangezicht. Elk jaar in de lente vieren de Joden op Pesach deze uittocht uit Egypte. Pesach of Pasen betekent letterlijk ‘overslaan of passage’ en slaat zowel op de uittocht uit de slavernij, de doortocht door de woestijn, als de intocht in het Beloofde Land. Het Joodse Paasfeest duurt 7 à 8 dagen en wordt voorbereid door een grondige reiniging van het huis. Al de resten van het oude brood en het oude deeg moeten verbrand worden en de woning krijgt een grondige schoonmaakbeurt.
De tempelreiniging volgens de evangelist Johannes valt niet te begrijpen zonder deze context van het Joodse Pasen. De tekst begint dan ook met de uitdrukkelijke vermelding dat het Joodse Paasfeest nabij is. De reiniging van het huis van God is hier dus geheel op zijn plaats. Héél het Johannesevangelie wordt gedragen door het ritme van de feesten van Israël, en die feesten zijn ook de voedingsbodem waaruit de boodschap van Jezus voortkomt. Doorheen het Johannesevangelie wordt driemaal vermeld dat Pasen nabij is, telkens bij zeer significante ‘tekenen’ die Jezus verricht: hier bij de tempelreiniging, een tweede keer bij het broodwonder en een derde maal bij de opwekking van Lazarus. Pasen verbindt deze drie ‘tekenen’ met elkaar. De tempelreiniging, het broodwonder en de opwekking van Lazarus zijn dan ook drie openbaringen van het centrale mysterie van Jezus’ dood en verrijzenis, dus van Jezus’ Pasen. Bij de tempelreiniging zegt Jezus tegen de Joden over zichzelf: “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem weer doen herrijzen”. Bij het broodwonder zegt Hij: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag”. En bij de opwekking van Lazarus zegt Jezus tegen Marta: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Ieder die in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven”. Jezus laat met andere woorden tot driemaal toe zien dat in Hem het Joodse Pasen zijn vervulling heeft bereikt, dat in Hem de definitieve exodus uit dood en slavernij zich voltrekt naar leven en vrijheid.
Homilie Vierde zondag in de Vdt B 2024
Vierde zondag in de Vdt B 2 Kron 36,14…23 Ef 2,4-10 Joh 3,14-21
Als de oude kerkvaders het Hooglied becommentarieerden – iets wat ze herhaaldelijk en graag deden – legden zij de kus van Gods mond in het eerste vers van dat boek altijd uit als het Woord waarmee God de wereld kust. Het Woord dat door de Geest levend gemaakt is: dat is die kus van Gods lippen waar de bruid zo hartstochtelijk door wil gekust worden. En dat Woord is de enige Zoon, Jezus Christus, die de Vader uit liefde aan de wereld heeft gegeven. “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar eeuwig leven zou verkrijgen”, hoorden we Jezus zeggen tegen Nicodemus in het evangelie van deze zondag. Een kus hoort thuis in een liefdesverhaal en is een uiting van vriendschap. God houdt van de wereld die Hij geschapen heeft, en van de mens die als enig schepsel een bewustzijn van God kan ontwikkelen, maar die Hij zo reddeloos verloren ziet gaan. Of zoals de heilige Paulus het vandaag zegt in de tweede lezing: “God is rijk aan barmhartigheid omwille van de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Wij die dood waren door onze zonden heeft Hij met Christus het leven gegeven opdat wij door zijn genade gered zouden worden” (Ef 2,4-5).
Homilie Tweede zondag van de Vdt B 2024
1
Tweede zondag van de Vdt B Gen 22,1-18 Rm 8,31-34 Mc 9,2-10
Als we de teksten die de liturgie ons elke week voorschotelt beter
willen verstaan, broeders en zusters, is het altijd nuttig naar de
mogelijke parallellen te kijken tussen de eerste en de derde lezing.
Bijna steeds biedt de liturgie ons aldus een sleutel aan om deze
teksten op een bepaalde manier te begrijpen. De liturgie is dan ook
een echte exegeet. Voor de oudste kerkvaders, Ireneüs van Lyon en
Origenes van Alexandrië, die nog zeer dicht bij het tijdvak van de
Apostelen stonden, was de Heilige Schrift een eenheid waarvan de
Heilige Geest de eigenlijke auteur was, ook al kenden ze goed de
namen van Mozes, Marcus of Paulus als schrijvers van de
verschillende Bijbelboeken. Beide delen van de ene Schrift verhielden
zich voor hen volgens een schema van ‘voorafbeelding’ en ‘vervulling’.
Dit eenvoudige schema hanteert de liturgie nog steeds, wanneer ze in
de eerste lezing een tekst kiest uit het Oude Testament, die verband
houdt met de tekst uit het Evangelie. En dat is vandaag, op deze
tweede zondag van de Vasten, niet anders.