Homilie Eerste zondag Veertigdagentijd B Mc 1,12-15
Eerste zondag Veertigdagentijd B Mc 1,12-15
Op de drempel van zijn openbaar leven, zusters en broeders, drijft de Geest Jezus de woestijn in, om er veertig dagen op de proef te worden gesteld in vasten en gebed. De Geest, het vasten en het bidden: deze drie horen bij elkaar en worden ons ieder jaar opnieuw door de Kerk aangereikt om ons te zuiveren en voor te bereiden op de grote ontmoeting met de verrezen Heer op Pasen. In en door de Geest trekken wij veertig dagen de woestijn in: een plaats, maar méér nog een tijd van vasten, gebed en bekoring. De woestijn is de school waar Jezus als mens in de wereld heeft leren bidden. Eenzaamheid en vasten zijn ook voor ons de oefenschool voor het gebed. Maar nooit zonder de Geest die van ons vasten méér maakt dan een techniek in functie van ons fysisch of psychisch welbevinden. De Geest lokt ons en wekt in ons de vriendschap met God.
“Meteen drijft de Geest Jezus de woestijn in”, staat er letterlijk bij Marcus. Meteen dienen wij gehoor te geven aan het van de Geest doordrongen Woord, zonder uitvluchten en bedenkingen. “Wie weifelt lijkt op de golven van de zee die door de wind heen en weer worden geslingerd”, zegt de Jakobusbrief. “Zo iemand moet niet menen dat hij iets van de Heer zal ontvangen, dubbel van ziel als hij is, onstandvastig op al zijn wegen” (Jak. 1,6-8). De monnik uit het vijfde hoofdstuk van de Regel van Benedictus over de gehoorzaamheid, weet van geen uitstel. Onmiddellijk legt hij alles uit handen en geeft op staande voet en metterdaad gehoorzaam gevolg aan het ontvangen woord. Hoofd, handen en voeten werken simultaan als de Geest bezit van iemand neemt. Zo geeft de Gehoorzame bij uitstek, Jezus Christus, meteen gevolg aan de Geest en herneemt in zijn persoon de lange tocht van het eerste Godsvolk gedurende veertig jaren door de woestijn, niet in halsstarrigheid maar in gehoorzaamheid aan Gods wil. Laten ook wij bij het begin van de veertigdagentijd – mét al onze goede voornemens – in de navolging treden van onze broeder, de nieuwe Noach, Jezus Christus.
Homimie Zesde zondag B 2024
Zesde zondag B Lev.13,1-2.45-46 1Kor 10,31-11,1 Mc. 1, 40-45
Voor de derde zondag op rij horen we in het evangelie over zieken die door Jezus worden genezen. Twee weken geleden ging het over een bezeten man in de synagoge waarvan Jezus de demon uitdreef; vorige week ging het over de schoonmoeder van Petrus die met koorts te bed lag en door Jezus werd opgewekt; en deze zondag gaat het over een melaatse die door Jezus wordt gereinigd. Christus is gekomen om ons te genezen en te reinigen. Maar waarvan geneest en reinigt Jezus ons eigenlijk?
Homilie Vierde zondag B 2024
1
Vierde zondag B
Mc 1,21-28
Deut 18,15-20
1 Kor 7,32-35
Jezus is onze Leraar en onze Genezer. Vandaag, zusters en broeders, heeft
Hij zijn eerste werkdag. Marcus geeft ons het oudste verslag dat wij kennen
van Jezus’ optreden. Hij situeert het debuut van Jezus in Kafarnaüm, een
stad in Galilea, de streek waar Hij vandaan kwam. In het laatste hoofdstuk
van Marcus zal aan de vrouwen gezegd worden: “Hij is verrezen. Gaat aan
zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea” (Mc 16,6-7).
Galilea is de regio waar Jezus zijn wereldwijde beweging sticht. Voor de
Kerk is Galilea daarom geboortegrond. In de voorafgaande perikoop die wij
vorige zondag beluisterden, riep Jezus zijn eerste leerlingen: Simon, Andreas,
Jacobus en Johannes. Vier vissers die Hij tijdens de uitoefening van hun
ambacht, daar bij het meer van Galilea, uitkiest met de belofte ‘vissers van
mensen’ van hen te maken. Zij gaan andere mensen diep raken door te
getuigen van wat ze met die Jezus allemaal hebben meegemaakt, hoe ze
Hem hebben ervaren als een leraar met gezag, die mensen genas van hun
lichamelijk en geestelijke onreinheid. En hoe Hij gestorven is aan de jaloezie
en de intriges van de gezagsdragers, maar hoe Hij op de derde dag is
verrezen.
Homilie Vijfde zondag B 2024
Vijfde zondag B Job 7,1-7 1 Kor. 9, 16-23 Mc 1,29-39
De vier leerlingen die in Jezus iets gezien hadden en Hem gevolgd waren, moeten wel verbaasd geweest zijn hun held daar in die vroege morgen biddend neergeknield terug te vinden op een eenzame plaats. De dag daarvoor had Jezus nog de schoonmoeder van Petrus genezen en tot laat in de avond was Hij bezig geweest mensen te genezen van hun ziekten en hun bezetenheid van kwade geesten. En nu vinden de leerlingen Hem daar in de eenzaamheid in gebed tot zijn Vader. Waarom moest deze man nog bidden? Hij beschikte toch over bijzondere krachten, zodat zelfs de demonen in Hem hun meerdere erkenden. Een mens die in zwakheid neerknielt om te bidden, was dat wel wat ze zochten? Ze zijn er dan ook vlug bij Hem te zeggen dat iedereen Hem zoekt, natuurlijk vanuit het motief genezen te worden van allerlei kwalen en kwaaltjes. De mens zoekt God meestal op nogal egoïstische grondslag.
Homilie Derde zondag B 2024
Derde zondag B Jon 3:1...5:10 1Kor 7:29-31 Marc 1:14-20
“De tijd is vervuld, het Rijk Gods is nabij”, zegt Jezus tegen de mensen van Galilea en Hij zegt het vandaag tegen ons, in onze tijd. Maar waarom voelen wij het zo weinig, Heer Jezus, dat uw Rijk nabij is? Uw Rijk lijkt ons verder weg dan ooit! Er is oorlog in Oekraïne en in Gaza, er zijn conflicten in vele andere landen, de aarde kreunt onder de klimaatverandering, de katholieke Kerk komt regelmatig negatief in het nieuws vanwege schandalen, het christelijk geloof staat in de westerse landen op een schrikbarend laag niveau, vreemdelingen zijn niet welkom en de wereldwijde solidariteit brokkelt af. Waar is dan dat Rijk Gods waarvan U beweert dat het zo dichtbij is? Het lijken meer tijden van dreiging (Ps. 37,39), een tijd waarin de mens zich angstig afvraagt wat de toekomst brengen zal. En toch blijft uw woord actueel: “de tijd is vervuld, het Rijk Gods is nabij!”