Onderricht 7 januari
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 43-50
BIDDEN MET HEEL JE VERSTAND, HEEL JE HART EN HEEL JE WIL
“De woorden dienen er alleen maar toe om een stemming vast te houden, om op een ongewone en dwaze manier uiting te geven aan onze liefde of aan onze wanhoop.”
Naast het gebruik van een mantra is het voor het contemplatieve leven
goed om te beschikken over een kort gebed
dat je kunt uitspreken met heel je verstand, heel je hart en heel je wil.
Het contemplatieve leven: een leven in bewust beleefde eenheid met God,
bewust zijn van Gods aanwezigheid en van zijn liefde
en van je roeping je leven naar die liefde vorm te geven
waardoor je met vertrouwen leeft en je verantwoordelijkheid opneemt.
Het is beter zoals bij de mantra, het gebedswoord, een vast gebed te kennen.
Het gebed van de Heer, het Onze Vader, is natuurlijk uitstekend.
Daarnaast zijn er bekende korte gebeden van heiligen of spirituele meesters
die we tot het onze kunnen maken en waarin een diepe ervaring verwoord is.
We kunnen ze uitspreken
op momenten van een vreugdevol bewustzijn van Gods aanwezigheid,
maar ook op momenten van angst, wanhoop of verlatenheid.
Een vast gebed is dan beter dan een spontaan gebed,
want de woorden daarvan drukken het gevoel en de stemming uit
en brengen het gevaar met zich mee deze stemming vast te houden.
Hier zien we dat we ook buiten de meditatietijd
gedachten en emoties leren loslaten en er niet aan vasthouden.
Onderricht 17 december 2019
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 34-42
GOED WETEN WAAR AAN TE KLOPPEN
“Je kunt je niet richten op dingen die minder zijn dan God. Vanaf het moment dat je je probeert te richten op een denkbeeldige god, of een god die je je kan voorstellen, loop je groot gevaar een afgodsbeeld op te richten tussen jezelf en de werkelijke God.”
We keren eerst even terug naar de laatste gedachte van het vorige onderricht. Anthony Bloom benadrukt het belang
van het leren “neen zeggen” aan de verbeelding.
We kunnen deze onomstotelijke waarheid ook uitdrukken
met de begrippen die we al jaren voorhouden:
het loslaten van onware en doelmatige gedachten.
En nu voegen we daar de wijsheid van Keating aan toe:
die verbeelding of die onware en ondoelmatige gedachten worden ingeblazen door onze geluksprogramma’s of, eenvoudiger uitgedrukt
in vertrouwde termen, door ons angstige en begerige ego.
Het neen zeggen aan de verbeelding
en het loslaten van alle onware en ondoelmatige gedachten
is dé grote oefening van de meditatie, ook als die verbeelding,
ook als die gedachten zeer vroom, spiritueel en religieus getint zijn
en wij soms de gedachte daarbij hebben dat ze door God ingeblazen zijn. Voorwaar, dat is verbeelding, dat is een onware en ondoelmatige gedachte! Maar die verbeelding of die onware en ondoelmatige gedachten
moeten we ook in het gewone leven
en in de gewone omgang met mensen en dingen en gebeurtenissen loslaten, want die zorgen door voor een verkeerde perceptie van de werkelijkheid,
die neerkomt op een projectie van onze angsten, wensen of begeerten.
Onderricht 1 oktober 2019
Onderricht op 1 oktober 2019
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 20-27
EEN GOED BEGIN: DE ZEKERHEID DAT WE ZWAKKE MENSEN ZIJN
“Het enige wat we God kunnen aanbieden is ons wanhopig verlangen om zo te worden omgevormd dat Hij ons kan aannemen, ons aannemen in berouw, ons aannemen in barmhartigheid en in liefde.”
We hadden het in het vorig onderricht over de ervaring van Gods afwezigheid.
Het verlangen naar het ervaren van Gods aanwezigheid is een goed verlangen.
Maar dat verlangen mag niet verward worden
met het verlangen om van Gods iets anders te bekomen dan zijn aanwezigheid
of het verlangen om Gods aanwezigheid te ervaren
op een wijze zoals wij dat graag zouden hebben.
We moeten dus ons hart klaar maken,
hetgeen ook kan aangeduid worden als:
ons oefenen in de goede ingesteldheid.
Onderricht 3 december 2019
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 28-34
BIDDEN: BUITEN STAAN EN AANKLOPPEN
“Maar ieder ding dat we in handen nemen om het te bezitten, wordt weggenomen uit het rijk van de liefde. Zeker, het wordt van ons, maar de liefde gaat verloren.”
Al wie denkt dat hij of zij omwille van een spiritueel goed bezig zijn,
omwille van een levendige interesse in het spirituele en contemplatieve,
omwille van een getrouwe discipline in gebed en meditatie,
omwille van een verdienstelijk en voortreffelijk leven,
al in het Rijk Gods zijn en geen bekering meer nodig hebben,
kan God niet ontmoeten en bedriegt zichzelf.
God kan zich aan zo iemand, overtuigd van eigen gerechtigheid,
ook niet openbaren.
Onderricht 17 september 2019
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 14-20
ALS GOD AFWEZIG SCHIJNT TE ZIJN
“Natuurlijk heb ik het niet over een werkelijke aanwezigheid – God is in werkelijkheid nooit afwezig – maar over het gevoel van afwezigheid dat wij hebben.”
Het gebed is niet zo problematisch
als we God in ons leven aanwezig weten, Hem ervaren,
Hij in ons leven doorbreekt.
De vraag is natuurlijk of datgene wat we aanduiden als Godservaring
wel degelijk een ervaring van God is en we ons geen illusie voorhouden.
Maar wat als Hij – wat meestal toch de ervaring is – afwezig blijkt te zijn.
Stellen we ons terecht vragen bij wat de ervaring van aanwezigheid,
dan moeten we ons ook vragen stellen bij deze van afwezigheid van God.
Tot de apostel Thomas zegt de verrezen Heer:
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben. (Jo 20, 29).
Het pure geloof leert ons bewust te zijn dat God nooit afwezig is.