Tekst en onderricht oktober 2023

OPEN CONTEMPLATIEF HUIS
LEERHUIS VOOR BIJBELSE SPIRITUALITEIT
30ste jaargang
“DE HEER HEEFT NAAR U ZIJN DIENAARS DE PROFETEN GEZONDEN”
(Jeremia 25, 4
De boodschap van de profeten van Israël voor de mens van deze tijd


Gebed:
Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt, ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend in het leven te staan, liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk. Geef dat wij er nooit verstoken van zijn. Amen.



Onderricht:
Het boek Jesaja, het eerste van de reeks profetenboeken van het Oude Testament, deelt men gewoonlijk op in drie delen.
Het eerste deel, dat de hoofdstukken 1 tot 39 bevat, wordt ook de Proto-Jesaja, de ‘eerste Jesaja’ genoemd. Het tweede deel, de hoofdstukken 40-55,
wordt de ‘tweede Jesaja’, de Deutero-Jesaja, genoemd,
en het bevat profetieën van een anonieme profeet ten tijde van de ballingschap, de exilische periode die duurde van 587 tot 538 v.C.
Alle vermelde jaartallen in dit onderricht verwijzen naar de tijd v.C. Een derde deel, de hoofdstukken 56-66,
bevat profetieën van een andere anonieme profeet,
wiens optreden te situeren valt in de laat-exilische of post-exilische periode. Hij wordt aangeduid als de Trito-Jesaja, de ‘derde Jesaja’.
Het boek van de profeet Jesaja is dus een boek samengesteld uit teksten van de pre-exilische, exilische en post-exilische tijd
en die definitieve samenstelling geschiedde in de post-exilische tijd, dus na de ballingschap.
Ook het eerste deel van het boek Jesaja is dan definitief samengesteld en hoewel daar de teksten van de eigenlijke profeet Jesaja te vinden zijn,

kunnen er ook teksten en verzen in voorkomen van latere periodes, dus van de exilische of post-exilische tijd.
Ook de schikking van teksten in het boek is wat we een redactioneel gegeven noemen, het werk van de samensteller of redactor.
Wie is nu de pre-exilische profeet Jesaja?
Het eerste vers van het boek, een duidelijk redactioneel vers, geeft reeds beknopt enige informatie.
Hij wordt er de zoon van Amos genoemd. Dat is zeker niet de profeet Amos.
Het is mogelijk een broer van koning Amasja van het Zuidrijk Juda, een koning, die regeerde van 796 tot 781,
de vader van koning Uzzia, die regeerde van 781 tot 740,
en in wiens sterfjaar de roeping van Jesaja gesitueerd wordt. Indien dit waar is, dan is Jesaja de neef van koning Uzzia.
Hij wordt ook wel de ‘koninklijke profeet’ genoemd en 765 wordt beschouwd als zijn geboortejaar.
Jesaja woonde in Jeruzalem, was gehuwd en had twee zonen. Zo lezen we in hoofdstuk 7 en 8:
7, 1In de tijd dat Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, koning van Juda was, trokken Resin, de koning van Aram, en Pekach, de zoon van Remaljahu
en koning van Israël, tegen Jeruzalem ten strijde. Zij konden het evenwel niet innemen.
2 Er werd gemeld aan het huis van David:
`De Arameeërs hebben zich in Efraïm gelegerd.'
Toen beefden het hart van de koning en het hart van het volk, zoals de bomen in het woud beven onder de wind.
3 Maar Jahwe zei tot Jesaja: `Ga Achaz tegemoet, gij en uw zoon Rest-terug, op de weg naar het Vollersveld,
naar het einde van de waterleiding van de bovenste vijver.
4 Zeg hem: Bedwing u! Blijf rustig, vrees niet,
laat u niet van streek brengen door die twee rokende houtstompen,
door de vlammende toorn van Resin van Aram, en van de zoon van Remaljahu.
8, 1Jahwe zei tot mij: `Neem een groot schrijftablet en schrijf daarop in gewoon schrift: Spoedig- roof-buit-nabij.'
2 En ik nam als betrouwbare getuigen Uria de priester en Zekarja de zoon van Jeberekjahu.
3 Daarop had ik gemeenschap met de profetes. Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld.
En Jahwe zei: `Noem hem Spoedig-roof-buit-nabij.
4 Want voordat de knaap vader en moeder kan zeggen, wordt de rijkdom van Damascus en de buit van Samaria voor de koning van Assur gebracht.'
Onze redactor vermeldt in het eerste vers de periode van Jesaja’s optreden door een opsomming te bieden van de koningen van Juda, het Zuidrijk, onder wiens bewind hij optrad:
Uzzia regeerde tot 740, het jaar waarin Jesaja zijn openbaar leven startte. Jotam regeerde tot 736, Achaz tot 716, Hizkia tot 687.
Jesaja zou onder het bewind van koning Manasse de marteldood gestorven zijn. Manasse regeerde vanaf 687 tot 642.
Vond onder Hizkia een restauratie van de mozaïsche religie plaats, Manasse was wat men op godsdienstig vlak een ‘afvallige’ noemt.
Jesaja’s optreden valt dus te situeren in een tijdsperiode van ruim 55 jaar. In die tijd breidde het Assyrische rijk, in de Bijbel Assur genaamd, zich uit.
Vele koningen in het westen van het Assyrische rijk wilden daarom een coalitie vormen tegen Assur en de Assyrische vorst Tiglatpileser. Maar koning Achaz van Juda wou aan deze coalitie niet deelnemen en daarom trok de coalitie tegen Achaz en Juda ten strijde.
Deze zgn. Syrisch-Efraimitische oorlog duurde van 734 tot 732.
We lazen daarnet uit hoofdstuk 7 verzen die ons over dit feit inlichten. Jesaja was fel gekant tegen een samengaan met de genaamde coalitie,

en alhoewel hij de koning aanraadde om trouw te blijven aan zijn verbond met Assur, wou hij ook niet dat Achaz de hulp zou inroepen van Assur tegen de coalitie.
Dat deed Achaz toch en Tiglatpileser nam Damascus en grote stukken van Israël in. Achaz diende voortaan ook belastingen aan Assur te betalen.
De opvolger van Tiglatpiliser, Sargon II, maakte een einde aan het Noordrijk Israël
en na de verovering van de hoofdstad Samaria in 722 liet hij de bevolking deporteren. De Assyrische druk op de opvolger van Achaz, Hizkia, werd almaar groter.
Hij zocht steun bij de grote rivaal van Assur, Egypte. Maar daar verzette Jesaja zich ook tegen.
De opvolger van Sargon II, Sanherib, stuurde strafexpedities naar Juda en verwoestte het Judese platteland en de omgeving van Jeruzalem.
Alleen Jeruzalem, ook aangeduid met de naam van de tempelberg, Sion, hield stand en leek wel oninneembaar.
De teksten die we vanavond gelezen hebben dateren uit die tijd en spreken dus over de verwoesting door de legers van Sanherib.
Ook de verspelling van de verwoesting van de wijngaard in hoofdstuk 5 is waarheid geworden.
Drewermann vergelijkt de situatie met de laatste oorlogsmaand van 1945.
Duitsland is verwoest, de geallieerden rukken op en alleen ‘Festung Berlin’ houdt stand. Alle hoop op het voortleven van het Duizendjarig Derde Rijk en op de ‘Endsieg’ is voorbij.
Ook in Jeruzalem was alle hoop verdwenen en men geloofde helemaal niet meer in het herstel van het Davidische rijk zoals door sommige profeten beloofd werd, ook door Jesaja wellicht.
Onze teksten werden door Jesaja misschien uitgesproken in de tempel, tijdens liturgieën en offerdiensten om de hulp van Jahwe af te smeken. De boodschap van Jesaja is keihard:
jullie hebben niet te klagen en jullie hebben Jahwe niets te verwijten. Hij is als een vader voor jullie geweest,
maar jullie zijn Hem ontrouw geweest
door allerhande afgoderij en door allerhande onrecht.
Wat jullie overkomt is een uitzuiverend strafgericht, niet meer dan rechtvaardig!
Als Jesaja op deze wijze duidt wat er gebeurt
dan protesteert hij niet alleen tegen allerhande politieke coalities, maar ook tegen sociaal onrecht, tegen afgoderij,
kortom: tegen onrecht, ontrouw en wantrouwen.
Maar tevens roept hij op tot bekering, herstel van geloof, trouw en vertrouwen en tot een nieuw verstaan van wat godsdienst betekent.
In deze oproep klinkt ook een boodschap van hoop.
En door deze oproep, die ook bij de Deutero- en Trito-Jesaja klinkt, krijgt het boek Jesaja de renommée van ‘proto-evangelie’
en wordt begrijpelijk dat Jezus van Nazaret een ‘jesajaan’ is. Jesaja en ook Jezus maken duidelijk wat het betekent God te eren.
Het is Hem erkennen als vader, tegenover God in een houding staan van ‘aman en batach.
‘Aman is een houding van vertrouwen waaruit gehoorzaamheid volgt, doen wat God van je vraagt. Dat is waarachtig geloof,
eerder dan het geloof in dogma’s, in Godsbeelden,
eerder dan een vroomheid van offerpraktijken en liturgieën.
Batach is een innerlijke houding van zekerheid, zich verzekerd weten van de liefde van God.
Voor Jesaja is de offercultus en de tempelliturgie
en het daaraan gekoppelde bidden geen uiting van ‘aman en batach.
Zijn kritiek op de offercultus is eigenlijk een afwijzen ervan.
Het is uiting van niet vertrouwen in de onvoorwaardelijkheid van Gods liefde waardoor de idee ontstaat dat men Gods liefde en bijstand moet afkopen door offers te brengen, zoals de aarde bevrucht moet worden
om vruchten voort te brengen.
God wil het leven en de diepe vrede en vreugde van alle mensen. De zorg daarvoor is hetgeen God echt wil.
In dat alles is Jesaja effectief een voorloper van Jezus

of, is Jezus zoals we reeds stelden een ‘jesajaan’.
Het is bijna voor de hand liggend dat bij de tempelreiniging
het protest van Jesaja tegen de tempelliturgie Jezus voor ogen stond en hij – zoals ikzelf bij herhaling heb gesteld – de offercultus afwees. Dat is de hoofdreden waarom Hij ter dood gebracht diende te worden. Dat liefde, begrepen als zorg voor de medemens,
de kern van een evangelische geloofshouding uitmaakt, staat uiteraard niet ter discussie.
Kritiek op de tempelvroomheid horen we ook in de Bergrede als Jezus stelt:
Mt 7, 21Niet ieder die tot Mij zegt:
Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is.
En op nog een ander moment citeert Jezus letterlijk een vers uit Jesaja om de wettische vroomheid weg te zetten:
29, 13 De Heer zei: Dit volk nadert Mij wel met de mond, en eert Mij met de lippen, maar zijn hart is ver van Mij en zijn vrees voor Mij is niet meer dan wet van mensen, die door mensen worden aangeleerd.
Zo begrijpen we dat de exegeet Peter Schmidt volkomen terecht
de teneur van Jezus prediking weergeeft met deze zin in zijn magistraal werk
Ongehoord. Christen zijn volgens de Bergrede:
‘Niet welke theorieën ik aangehangen heb, niet welke cultuspraktijken ik volbracht heb,
niet tot welke groep of factie ik behoorde, staat hier op de voorgrond, maar hoe dicht ik daadwerkelijk stond bij mijn broer of zus in nood.’ En wat dan met het gebed?
Wat betekent het gebed dan als Jezus eist dat de tempel een huis van gebed moet zijn? Wat betekent het dan als Hij tot de Samaritaanse zegt:
Johannes 4, 21“Geloof Mij, vrouw,” zei Jezus haar, “er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, omdat het heil uit de Joden komt.
23 Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid.
De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden.
24 God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden.”?
Of wat bedoelt Bonhoeffer met bidden als hij stelt dat in deze tijd christen zijn enkel nog zal bestaan uit twee dingen:
bidden en onder de mensen het goede doen?
Bidden is hier een uiting en beleving van ‘aman en batach,
het is een innerlijk toevertrouwen aan Gods liefde
waardoor een houding van vertrouwen en gehoorzaamheid kan groeien. Het is bewust worden van Gods aanwezigheid,
van zijn onvoorwaardelijke liefde en van wat Hij wil.
Het is eerder luisteren dan roepen ‘Heer, Heer, redt ons.’
De kerk zal weer geloofwaardig worden door die luisterende houding die misschien slechts bij een kleine rest zal gevonden worden.
Lezing uit Eugen Drewermann, Troost, troost mijn volk. De boodschap van de profeten Elia en Jesaja
Wat hier als protest begint,
is een volkomen nieuwe opvatting van wat godsdienst betekent. Volkomen nieuw is zij misschien niet,
want men heeft wel geweten wat de profeet van belang achtte.
Maar dat godsdienst alles verliest
van wat hij dat tot moment betekende,
niet anders hoeft te zijn dan wat wij tegenwoordig ethiek of zedenleer zonder religieuze context noemen, of gewoon menselijkheid, dat is ongehoord!
Dat het helemaal niet om vroomheid gaat, maar dat hier in plaats van vroomheid
als uitdrukking van een ware verhouding met God,

niets anders overblijft dan geleefde menselijkheid,
dat is niet alleen hard, dat is vernietigend. Er is maar één enkele rechtvaardiging voor:
alles moet instorten om een nieuw begin te maken, dat dan wel klein mag zijn, een klein restje,
maar dat tenminste goed is, hoopt Jesaja.
Wat daarna komt, hoe onaanzienlijk het begin ook mag zijn, is goed, en de hele opruiming moet in het openbaar gebeuren
om alles uiteindelijk helder te zien.
Afsluitend gebed:
God van Israël en onze God,
die uw volk niet vergeeft en niet prijsgeeft aan het duister en nog uw stem laat horen als over ons de nacht valt,
wij zegenen U.
Gij wijst ons terecht en wijst ons de weg met uw woord van liefde én oordeel.
Gij spreekt nog tot ons door uw profeten, deze van vroeger en van heden.
Gij roept ons weg uit ons dolen en dwalen en onthoudt ons uw visioen van vrede niet.
Zegen ons dan met uw Geest
en geef dat wij, bevlogen van uw liefde, ingaan in uw Koninkrijk.
Amen.
(Naar Sytze de Vries)
Muziek om bij te overwegen: https://www.youtube.com/watch?v=lQ8EjLCdoRE&ab_channel=LondonPhilharmonicOrc hestra-Topic