Teksten en Onderrichtingen
“DE HEER HEEFT NAAR U ZIJN DIENAARS DE PROFETEN GEZONDEN”
(Jeremia 25, 4)
De boodschap van de profeten van Israël voor de mens van deze tijd
Gebed:
Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt, ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend in het leven te staan, liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk. Geef dat wij er nooit verstoken van zijn. Amen.
Bijbellezing uit de profetie van Jesaja:
9, 1 Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet dan een helder licht,
over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralend licht op. 2 Uitbundig laat Gij hen juichen en overstelpt hen met vreugde.
Zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit.
3 Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, Gij breekt ze stuk als op de dag van Midjan.
4 Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand en verteerd door het vuur.
5 Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders.
Men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst.
6 Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk. Hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd.
De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken.
11, 1 Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. 2 De geest van Jahwe rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht,
een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahwe. 3- hij ademt ontzag voor Jahwe.
Niet naar uiterlijke schijn spreekt hij recht
en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten.
4 Hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis.
Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met de adem van zijn lippen.
5 Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lenden, en trouw als een gordel om zijn heupen.
6 De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje,
het kalf en de leeuw weiden samen, een kleine jongen kan ze hoeden. 7 De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen.
De leeuw eet haksel als het rund,
8 de zuigeling speelt bij het hol van de adder,
het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
9 Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg. Want de kennis van Jahwe vervult het hele land,
zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.
Onderricht:
De hoofdstukken 6 tot en met 12 vormen in het boek Jesaja het zgn. Emmanuëlboek. Deze bundeling van profetieën ontleend zijn naam aan het 14de vers van hoofdstuk 7 waarin we de profeet tot koning Achaz horen zeggen.
Daarom geeft de Heer zelf u een teken:
Zie de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen, en gij zult hem de naam Immanuël geven.
De evangelist Matteüs heeft in zijn geboorteverhaal van Jezus dit vers overgenomen en legt het in de mond van de engel die Jozef in een droom influistert:
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden
wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt:
‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuël geven.’
Dat is in vertaling: God met ons.
Het Hebreeuwse ‘imma’ betekent inderdaad ‘met ons’ en ‘el’ betekent ‘God’.
Er is in ieder geval geen koning bekend in het Oude Testament met deze naam, vandaar dat de naam als een profetisch teken moet geduid worden.
Het is mogelijk dat met ‘een zoon’ Achaz’ zoon, koning Hizkia bedoeld wordt.
Misschien is het kind waarvan sprake in 6,5
en de twijg en telg waarvan sprake in 11, 1 ook Hizkia.
Jesaja had dan in ieder geval grote verwachtingen in deze koning, die hij beschouwde als een tweede David.
In het 2 Koningen 18, 2 lezen we ook over Hizkia:
Hij was vijfentwintig jaar toen hij koning werd en regeerde negenentwintig jaar in Jeruzalem.
Zijn moeder heette Abi en was een dochter van Zekarja. Hij deed wat Jahwe behaagt, juist zoals zijn vader David.
Zekarja was koning van Israël, het Noordrijk, dat dra aan zijn einde zou komen.
In hoofdstuk 6 en 11 van dat Emmanuëlboek treffen we zgn. Messias-profetieën aan. Even nog voor alle duidelijkheid:
‘Messias’ is de Griekse vorm van het Hebreeuwse ‘mesjicha’, hetgeen ‘gezalfde’ betekent. ‘Messias’ komt maar tweemaal in het N.T. voor, tweemaal in het Johannesevangelie.
Frequenter is het eigenlijke Griekse woord voor gezalfde ‘chrèstos’, in het Latijn ‘christus’.
‘Christus’ is dus geen naam, maar een titel: “de gezalfde”.
In de oudtestamentische tijd werden koningen, priesters en profeten gezalfd.
Die twee bekende Messias-profetieën werden wellicht door Jesaja in Jeruzalem afgeleverd ter gelegenheid van het herfstfeest.
Het Emmanuëlboek bevat profetieën die niet alleen
heil, redding en herstel voor Juda en Israël aankondigen, maar ook spreken van universele vrede en rechtvaardigheid, dus het herstel van de scheppingsorde,
de droom van iedere mens van goede wil.
Die heilstijd koppelt Jesaja aan de regering van een koning, een ideale koning, een tweede David,
die dus niet alleen het Davidische koninkrijk zal herstellen,
maar de vrede en rechtvaardigheid die in dat koninkrijk zal heersen exporteert buiten de grenzen van het rijk,
deze vrede en rechtvaardigheid ‘universaliseert’.
De te verwachten vrede en harmonie
zal niet alleen het samenleven van mensen kenmerken
maar zal een kenmerk zijn van de gehele schepping.
Er zal ook vrede zijn tussen de dieren
en zelf de slang, die de zondeval veroorzaakte,
zal in dat vredevolle bestaan opnieuw een plaats innemen.
Het herstel van het Godsvolk zal ook het herstel van de schepping inluiden.
De figuur van de ideale koning is geschetst naar de verwachtingen
die alle volkeren van het Oude Nabij Oosten en van Egypte in hun vorst stelden. Zo beschouwden de Egyptenaren hun farao als Zoon van God,
eigenlijk als de incarnatie van de zonnegod Ra of Re,
dus als Ra op aarde, als Ra met en in het midden van de mensen. De farao diende te zorgen voor het leven en het welzijn van het volk, voor veiligheid en vrede, voor onderwerping en vernietiging
van al wat vrede en veiligheid bedreigde.
Men verwachtte ook dat hij een rechtvaardig rechter zou wezen. Hij werd bij zijn kroning geëerd met vijf titels,
zoals het door Jesaja verwachte kind er vier krijgt, waarvan er twee toch wel heel goddelijk aandoen:
Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst.
De zalving van de koning, wellicht ook een van oorsprong Egyptisch gebruik, was een teken van goddelijke bijstand
en al sloeg de titel ‘Zoon van God’ bij de koning van Israël
niet zoals bij de Egyptenaren op verwekking, dan toch wel op ‘adoptie’. En bij die adoptie schonk God de koning zijn geest,
waardoor hij zorgen kon voor vrede en rechtvaardigheid.
Voorwaarde was wel dat de koning onvoorwaardelijk trouw was aan God
en dus ook onvoorwaardelijk God vertrouwde, hetgeen Jesaja sterk benadrukt. Hizkia heeft de droom van Jesaja slechts ten dele gerealiseerd in het Zuidrijk Juda. En van het visioen van Jesaja van universele vrede en rechtvaardigheid,
een visioen dat we in deze adventstijd en kersttijd blijven koesteren, is er tot op de dag van vandaag niet veel in huis gekomen.
De Joodse gelovigen hebben alle reden om te betwijfelen
dat de Messias al zou gekomen zijn in de figuur van Jezus van Nazaret, wiens geboorte wij christenen straks weer herdenken.
Maar ik denk dat Eugen Drewermann gelijk heeft als hij stelt dat we aan de profetische visioenen
geen al te concrete historische invulling moeten geven
zoals we aan de paradijsverhalen ook geen historische invulling moeten geven. Zeker, die concrete verwachting had Jesaja welllicht wel,
maar als men zijn onvervulde profetieën als ‘ware profetie’ in de verzameling van profetieën heeft behouden,
dan hebben ze daar een andere functie dan een verwijzing naar een concrete toekomst. Dan blijven die teksten voor allen en voor ons een ideaal, een richtlijn schetsen, functioneren ze als Torah of evangelie.
Ze vertellen, net zoals het verhaal van Jezus van Nazaret, die wij belijden als Immanuël, Messias, Christus,
dat een nieuwe wereld begint met de herschepping van de mens en dat de nieuwe en ideale wereld overal verschijnt
waar de nieuwe en ideale mens in en met en door hem God aan het werk laat. Wij allen hebben de Geest van God ontvangen, zijn gezalfd, zijn ‘Christus’, zijn zonen en dochters van God.
We mogen het door Jesaja geschetste beeld van de ideale koning
op onszelf betrekken en ons dus afvragen wat het in ons leven betekent het drukkende juk, de stang op de schouders, de stok van de drijver
te breken in ons leven en in dat van anderen,
welke de soldatenlaarzen en de soldatenmantels zijn die we dienen te verbranden.
We mogen ons afvragen wat het voor ons betekent ons te laten leiden door goddelijke wijsheid en goddelijk inzicht, door beleid en sterkte,
door kennis en ontzag voor God waardoor we geen rekening houden met schijn, maar waarheid spreken en rechtvaardigheid betrachten.
In die zin zegt Jezus dat het Rijk God midden onder ons is: ‘immanu’.
En weer klinken in dit verband helder de woorden van Dorothee Sölle:
In de opvatting van bevrijdende theologie
bekijkt de met God vereende ziel de wereld met Gods ogen:
ze ziet als, als God, datgene wat anders onzichtbaar gemaakt wordt en geen rol speelt; ze hoort het gekerm van de hongerende kinderen;
ze laat zich niet afleiden van de reële ellende;
ze wordt één met God in de waarneming, in de kennis én in het handelen. Bij de mensen in de verpauperde wijken bestaat de verlossing niet daarin dat een grote verre acteur de ellende van de onderdrukten opheft,
maar daarin, dat deze verre nabijheid zo dichtbij wordt,
dat hij in en door de met hem één geworden mensen actie onderneemt.
De bevrijding van de wereld, universele vrede en rechtvaardigheid, is dus een kwestie van spiritualiteit, in deze zin,
dat mensen leven en handelen met een goddelijke ingesteldheid, geïnspireerd door Gods Geest.
Dat is de boodschap van Jesaja voor ons, mensen van vandaag.
Muziek om bij te overwegen: https://www.youtube.com/watch?v=JkBl8qSZBmo&ab_channel=Educa%C3%A7%C 3%A3oMusicalM%C3%A1rioSev%C3%ADlio
Lezing uit Eugen DREWERMANN,
Zo zal de koning van wie sprake is, handelen. Hij volgt niet de uiterlijke schijn, niet de drogredenen die men hem voorhoudt en het minste wat er gezegd wordt. Wat iedereen zegt, hoeft echt nog niet de waarheid te zijn. Dat wat eruitziet alsof het echt is, is niets anders dan fictie of schijn, een illusie die men als een deken over de werkelijkheid gespreid heeft. Hij kan een oordeel vellen als hij rechtspreekt, dus rechtspreekt in de zaal van de nederigen. Zijn politiek bewustzijn zal eruit bestaan dat mensen die ogenschijnlijk niets betekenen, waardig gevonden worden om in hun recht gesteld te worden. De uiterlijke schijn zegt dat een goed mens een rijk, krachtig, sterk, succesvol mens is. Maar een koning die begaafd is met dit soort wijsheid, zal zien dat het uiterlijk bedriegen kan. Wat waardevol aan een mens is, wordt niet aan de oppervlakte getoond. Wat recht is bij de mensen moet men opvangen, door scherper te luisteren. Wat de mensen willen – tegenwoordig zeggen we: wat de media over mensen schrijven -, dat is niet eens toevallig de waarheid. Maar hoe men in alle eerlijkheid beslist over de ellende van het land, dat moet gehoord worden.
Afsluitend gebed:
God van Israël en onze God,
die uw volk niet vergeeft en niet prijsgeeft aan het duister en nog uw stem laat horen als over ons de nacht valt,
wij zegenen U.
Gij wijst ons terecht en wijst ons de weg met uw woord van liefde én oordeel.
Gij spreekt nog tot ons door uw profeten, deze van vroeger en van heden.
Gij roept ons weg uit ons dolen en dwalen en onthoudt ons uw visioen van vrede niet.
Zegen ons dan met uw Geest
en geef dat wij, bevlogen van uw liefde, ingaan in uw Koninkrijk.
Amen.
(Naar Sytze de Vries)