In de grond

 Foto 2 klein br. Guerric met St Bernardus

Het leven van Sint Bernardus van Clairvaux (Feestdag 20 augustus 2023)

Er zijn vele gezichten van de heilige Bernardus. Elke eeuw sinds zijn dood op 20 augustus 1153 heeft zo haar eigen visie op hem. Beurtelings was hij de hervormer, de predikant, de mysticus, de geslepen diplomaat, de kruistochtprediker, de auteur van een literair oeuvre, de kloosterstichter, de schepper van een nieuw ridderschap, de ketterjager, de heilige, de vader van monniken, de scheidsrechter van Europa, de anti-intellectueel, de mariale leraar, de zanger van het mens geworden Woord, en nog veel meer. Dat we met Bernardus met een complexe persoonlijkheid te maken hebben is daarmee wel bewezen. Maar elke visie op hem zegt minstens evenveel over wie naar hem kijkt en over hem spreekt. Martin Luther zag hem bij voorkeur als hervormer en predikant, de jansenisten zagen in hem de strenge asceet, rationele theologen deden hem af als vroomheidsschrijver, de negentiende eeuw hemelde hem op als verzoener van het pauselijk schisma en organisator van de tweede kruistocht. Maar wie was Bernardus werkelijk? Om daarop te antwoorden kunnen we misschien beter de vraag stellen: hoe zag Bernardus zichzelf?



      Uiteraard kunnen we die vraag maar beantwoorden door zijn oeuvre te lezen, vooral dan dat gedeelte dat het meest autobiografisch is, namelijk zijn correspondentie. In niet minder dan 74 van zijn Brieven omschrijft Bernardus zich in de hoofding als: “Bernardus, geroepen tot abt van Clairvaux” (Bernardus, Claraevallis vocatus abbas). Dat besef, door God tot vader van de monastieke gemeenschap in Clairvaux te zijn geroepen, heeft zich sterk in de geest van Bernardus vastgezet en het onderging in de loop van de jaren ook geen significante verandering. Zelfs nadat zijn ster over het Avondland was opgegaan en hij ‘de monnik van Europa’s straten’ was geworden, bleef Bernardus zich in eerste en laatste instantie zien als de abt van Clairvaux. Tot viermaal toe heeft Bernardus ook het bisschopsambt dat hem werd aangeboden, categoriek afgewezen. Vanwaar dat sterke en stabiele identiteitsgevoel? En hoe heeft hij zijn ambt concreet gestalte gegeven?
         
      Bernardus die in het voorjaar van 1115 door Stephanus Harding, de derde abt van Cîteaux, aan het hoofd was geplaatst van een groep monniken – voornamelijk familieleden van hem – om in het graafschap Champagne Clairvaux te stichten, ging die eerste jaren door een diep dal. Zelf was hij amper 24 jaar en van broze gezondheid. De plaats waar ze neerstreken was een bosrijk gebied zonder enige behuizing en de armoede en honger weken niet van hun zijde. Bovendien ontstond er tussen de jonge abt en zijn broeders een misverstand, gebaseerd op een taalbarrière. Bernardus’ spreken was zo verheven dat zijn toehoorders hem niet verstonden. Zijn biograaf schrijft zelfs dat Bernardus schrik verwekte bij haast alle mensen die hij moest besturen of met wie hij moest omgaan. De honger en de mentale kortsluiting stortten Bernardus in een crisis. Slechts drie jaar na de stichting moest hij op dringend verzoek van zijn vriend, bisschop Willem van Champeaux, weggehaald worden uit zijn gemeenschap om aan de rand van het abdijdomein in een annex een sabbatical te ondergaan en er aan te sterken. Deze eerste crisis heeft Bernardus en zijn gemeenschap echter niet van elkaar vervreemd maar juist dichter bij elkaar gebracht. “Nadat Bernardus een beetje geleerd had om met mensen om te gaan, als mens te handelen en de menselijke realiteiten te aanvaarden”, schrijft zijn biograaf laconiek, “begon hij met en tussen zijn broeders te genieten van de vruchten van zijn bekering.” Bernardus wordt een humanist en zal voortaan expert worden in menselijkheid.
      Bernardus’ pastorale houding jegens zijn monniken werd getekend door barmhartigheid. ‘Nooit bleef zijn vaderlijke schoot voor hen gesloten’, getuigt hij in een van zijn brieven (Ep 79,2). Voor Bernardus is deze houding van barmhartigheid zo onweerstaanbaar dat, zo bekent hij, als zij een zonde zou zijn, hij niet zou kunnen weerstaan haar te begaan (Ep 70). Het Exordium Magnum stipt in dat verband aan dat zelfs Judas, mocht die als monnik in Clairvaux zou zijn ingetreden, bij Bernardus barmhartigheid zou hebben gevonden en vergiffenis bij God. De abt leerde ook die broeders te verdragen die hem om futiliteiten lastigvielen. Maar de broeders leerden ook hun abt te verdragen. Bernardus kende zichzelf en had weet van zijn hebbelijkheden. In een autobiografische notitie vat hij ze bondig samen met ‘droefheid, woede en ongeduld’ (SCt 30,7). Psychologisch slingerde hij soms tussen kleinmoedigheid en impulsiviteit. Hij verheelt niet de ferme aanvaring die hij op een dag beleefde met zijn broer Bartholomeus, die hij in een vlaag van woede het klooster had uitgejaagd. De broeders zijn het er niet mee eens en laten dat hun abt duidelijk weten. Bernardus moest zijn medebroeders vaak om vergeving te vragen, omdat hij hen met zijn bekende ironie (Ep 88,4) had gekwetst, of omdat hij te snel tussenbeide kwam “met die overhaasting die hem eigen was”. (Ep 290, 269, 274)
      
    Maar Bernardus was vooral vervuld van liefde voor zijn broeders, die hij “de vreugde van zijn hart en de helft van zijn ziel” noemde (Ep 1,11). Het vermogen om lief te hebben was hem volgens Godfried van Auxerre, zijn secretaris die lang met hem samenleefde, al van jongs af eigen. Dat vermogen investeerde hij ten volle in zijn herderlijk dienstwerk. Tien jaar na zijn dood getuigt Godfried over de manier waarop Bernardus zijn taak als abt opvatte:
“Het is nauwelijks te geloven met hoeveel zorg hij erover waakte dat niemand terneergeslagen werd door droefheid of sombere gedachten. Omdat hij ieder van binnenuit kende, raadde hij makkelijk iemands verdriet. Met hoeveel goedheid droeg hij er zorg voor dat niemand overstelpt raakte met werk, noch verslapte door een teveel aan rust. Als men het zo zou mogen zeggen, woog hij met tedere liefde de slaap van elke broeder. Door een soort van goddelijke ingeving kende hij de krachten, de ziel en de maag van elkeen. Uit liefde tot Jezus Christus maakte hij zich waarlijk tot dienaar van allen.”

Niemand onder de honderden monniken van Clairvaux voelde zich uitgesloten van de liefde van deze vader. De bron van Bernardus’ affectief welbevinden, van zijn emotioneel en affectief evenwicht, lag nergens ander dan in Clairvaux, in het samenleven met zijn broeders. Hij heeft er zich daarom nooit van willen distantiëren. ‘Waar je genegenheid naar uitgaat, daar is je ziel’, noteert hij in een brief (Ep 506). En is roeping iets anders dan je ziel volgen, waarin je Gods stem beluistert? Bernardus’ roeping en zijn identiteitsgevoel waren volkomen één met zijn dienstwerk als vader van de gemeenschap van Clairvaux. Dat was zijn vreugde en zijn liefde en daarin betoonde hij zich heilig.  
                   
 Br. Guerric ocso     Abdij van Prébenoît
1