Tekst en Onderricht oktober 2019

J

8 oktober 2019:
GODS REDDING: LIEFDE DIE NIET NAAR SCHULD VRAAGT
“Heer, zijn het er weinig die gered worden?” (Lc 13, 23)

Bijbellezing uit het evangelie van Lucas:

13, 22 Hij trok rond door steden en dorpen,
gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
23 Iemand vroeg Hem: 'Heer, zijn er weinig die gered worden?'
Maar Hij sprak tot hen:
24 'Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen,
want, Ik zeg u, velen zullen het proberen, maar er niet in slagen binnen te komen.
25 Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft
en gij dan buiten op de stoep begint te kloppen en te roepen: Heer, doe open!
zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
26 Dan zult ge opwerpen:
In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken,
en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven.
Maar weer zal zijn antwoord zijn: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
27 Gaat weg van Mij, gij allen, bedrijvers van ongerechtigheid.
28 Daar zal geween zijn en tandengeknars,
wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods,
terwijl ge zelf buitengeworpen zult zijn.


29 Zij zullen komen uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden, en aanzitten in het Koninkrijk Gods.
30 Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.'

Lezing uit Claus WESTERMANN, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament:

De geschiedenis van Israël begon met zijn redding door God,
gemotiveerd door zijn erbarmen.
Er is godserbarmen, dat niet naar schuld vraagt.
Overal waar kort en bondig teruggeblikt wordt
op de geschiedenis van Israël met zijn God,
is de ontmoeting met de God, die redt, het uitgangspunt.
Die ontmoeting heeft een persoonlijke trek:
ze zet namelijk een dialogisch gebeuren op gang,
waarop de hele geschiedenis van God en zijn volk gebaseerd is.
In het beleven van redding geschiedde de ontmoeting.
Door het hele Oude Testament heen
wordt daarvan met zo’n uitgebreidheid en intensiteit getuigd,
dat de betekenis ervan evident is.
Geen ander oudtestamentisch thema haalt het daarbij.
Ook de eredienst van Israël brengt op velerlei wijze
de redding uit Egypte in herinnering.
Jahwe is de reddende God.
Dat geldt zowel in het bestaan en de geschiedenis van het volk
als van de enkeling.

Duiding:

Lc 2, 10 'Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap
die bestemd is voor het hele volk.
11 Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.
12 En dit zal voor u een teken zijn:
gij zult het pasgeboren kind vinden,
in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.'
Kerstmis is uiteraard nog een eindje vandaan.
Toch is de verkoop van kerstartikelen al volop bezig.
Veel mensen die al deze artikelen nu al aan het kopen zijn
weten het wellicht al niet meer:
wat we met Kerstmis herdenken is de geboorte van een Redder
en we vieren dat God ons redt door Christus, de Heer.
Als de schriftgeleerden hun beklag deden
dat Jezus de zonden van de lamme vergaf
en opmerkten dat alleen God zonden kan vergeven, dan hadden ze gelijk.
Alleen God vergeeft zonden.
Maar blijkbaar hadden ze niet door dat God dat deed in, door en met Jezus.
Zo ook is God de Redder, en God alleen redt.
Maar Hij doet dat in en met en door Jezus.
En het hele reddende Jezusgebeuren toont ook aan
dat we de begrippen redding, genezing en vergeving moeten samen denken,
waarbij redding echter het betekenis-leidende begrip is.
Genezing en vergeving zijn dus ook ervaringen van redding.
En in het denken van de Joodse Jezus
is schepping eveneens een reddende bezigheid.
Onze geloofsbelijdenis begint wel met de belijdenis dat God schepper is,
maar de joodse geloofsbelijdenis bevat de belijdenis dat God redder is.
Wat doet God voor zijn volk en de mensheid? Redden.
Wie is God voor zijn volk en de mensheid? Een redder.
Dé Godservaring is dus een ervaring van redding.
De ervaring van liefde is ook een ervaring van redding,
van tederheid, van erbarmen, van aanvaard zijn, van zin hebben.
De ervaring van Gods liefde is een ervaring van redding,
van onvoorwaardelijke liefde en onvoorwaardelijk erbarmen.
Redden is Gods relatiebeleving met de mens,
een gebeuren waarin Hij de mens tegemoet komt,
een gebeuren dat niet beperkt blijft tot de strikte ervaring van de reddende daad.
Er gaat immers iets aan vooraf:
God, die de ellende ziet en de klacht hoort, God die erbarmen is.
Redding is een gebeuren
dat een ontmoeting inhoudt met de redder
en dat een verbondenheid met de redder creëert.
Dat is ook wat in het gebeuren, dat liefde is, geschiedt:
er is een reddende ontmoeting die verbondenheid creëert.
Christenen zijn mensen
die Christus op de een of andere wijze reddend ontmoet hebben
en die ontmoeting, die ervaring zorgt voor een verbondenheid met Christus.
Henri Nouwen heeft het over die ontmoeting en ervaring
als het gebeuren dat iemand maakt tot verkondiger van Christus.
Roeping is gered worden, niet uitverkozen worden omwille van een kwaliteit.
Dan begrijpen we Jezus als Hij na de roeping van de tollenaar Levi
tot de farizeese schriftgeleerden zegt dat niet de gezonden een dokter nodig hebben,
maar wel de zieken en dat Hij gekomen is om zondaars te roepen
en niet rechtvaardigen.
Zo begrijpen we perfect dom André Louf die in met Petrus schreef
dat Jezus bij het zoeken naar een leider niet uit was naar iemand
die ethisch volmaakt was of andere kwaliteiten bezat,
maar wel naar iemand die iets ervaren had,
een ervaring die hij aan anderen kon doorgeven: de ervaring van redding.
In zijn geval betekende die redding wellicht vergeving
en dus de ervaring van een onvoorwaardelijke liefde,
een liefde die niet naar schuld vraagt, noch naar bekentenis van schuld.
Het gebeuren van de redding geeft ook een identiteit: de geredde.
Het volk van Israël is niet eerst uitverkoren en daarom gered.
Het is primair dus niet het uitverkoren volk, maar het geredde volk.
Dat die redding de idee bijbracht van uitverkiezing
is dezelfde logica die achter het idee van roeping schuilgaat.
Het is een duiding achteraf.
De redding maakt ook voor de geredde een nieuw begin, een nieuw leven.
Redding is iets dat herinnerd wordt in een dankbaar gedenken.
Het is, als het Gods redding betreft, altijd een herdenken van zijn liefde.

Natuurlijk kijkt de gelovige jood in Jezus’ tijd doorheen het Oude Testament
terug in de geschiedenis van zijn volk om de reddende God te herinneren.
De bevrijding uit Egypte is de eerste en stichtende reddingservaring.
Maar deze werd gevolg door de reddende bijstand gedurende de woestijntocht,
de reddende en helpende bijstand in de verovering van het land,
het reddende handelen van rechters en koningen.
Ook het dreigende spreken van de profeten wordt gezien
als een uiting van Gods reddende nabijheid,
waarbij redden de betekenis bekomt van behoeden voor,
behoeden voor verdere ontaarding en vernietiging.
Deze redding werd herdacht in de eredienst, opnieuw herdenkend beleefd,
zoals een trauma mits goede begeleiding genezend kan herinnerd worden.
De redding werd vooral in de ballingschap voorwerp van hoop
en meer dan ooit werd God de komende, diegene die verwacht wordt.
Redding werd de inhoud van een belofte,
een belofte van toekomst, van zin, van leven in vrede en vreugde.
Daarbij werd ook de belofte aan de aartsvaders herdacht
die aan de bevrijding uit Egypte voorafgaat.
De reddende God wordt de God die heil bewerkt
en voor de aartsvaders betekende dit bijstand, nageslacht en land.
De reddende God wordt de zegenende God, die zegen en genade verleent,
zegen en genade zonder dewelke de mens niet leven kan.
De reddende komende God is diegene die heil en zegen brengt,
nieuw leven, een leven van diepe vrede en vreugde.
Dat nieuwe leven, het Rijk Gods, dus Gods redding,
werd in Jezus’ tijd door velen nationaal-politiek ingekleurd:
het herstel van het oude davidische koninkrijk.
Uitgesloten van Gods redding zijn de zondaars en de heidenen.
Tegen deze opvattingen verzet Jezus zich.
Hij sloot daarbij aan bij een stroming die reeds in het Oude Testament aanwezig is:
Gods zegen en heil zijn voor alle mensen, God redt alle mensen.
Zijn bijstand en zegen zijn er voor allen.
Zijn geest geeft Hij in het hart van alle mensen.
Redding wordt: de gave van de geest, God die in ons komt.
De reddende ervaring, ervaring van redding is de ervaring van God in ons,
van zijn Geest die tot leven wekt, die verrijzen doet.
Eén van de sterkste beelden van Gods reddend wezen
is het visioen van het dal van de dorre doodsbeenderen in de profetie van Ezechiël:
37, 1 De hand van Jahwe kwam over mij;
zijn geest nam mij mee en zette mij neer in een dal dat vol beenderen lag. 
2 Hij leidde mij er in alle richtingen tussendoor,
en ik zag hoeveel er over heel het dal wel lagen en hoe dor ze waren.
3 Daarop vroeg Hij mij:
'Mensenkind, zouden deze beenderen nog tot leven kunnen komen?'
Ik antwoordde: 'Jahwe mijn Heer, dat weet Gij alleen.'
4 Toen zei Hij: 'Profeteer over deze beenderen en zeg:
Dorre beenderen, luister naar het woord van Jahwe.
5 Dit zegt Jahwe de Heer tot deze beenderen:
Ik ga de levensgeest in u brengen, en ge komt weer tot leven.
6 Ik leg pezen op u, bekleed u met vlees en overtrek u met een huid;
dan schenk Ik u de levensgeest en ge komt weer tot leven.
Dan zult ge erkennen dat Ik Jahwe ben.'

Het gebeuren van de redding kent een heel logische structuur.
Er is vooreerst de mens in nood en in gevaar.
De reden daarvan is de broosheid,
de behoeftigheid en de vergankelijkheid van de mens.
Maar die nood kan ook het ontbreken van zin betekenen,
een diep vredevol en gelukkig makend iets, dat niet in de materie verborgen ligt
en de mens alleen in een zingevende en dus reddende ontmoeting kan gegeven worden.
Dan is er de noodkreet van de mens in nood of gevaar, in ellende, in zinloosheid.
Deze noodkreet is ook het verlangen naar zin, naar een zinvol leven,
naar diepe vrede en vreugde, naar geluk.
Vervolgens is er het erbarmen, de liefde van God,
die de ellende ziet, de noodkreet hoort en reddend ‘afdaalt’, tegemoet komt
en wiens redding voor de mens reeds voorwerp van hoop wordt, een belofte.
In de Bijbel komt wordt die belofte en het komen van de reddende God
verwoord door de priester, de profeet, de ziener.
Nu heeft de oerkerk in Jezus niet alleen de priester, profeet en ziener erkend,
maar de komende zelf, de Redder zelf.
Zijn woorden en daden zijn woorden en daden van leven.
Dan is er de eigenlijke redding
waarbij de mens onttrokken wordt aan het gevaar
of uit de noodsituatie gehaald wordt
en terug in het normale leven geplaatst wordt,
verrijkt met de ervaring van gered zijn
en verrijkt met en door de verbondenheid met de redder.
Deze redding wordt ervaren als een wonder,
hetgeen niet een doorbreken van natuurwetten betekent,
maat wel een gebeuren dat de mens voor zichzelf niet tot stand kan brengen.
Denk opnieuw aan de reddende en bevrijdende ervaring van de liefde,
zowel het bemind worden als de ervaring dat men bemint.
Dat is een wonder, niet door eigen kracht teweeggebracht,
maar wel in mij reeds erkend als verlangen en belofte.
Wonder duidt dus aan hoe we de redding ervaren.
Het wonder van de redding leidt tot verwondering,
verbondenheid, dankbaarheid, geloof.
In een wereld waarin de mens denkt alle geluk en liefde zelf te kunnen maken
is geen ruimte voor dankbaarheid, diepe verbondenheid,
diepe verwondering en ook geen ruimte voor wonderen, noch voor geloof.
Uiteindelijk gaat deze wereld ten onder in zinloosheid en depressie.
De redding die God brengt tilt ons niet uit dit bestaan
en tilt ons niet uit onze broosheid, behoeftigheid en vergankelijkheid.
Maar God tilt ons uit zinloosheid. Hij schept zin.
En daardoor diep geluk.
Gods redding is uiteindelijk het wonder van de liefde.