Tekst en onderricht januari 2020

JEZUS’ BOODSCHAP BETER BEGRIJPEN
BASISBEGRIPPEN VAN DE JOODSCHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT

SABBAT: EEN LASTIG EN TOCH BEVRIJDEND NIETS DOEN
“De sabbat is gemaakt voor de mens,
maar niet de mens om de sabbat.” (Mc 2, 27)

Bijbellezing uit het evangelie van Marcus:

2, 23 Eens ging Hij op een sabbat door de korenvelden
en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken.
24 De Farizeeën zeiden tot Hem:
“Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?”
25 Hij gaf hun ten antwoord:
“Hebt gij nooit gelezen wat David deed,
toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen?
26 Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging
en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten,
en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?”
27 En Hij voegde er aan toe: “De sabbat is gemaakt om de mens,
maar niet de mens om de sabbat.
28 De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.”
3, 1 Op een andere keer ging Hij naar de synagoge
waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand.
2 Zij hielden Hem in het oog of Hij hem op sabbat zou genezen,
met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen.
3 Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand:
“Kom in het midden staan.”
4 Daarop stelde Hij hun de vraag:
“Mag men op sabbat goed doen of kwaad, iemand redden of doden?”
Maar zij zwegen.
5 Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart,
zijn blik rondgaan en zei tot de man: “Steekt uw hand uit.”
Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond.


6 En de Farizeeën gingen naar buiten
en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen
om Hem uit de weg te ruimen.

Lezing uit Willem ZUIDEMA, Gods partner. Ontmoeting met het Jodendom.

Neem nu het leven in Europa.
De mensen hier zitten de hele week in spanning
door persoonlijke problemen, door moeilijkheden op financieel gebied,
door opstoppingen in de stad, door bel en telefoon.
Maar wanneer de Sabbat aankomt,
dan staat dat allemaal stil.
Eindelijk begint hij te leven.
Hij stapt uit deze wereld en gaat binnen in een andere wereld,
waar al die materiële problemen verdwijnen.
En het is precies daarom dat de Sabbat naar mijn mening zo’n grote betekenis heeft,
en dat het de grote gebeurtenis van de week is,
het moment dat de mens zichzelf kan terugvinden,
zich bevrijden van al die uiterlijke factoren,
maar vooral kan gaan nadenken over zijn situatie,
over zichzelf en over zijn relatie met anderen.

Duiding:

Dat de sabbat op de zaterdag valt
is duidelijk te horen in het Italiaans voor zaterdag: sabbato.
Maar eigenlijk begint de sabbat reeds op vrijdagavond
en in de traditionele Joodse gezinnen
is de vrijdagnamiddag de voorbereidingstijd.
Zowat anderhalf uur voor het invallen van de duisternis
steekt de huisvrouw de twee sabbatskaarsen aan
en spreekt een zegenbede uit, een Qiddusjgebed.
Op vrijdagavond is er verder een synagogale dienst met psalmen en hymnen.
Psalm 92 is er een vast onderdeel van.
Bij thuiskomst spreekt de vader een lofspreuk over zijn vrouw uit
en worden de kinderen gezegend.
De sabbatswijn wordt gedronken en het sabbatsbrood gebroken.
Bij een heerlijke maaltijd bespreekt men de Thoralezing van de sabbat.
Men gaat vroeg slapen en echtelieden genieten van hun intimiteit.
Na de synagogedienst op de sabbat zelf
wordt bij thuiskomst weer een Qiddusjgebed uitgesproken
en is er een lichte maaltijd.
Daarna volgt rust, studie of gezelschapsspel.
Na een uitvoeriger maaltijd is er opnieuw rust, studie of spel.
En na een derde heel lichte maaltijd is er de havdala,
het afsluiten van de sabbat.
Of de sabbat op dezelfde wijze in Jezus’ tijd gehouden werd is onzeker.
En of Jezus zelf met zijn groep leerlingen op dezelfde wijze de sabbat vierde
is ook niet met zekerheid te bevestigen.
We lezen bij Lucas dat Hij op sabbatdag naar de synagoge ging.
Er is geen reden om eraan te twijfelen dat Jezus de sabbat in ere hield
en dat ook in Zijn leven de sabbat een zeer belangrijke plaats innam.
Toch treffen we in het begin van het Marcusevangelie twee berichten aan
waarin we vernemen dat Jezus het blijkbaar niet zo nauw nam
met de wettelijke bepalingen over het onderhouden van de sabbat.
Die twee berichten vormen het sluitstuk van een gedeelte van het Mc-evangelie
waarin de evangelist Jezus’ voorstelt en meteen ook zijn identiteit prijsgeeft:
Hij is de Mensenzoon, Hij is de Heer van de sabbat,
dat wil zeggen dat Hij er ook de regels van bepaalt.
We mogen stellen dat Jezus in zijn verhouding tot de religie waarin Hij staat
een zeer royale houding aannam, de waarde van de gebruiken
en de waarheid van de leer erkende, maar tegelijkertijd
de geloofsinhoud en de geloofsbeleving wou ontdoen
van alle aanwas, van menselijke overwegingen,
van tradities die naar zijn inzien niets met de wil van God te maken hebben.
In het conflict met de Farizeeën gaat het over de wil van God
en eigenlijk over wie die wil naar waarheid kan en mag verwoorden.
Het antwoord van Jezus op die vraag is zonder twijfel: ik.
Daarmee haalt Hij natuurlijk het religieus gezag van de Farizeeën onderuit.
Maar niet de waarde en de betekenis van de sabbat zelf.
Voor het Jodendom na de ballingschap en zeker voor het Jodendom in de diaspora
was het onderhouden van de sabbat, samen met de besnijdenis,
van essentieel belang voor het behoud van de Joodse identiteit.
Men stelt dat de Joden de sabbat in ere hebben gehouden
en dat daardoor de sabbat de Joodse religie heeft behouden.
Besnijdenis en sabbat zijn zowat te vergelijken
met ons doopsel en met onze zondagsbeleving.
Je kunt je bezwaarlijk christen noemen als je niet gedoopt bent
en als de zondag voor jou een dag is als alle andere dagen.
Met het concilie van Jeruzalem in 48 of 49
worden heel wat bepalingen van de Joodse wet
als niet meer essentieel betekenisvol voor de christelijke geloofsbeleving opgeheven.
De besnijdenis verdween als een essentieel teken van lidmaatschap van het Godsvolk.
De rol en de betekenis van de sabbat als rustdag en gedenkdag
werd echter overgenomen door de zondagviering.
Dat is wat de sabbat ook is: een rustdag en een gedenkdag,
en wel zo, dat niet werken dé wijze is waarop herdacht wordt.
Zo moet Jezus die dag ook beleefd hebben.
Maar waar Hij en zijn leerlingen nu van beschuldigd worden is,
dat zij de sabbat als ‘rustdag’ schenden door te ‘werken’,
iets waarop volgens een bepaling in het boek Exodus de doodstraf stond.
Dat ‘niet werken’ is voor een niet-Jood is het meest kenmerkende van de sabbatbeleving,
reden waarom de Grieken en de Romeinen de sabbat
als nutteloos, zinloos en redeloos beschouwden en voor vele christenen als not-done.
Voor sommigen is niets moeten doen al een lastig gegeven
waarbij ze zich ongemakkelijk voelen.
Niets of niets meer kunnen doen is al een compleet ondraaglijk iets.
Niets mogen doen is voor de meesten bron van verveling,
en verveling is voor de triviale mens dé beleving van zinloosheid.
De beleving van de sabbat openbaart een visie op ‘werken’.
Voor de gelovige Joodse mens is werken steeds ‘mee-werken’ met God,
is, als beeld en gelijkenis van God, Gods partner zijn in de realisatie van ‘sjaloom’,
een wereldwijde gemeenschap getekend door vrede, vreugde en rechtvaardigheid,
een leven waarin ieder mens ook kan genieten van wat de aarde voortbrengt.
In zijn werken staat de mens dus steeds naast God
die op de zevende dag rustte van zijn scheppingswerk
en zag hoe goed het allemaal wel was.
Daarom rust ook de gelovige op de zevende dag.
De sabbat is dan ook een gedenkdag van de schepping,
een dankbaar gedenken van Gods werk,
zien hoe goed het is en ervan genieten.
Zowel dit dankbaar gedenken en dat genieten is pas mogelijk
als de mens zelf ophoudt met werken, vooral met een bepaald soort werken.
Het werk dat men op sabbat niet verricht, het verboden werk, heeft melacha,
en is gekenmerkt door beveiligingsdrang, bevredigingsdrang en bevestigingsdrang,
door een prestatiedrang, door winstbejag, door een uitbuitende houding
tegenover de aarde en de medemens, door louter aandacht voor datgene
wat voor mij persoonlijk aangenaam en nuttig is.
Oorspronkelijk had de sabbat wellicht
het gedenken van de bevrijding uit Egypte als betekenis
waardoor de klemtoon bij de sabbatsbeleving vooral van sociale aard was:
een dag van bevrijd zijn van alle lastige arbeid,
een dag waarop slaven en dienstknechten
en zelfs dieren ook daarvan bevrijd werden.
Maar ook handel drijven was op sabbat niet toegestaan
en dus eveneens niet het dragen van handelswaar.
Het beeld van de sabbat als een last is een perceptie van de mens
voor wie zijn vooral en bijna uitsluitend bezig zijn betekent
en de waarde van een mens afhangt van wat hij doet, realiseert en presteert.
Wat zou de waarde kunnen zijn van daar toch even mee op te houden?
Het is een bewust worden van het feit dat wat je echt tot mens maakt je gegeven is.
Het is een signaal aan een wereld beheerst door een economie
waarbij de mens zich als heerser en doel van het kosmische gebeuren beschouwt.
Het zou een radicaal antwoord op de uitdaging van de zorg voor het klimaat kunnen zijn,
en een maatschappelijke sociale therapie
als de diepere motivatie van de sabbatsbeleving
niet tot leidend principe van één dag zou beperken,
maar tot een onderliggende stroom van een cultuur van verstillen.
En van een politiek van rechtvaardigheid
die ook de staat Israël zou sieren.
Als rust en genieten tot de kern van de sabbatsbeleving behoort
dan hoort daarbij dat men dat ook aan anderen gunt,
niet alleen aan de vreemdeling die van elders komt,
maar ook aan de andere die als vreemde gezien wordt
maar helemaal niet vreemd is aan het land waar je zelf woont.
De nederzettingenpolitiek van de staat Israël in de Palestijnse gebieden
is in tegenspraak met de spiritualiteit van de sabbat.