onderricht 12 mei 2020

JEZUS’ BOODSCHAP BETER BEGRIJPEN
BASISBEGRIPPEN VAN DE JOODSCHRISTELIJKE SPIRITUALITEIT

LIEFDE: MEER DAN EEN EMOTIE
“Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad.” (Jo, 15, 12)


Charlie Mackesy

Gebed:

Geef ons Uw Woord, Heer,
en maak ons voor Uw Woord open en aandachtig.
Uw Woord waarin Gij U openbaart
en wij ons ware wezen herkennen.
Uw Woord dat ons verruimt en verrijkt,
ons inspireert tot het hoogste,
het meest menselijke, het goddelijke.
Uw Woord dat ons leidt
om scheppend en verrijkend
in het leven te staan,
liefdevol, vredevol en vreugdevol.
Uw Woord dat ons oproept
om Uw Zoon te volgen
en deel te nemen aan het Koninkrijk.
Geef dat wij er nooit verstoken van zijn.
Amen.





Bijbellezing uit het evangelie volgens Johannes:

15, 12 Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. 
13 Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. 
14 Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied. 
15 Ik noem u geen dienaars meer,
want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar u heb Ik vrienden genoemd,
want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. 
16 Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u
en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan
en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn.
Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. 
17 Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.

Onderricht:

Als wij moeite hebben met het feit dat Jezus
ons de liefde tot God, tot onze naaste, tot onze medemensen, ja, zelfs tot onze vijand
als gebod oplegt, dan zijn daar twee redenen voor,
die uiteindelijk slechts één reden blijken te zijn.
Vooreerst, dat we voor ‘liefde’ slechts synoniemen kennen
die, vervolgens, net als het woord liefde zelf, zich allemaal bevinden
in de emotioneel relationele sfeer:
vriendschap, genegenheid, verliefdheid, tederheid, enz…
Het is vanzelfsprekend dat de zeer nauwe betekenisverenging
van het woord ‘liefde’ tot seksueel verkeer – to make love, de liefde bedrijven –
hier niet als mogelijke betekenis in rekening wordt gebracht,
hoewel erotiek natuurlijk wel degelijk zijn plaats heeft in de beleving van liefde.
Als kinderen een geliefde ouder aan de eenheid met God toevertrouwen,
dan wijs ik er in de homilie van de uitvaartliturgie graag op
dat, wat mensen ‘presteren’ op professioneel,
maatschappelijk, sociaal en cultureel vlak,
hun nabestaanden met een terecht gevoel van fierheid kan vervullen.
Maar als hun herinneringen getekend zijn door dankbaarheid,
dan is het omwille van de liefde, die zich in het leven van die ouder geopenbaard heeft.
Dit is meteen een zeer gelovige en christelijke kijk op het leven.
In ons leven openbaart zich Gods liefde.
Men kan ook stellen: in onze liefde openbaart zich Gods liefde,
in onze liefde openbaart zich God zelf, die liefde is.
Natuurlijk is deze openbaring niet volmaakt,
maar onze liefde is – als ze werkelijk liefde is –
wel de meest menselijk volmaakte openbaring van Gods liefde.
Schitterend wordt deze uiterst blijde boodschap verwoord door François Varillon:
De ervaring van menselijke liefde is het minst ongeschikte van wat er bestaat
om de liefde op te roepen zoals die in God beleefd wordt. (…)
Aan de wortels van zichzelf is deze liefde altijd:
verlangen om te beminnen zoals God liefheeft,
en vermogen om door de Geest omgevormd te worden
tot voltooiing volgens haar roeping.
Weliswaar benadert zij slechts van zeer verre
de absolute onbaatzuchtigheid van de goddelijke liefde, maar,
hoezeer ook vermengd met egoïstische passie die haar op zichzelf terugbuigt,
men kan in haar een licht onderscheiden dat in de haar eigene morgenschemering
niet verschillend is van aard van het licht der eeuwige zon.
De liefde behoort tot de schepping.
Ze is vooreerst van goddelijke aard, omdat ze bij de schepping behoort.
En alle levende wezens kennen dus hetgeen
waarover de Italiaanse bard Angelo Branduardi zingt: ‘l’uso dell’ amore’,
het gebruik, het in werking stellen van de liefde.
In ieder geval als daarmee seksualiteit en voortplanting bedoeld wordt.
In dit geval is liefde dan ook hier ontdaan van emotionaliteit,
van blijvende emotionaliteit.
In de dierenwereld houdt de ‘ouderliefde’ voor volwassen geworden jongen op.
Ze worden beschouwd als concurrenten in de strijd voor voedsel.
Als een zwervende eenzame leeuw een andere leeuw uit diens troep kan verdrijven,
zal hij alle welpen van die leeuw doden.
De leeuwinnen, die in onze ogen zo ‘liefdevol’ voor de schattige welpjes zorgden,
hen desnoods met hun leven gingen verdedigen, rouwen enkele dagen
en laten meestal vanaf de derde dag toe
dat de nieuwe heerser met hen ‘de liefde bedrijft’.
Want die wil zijn eigen bloedlijn zo snel mogelijk verder zetten
en de leeuwinnen willen zo snel mogelijk weer welpen,
hoezeer dit ook een hachelijk en moeizaam ouderbestaan met zich meebrengt.
Mogen we dit instinctieve gedrag met de term ‘liefde’ aanduiden?
Menselijke liefde is toch meer.
In de liefde, die tot het geschapen zijn van de mens behoort,
is er een overstijgen van het instinct door een blijvende emotionele band,
die, indien deze hecht is, de mens
boven zijn spontane en primaire emotionaliteit – instinct/begeerte - doet uitstijgen.
Echte menselijke liefde is meer dan een tijdelijke emotie,
een emotie van één dag.
Het is altijd de intuïtie van de christenen geweest
dat het ‘bedrijven van de liefde’ vanuit primaire emotionaliteit
en los van de contekst van een blijvende emotionaliteit
in ieder geval met liefde niets te maken heeft
en er van ‘gebruik van de liefde’ geen sprake kan zijn, wel van misbruik.
Laten we het nog even verduidelijken.
Toen een jongvolwassene op een avond bij een heerlijk wildmenuutje
het met mij zeer openlijk over zijn relationele leven had,
wees ik hem er op dat je door de geslachtsdaad
het domein van de verantwoordelijkheid betreedt,
verantwoordelijkheid voor het geluk van een ander.
Tenzij in het liefdesbedrijf beiden natuurlijk noch in de erotiek noch in de relatie
een blijvende bron van blijvend geluk zoeken.
Is daar dan sprake van liefde waarin God zich openbaart,
van een licht dat zich niet onderscheidt van het licht der eeuwige zon?
Die liefde doet me niet alleen boven spontane en primaire emotionaliteit uitstijgen,
ze doet me ook uit mezelf treden, ze doet me ex-isteren, bestaan,
in de zin van: er zijn, gelovig beschouwd altijd: er zijn voor de ander.
Dat is het wezen van de liefde: er zijn voor de ander.
Liefde is het verlangen, niet eerst en vooral
om de ander bij mij te ‘hebben’, ‘te ontvangen’
maar om er te ‘zijn’ voor de ‘ander’ en door de ander ‘ontvangen te worden’.
Beminnen is ontvangen en ontvangen worden.
Franciscus van Assisi treurde bij de gedachte dat God zo weinig ontvangen werd:
“amor non amatus”, de liefde die niet bemind wordt,
de liefhebbende die niet ontvangen wordt en door wie men zich niet laat ontvangen.
God wil er zijn voor ons en wil door ons ontvangen worden.
Hem beminnen is Hem toelaten.
Eenmaal ‘binnen’ zal Hij er zijn voor ons en ons dienen.
Liefde is het verlangen naar het leven, de vreugde en het geluk van de ander.
Liefde is dit verlangen omzetten in concrete zorg en verantwoordelijkheid,
blijvend, trouw, dagelijks. Het verlangen dus naar het dienen van de ander,
hoewel die dienst ook in ‘loslaten’ kan bestaan.
Het is die liefde die ons maakt tot beeld en gelijkenis met God, die liefde is.
Ieder beleeft dit op zijn of haar manier,
een wijze bepaald door opvoeding, tijdsgeest, cultuur, religie, persoonlijke aanleg,
omstandigheden, middelen.
In die liefde is er dus het aspect van zorg en verantwoordelijkheid
dat rechtvaardigheid mag heten, als je deze begrijpt volgens de schitterende bepaling
van het Tweede Vaticaans Concilie in Gaudium et Spes:
de zorg opdat de ander over alles zou beschikken wat nodig is
om een waarlijk menselijk en gelukkig leven te leiden.
Deze rechtvaardigheid kan als ‘scheppende’ liefde aangeduid worden
en Gods schepping is een uiting van zijn ‘rechtvaardige liefde’.
In het evangelische woord ‘liefde’ komen al deze begrippen samen:
verantwoordelijkheid, zorg, eerbied, respect, rechtvaardigheid.
Hoe meer ik daarin de grenzen van mijn ik,
maar ook mijn menselijke emotionaliteit overstijg, hoe goddelijker mijn liefde is.
Beter: hoe meer het mij door de Geest gegeven is mezelf te overstijgen,
hoe meer ik toelaat dat Hij mij omvormt,
hoe meer ik God ontvang om mij niet alleen met zijn liefde te bedienen
maar ook om mij tot openbaring van zijn liefde te maken, van Hem zelf.
Wie mij ziet, ziet de Vader.
Dat kunnen we zeggen als ‘ik niet meer leef’,
maar Diegene in mij leeft die werkelijk mag zeggen
Wie mij ziet, ziet de Vader.
Vooral als we vergeven en de vijand ‘liefhebben.

Aanroeping:

Eeuwige, onze god,
wij die u nooit hebben gezien,
zie ons hier staan.
Wij die van u hebben gehoord,
hoor gij ons aan.
Uw naam is dat gij mensen helpt,
wees onze hulp.
En dat gij alles hebt gemaakt,
maak alles nieuw.
En dat gij ons bij name kent,
leer ons u kennen.
Die bron van leven wordt genoemd,
doe ons weer leven.
Die hebt gezegd: ik zal er zijn,
wees hier aanwezig.

Lied: ZJ 840 Ons heeft de Heer met liefde neergeschreven

Ons heeft de Heer met liefde neergeschreven,
leesbaar voor mensen als zijn erfenis.
Ons leven mag zich voluit laten lezen,
herkenbaar als zijn eigenhandig schrift.

Wie kan in ons een brief van Christus lezen,
als niet de Geest ons aan elkander rijgt,
die ons als dode, levenloze letters
beademt en tot nieuwe zin herschrijft?

Om woord voor woord zijn liefde te vertalen,
dat blijft voor ons bestaan het doel, de zin.
Om mensen zijn ontferming te herhalen
zijn wij gezonden, deze wereld in.

(Sytze de Vries)

Psalm 16

Hoed mij, God,
bij U zoek ik toevlucht;

de Heer spreek ik: 'Gij zijt mijn Heer, mijn geluk.
Boven U is er geen.'

Wat als goddelijk geldt in dit land, deze machten,
ik kan daarin mijn vreugde niet vinden.

Hun afgoden zijn zonder tal,
en ieder haast zich tot hun dienst;

ik pleng hun geen offers van bloed,
neem hun namen niet op mijn lippen.

O Heer, Gij mijn erve, mijn beker,
Gij handhaaft mijn erfgoed voor mij.

De meetsnoeren zijn mij gevallen
in oorden van lieflijkheid:*
hoe bekoort mij mijn erfdeel!

Ik zegen de Heer om zijn leiding:
zelf des nachts vermaant Hij mijn geweten.

Ik blijf op de Heer zien, bestendig;
staat Hij naast mij, ik kom niet ten val.

Wel mag mijn hart zich verheugen,
wel mag mijn geest zich verblijden:*
mij komt het niet te na - ik ben veilig.

Want Gij geeft mij niet prijs aan de dood,
geen graf geeft Gij uw vrome voor ogen;

Gij leert mij wat de weg is ten leven,
de volheid der vreugde waar Gij zijt:*
heerlijkheid, in uw schutse, voor immer.

Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.

Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.



Lezing uit Peter SCHMIDT, Ongehoord. Christen zijn volgens de bergrede

Niet weinigen waren verrast te zien dat paus Benedictus  XVI
in zijn eerste encycliek uit 2005, Deus caritas est – God is liefde,
de beide gebieden van eros en agapè nauw met elkaar in verband bracht.
Niet was niet echt een nieuwe, maar wel een welkome en verfrissende benadering,
omdat het verkeerde denkbeelden uit de weg ruimt
al zou het christelijk geloof van erotiek niets moeten weten.
De Bijbel is alleszins pro eros!
De paus benadrukt terecht dat ook de agapè
eerst en vooral moet geleerd worden in de school van de eros:
de liefde namelijk tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen.
En zoals in het reële leven de twee terreinen vaak door elkaar lopen,
zo mag het ook wel eens gebeuren met de terminologie.
Toch moeten we rekening houden met het onderscheid
om het Bijbelse gebod te verstaan.
Inderdaad eros/amor kan nooit het voorwerp van een gebod uitmaken,
maar agapè/caritas wel.
Terwijl men, een beetje simplificerend, kan stellen dat eros het gedragspatroon is
dat gedreven wordt door de aantrekkingskracht van de ander,
zou men agapè kunnen omschrijven als de houding
die genormeerd wordt door de bewuste keuze
tot gerechtigheid en goedheid tegenover de ander.
Of – nog maar eens – door het principe
‘behandel de ander zoals je wil dat hij je behandelt’.
Die liefde ligt op het vlak van het project, de opdracht,
het bewust werken aan relatie, de verantwoordelijkheid…
Zo zullen man en vrouw hun samenleven meestal beginnen op basis van spontane eros,
maar opdat de relatie stand zou houden en een gezinsproject zou bloeien,
moet de eros met agapè verrijkt worden.
Verliefdheid kan geen gebod zijn,
maar rechtvaardigheid en trouw binnen de relatie wel.

Onze Vader


Afsluitend gebed:

Vader,
wij leven met verhalen van mensen
die U hebben ontmoet, U hebben herkend
en in U hun vertrouwen hebben gesteld.
Nooit meer was hun leven als tevoren.
Gij werd hun licht, hun rots, hun huis.
Open ook onze geest en ons hart voor U
zodat ook wij ons bestaan hechten aan U
en Gij in ons en met en door ons
zegen moogt zijn in deze wereld.
Roep ons steeds weer tot dit leven.
Amen.







Lied : Hij die gesproken heeft (ZJ 939)

Hij die gesproken heeft een woord dat gáát.
Een tocht door de woestijn, een weg ten leven.
Een spoor van licht dat als een handschrift staat
tegen de zwartste hemel aangeschreven.
Hij schept ons hier een nieuwe dageraad.
Hij roept ons aan, 'Ik zal jou niet begeven'.

Hij die ons in zijn dienstwerk heeft gewild,
die het gewaagd heeft onze hand te vragen,
die ons uit angst en doem heeft weggetild
en ons tot hier op handen heeft gedragen.
Hij die verlangen wekt, verlangen stilt.
Vrees niet, Hij gaat met ons, een weg van dagen.

Van U is deze wereld, deze tijd.
Gij hebt uw stem tot op vandaag doen klinken.
Uw Naam is hartstocht voor gerechtigheid,
uw woord een bron waaruit wij willen drinken.
Gij die tot hiertoe onze toekomst zijt;
dat wij niet in vertwijfeling verzinken.

En ten slotte in dit werkjaar:
9 juni 2020:
(EEUWIG) LEVEN: EEN VEELEISENDE ONDERNEMING
“Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” (Mc 10, 17)