HOMILIE 32° zondag A 2023
HOMILIE 32° zondag A
De Heer verschijnt te middernacht! Zijn onze lampen wel gereed Nu is nog alles stil, en branden ze wel goed,
maar zalig hij die toch reeds wacht zodat als Christus binnentreedt, en Hem begroeten wil. Hij waardig wordt begroet!
Want ook als niemand naar Hem vraagt De Heer verschijnt te middernacht! noch in zijn dag gelooft, Nu is nog alles stil…
zijn komst wordt door geen macht vertraagd: Zalig, die toch geduldig wacht Hij heeft het zelf beloofd. en Hem begroeten wil.
Wie waakt er als een trouwe knecht, (Va 151)
zijn Meester toegedaan,
dat als de Heer komt om zijn recht hij voor Hem kan bestaan?
Zusters en broeders,
Voor ons, broeders, zijn dit vertrouwde woorden – één van onze nachtwakeliederen. We zingen het telkens weer. Maar ’s nachts – pas opgestaan – met de slaap nog in onze leden, in onze ogen, in onze stem. Ik zou er nu graag wat bij stilstaan in het licht van het evangelie van deze zondag dat we zopas mochten aanhoren.
De Heer verschijnt te middernacht! Zijn komst zal nachtelijk zijn. Het is zo tekenend voor ons geloof: kerstnacht, paasnacht. De Heer komt in de nacht. In de stilte van de nacht – nu is nog alles stil – maar ook in de duisternis van de nacht, de donkerte, wanneer het licht ontbreekt. Er is een nachtelijke kant aan ons leven: niet zien, niet kunnen zien, alleen zijn, eenzaamheid, vermoeidheid, slaap, afhankelijkheid, voor sommigen ook de tijd voor lichtschuwe werken. Maar juist in de nacht, middenin de nacht klonk de roep: Daar is de Bruidegom! Trekt Hem tegemoet! De nacht is teken dat we Iemand nodig hebben om ons te leiden, dat we het leven niet alleen aan kunnen. In die nacht komt Hij – ook als niemand naar Hem vraagt, noch in zijn dag gelooft! Hij heeft het zelf beloofd!
Broeders en zusters, Hij komt. Maar wachten we wel op Hem? Zien wij uit naar Hem? Zijn we gereed voor zijn komst? Het evangelie verhaalt ons hierbij twee werkelijkheden.
Eerst wordt gezegd dat de tien meisjes met hun lampen uittrokken de bruidegom tegemoet. Zalig die toch reeds wacht en Hem begroeten wil. Of met een beeld uit een ander evangelieverhaal: Wie waakt er als een trouwe knecht zijn Meester toegedaan? Geduldig wachten, uitzien naar. Het wordt voor mij heel treffend onder woorden gebracht in de antwoordpsalm van deze eucharistie – Psalm 63. Ik herhaal even de woorden in een andere vertaling: God, mijn God, ik zoek naar U. Al wat ik ben is dorst naar U. Mijn lichaam is als een land zonder water, uitgeput van verlangen naar U. Ik heb U gezien in uw heilige woning, met eigen ogen, uw kracht en uw licht. Ik weet, uw liefde is meer dan het leven… Naar U strek ik mijn handen uit, ik roep uw Naam, Gij zijt mijn God… Nachten lang lig ik wakker van U, wakend en dromend denk ik aan U. De mens op zoek naar zijn God. En wel als antwoord op “Gods op zoek zijn naar de mens”. Ik moet daarbij denken aan een zin van Sint
Bernardus die wij juist als refrein zingen bij Psalm 63 in de nachtwake van zijn feest: O wondere goedheid van God ons te willen zoeken! O verheven waardigheid van de mens zo te worden gezocht!
Zusters en broeders, Hij komt. Maar – nu kom ik hij de tweede werkelijkheid waar het evangelie op wijst – Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden allen in en sliepen. Alle tien! Waken en wachten - als het duurt. En de slaap overvalt ons, overvalt ons allen. Als ons verlangen uitgerokken wordt, als de einder einder blijft, dan worden we geconfronteerd met menselijke zwakheid – wij slapen. De Heer weet het. Hij zegt het ons! En dan zijn er twee wegen mogelijk. De eerste vind ik heel kernachtig verwoord in een zinnetje uit het Hooglied: Ik slaap, maar mijn hart is wakker. Ik slaap, maar mijn lamp is gereed – zodat als Christus binnentreedt, Hij waardig wordt begroet. Een mens die in zijn verlangen blijft wonen, die ook slapend weet en verbeidt – de Heer komt!
Een tweede weg is eveneens realiteit. Ook het hart gaat slapen. Het verlangen wordt gedoofd. De lampen gaan uit, want er is geen olie. Het uitstaan naar de Heer sterft af. Het wordt een leven zonder Hem of een leven waarin Hij niet meer meespeelt. Sint Benedictus noemt dit vergetelheid – oblivio Dei, wat een mens brengt tot nalatigheid. We leven ons leven verder zonder de Heer. En dat blijkt ook uit de laatste woorden van ons evangelieverhaal: Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: ‘Heer, heer, doe open!’ Maar Hij antwoordde: ‘Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken u niet. Een leven zonder Hem is Hem miskennen en ons ook niet meer door Hem laten kennen. Als er in ons leven geen over en weer is, hoe zou er dan een over en weer kunnen zijn in dat andere land - het bruiloftsmaal?
Twee wegen: een leven met een brandende lamp, met olie in reserve. Een leven in de tegenwoordigheid van de Heer en zo – zegt de tweede lezing - zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Of een leven zonder olie, een leven zonder Hem en zo’n leven eindigt voor een gesloten deur.
Broeders en zusters, de Heer wil ons wakker maken. Hij verlangt naar ons. Daartoe komt Hij midden in de nacht. Laat Hij ons vinden – wakend en biddend – met een wakker hart – uitziend naar Hem! AMEN.