Homilie 5de zondag B 2024
Homilie 5de zondag B
Zusters en broeders,
Wij zijn reeds de vijfde zondag door het jaar en nog steeds vertoeven we in dit B-jaar in het eerste hoofdstuk van het Markusevangelie. Het opende met de doop van Jezus: Jezus begint zijn ‘bediening’ onder ons, mensen, door in stilte af te dalen in de wateren van de Jordaan tussen ons mensen in, mensen zoals wij zijn. Maar evenzeer is er een stem uit de hemel – van boven: Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in Wie Ik al mijn liefde heb gelegd. Dan volgden twee zondagen over de roeping van de eerste leerlingen. Een tweeluik. Enerzijds het Johannesevangelie, waar leerlingen van Johannes de Doper Johannes verlaten om leerlingen van Jezus te worden en mogen ontdekken waar Jezus thuis is. Anderzijds bij Markus, waar vier leerlingen geroepen worden terwijl ze met hun werk bezig zijn te midden van hun alledaagse leven. Jezus roept hen twee aan twee. Leerling van Jezus worden is altijd samen met anderen - met medegeroepenen volgelingen van Jezus worden. En Jezus verkondigt: Het Rijk Gods is nabij – Gods ontstellende nabijheid – én bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap. En vorige zondag: Jezus neemt het woord in de synagoge van Kafarnaüm – een woord met gezag – zo anders dan het woord van de Schriftgeleerden. De mensen voelen dat dit woord betrouwbaar is, omdat diegene die het uitspreekt het zich heeft eigen gemaakt, erin woont, het beleeft. Een woord met gezag – een aanwezigheid die onreinheid en zonde blootlegt en wegwast.
En vandaag zijn de vier leerlingen daar weer. Met Jezus gaan ze naar het huis van Simon en Andreas. We vernemen dat de schoonmoeder van Simon met koorts te bed ligt. Jezus geneest haar. En bijna terloops wordt verteld dat Jezus velen die aan allerhande ziekten leedden, genas en ook tal van geesten uitdreef. Jezus gaat naar de mensen, naar de mens die lijdt in zijn lichaam, lijdt in zijn geest, lijdt in zijn ziel. Door medelijden bewogen, hoorden we gisteren nog. Jezus ging al weldoende rond. Jezus heeft succes! Iedereen zoekt U, zeggen de leerlingen. Ze moeten U allemaal hebben, vertaalt Marie van der Zeyde. Maar dààr gaat het Jezus niet om. Hij is gekomen voor ons. Straks zullen we in de geloofsbelijdenis bidden: Hij is voor ons mensen en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij is tussen ons in, maar vanuit wat Hem bindt, verbindt van bovenuit. En ook dat verhaalt Markus in die toch wondere zinnen: Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden. Jezus verkondigt niet zichzelf, maar de liefde van zijn Vader voor de mensen. Jezus zoekt niet te behagen; Hij zoekt niet de sympathie van de mensen. Nee, vervolgt Hij: laten we ergens anders heengaan, naar de dorpen van de omtrek. Jezus is nabij, geneest! Het gaat om de mens die Hij wil laten delen in Gods ontstellende nabijheid.
En die nabijheid leeft Hij. Hij is tussen ons mensen. Maar vroeg, nog diep in de nacht, in de stilte, in de afzondering, in de eenzaamheid – de omgang met zijn Vader. Beseffen vanuit Wie Hij leeft en dit alles doet. In Hem heeft de Vader geheel zijn liefde gelegd. Dààr weet Jezus Wie Hij is – Zoon van de Vader – en naar ons toegekomen omwille van ons heil. Daar in die vroege stilte weten waar zijn kracht vandaan komt, zijn medelijden, zijn tederheid, zijn geduld, zijn goedheid, zijn erbarmen. De Zoon kan niet uit Zichzelf, maar alleen datgene wat Hij de Vader ziet doen, zal Johannes schrijven. In het gebed, in de eenzaamheid, in de stilte wordt Jezus helemaal zichzelf. In dat van hart tot hart met hart met God, zijn Vader. Gods ontstellende nabijheid in Hem en door Hem voor de mens die Hij ontmoet.
Broeders en zusters, Markus haalt het slecht even aan – vroeg, nog diep in de nacht. Maar het toont wat gebed is: zijn bij de Vader én daar ligt de bron van alles wat Jezus zegt en doet. Gods mensenliefde! Ook voor ons – gebed is wonen in onze bron, waar we bemind worden – totaal onverdiend – maar echt bemind – en van daaruit mogen we leven met onze broeders en zusters – delend van wat we zomaar mochten ontvangen.
Ik vermoed dat we daarvan een echo hoorden in de tweede lezing, waar Paulus zegt dat we enkel kunnen geven wat we ontvangen hebben. Paulus schrijft: dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij als ik het evangelie niet verkondig! Deed ik het uit eigen beweging dan had ik recht op loon; maar zo is het niet: het is een taak die mij is toevertrouwd… Ik doe alles voor het evangelie om er ook zelf deel aan te krijgen.
Zo ook voor ons – de stille omgang met de Heer – Gods ontstellende nabijheid en dan overstromend, we kunnen niet anders, delen wat we mochten ontvangen met elke mens die we mogen ontmoeten. Amen.
Br. Manu
Abt Sint Sixtus
Westvleteren