Homilie Pasen 2017

 

Pasen 2017

Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding:
de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde;
vergeet het maaksel van uw handen niet.

Zusters en broeders,
Deze verzen uit Psalm 138, die we straks in de vespers zullen bidden, brengen me vaak de verrijzenisicoon voor ogen, die nu midden in onze kerk staat. Jezus is opgestaan. Christus is verrezen. Hij leeft. Maar – en dat is van het allergrootste belang – als het ware onmiddellijk strekt Hij zijn rechterhand uit en neemt Adam bij de arm. Hij neemt de mens vast om de mens mede met Hem te doen opstaan. Paulus schrijft aan zijn christenen van Korinthe: Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Zijn verrijzenis is onze verrijzenis. Pasen heeft met ons van doen. De Opgestane is geen dode die opnieuw verschijnt – voor even. Neen, Hij is Levende die de dood heeft overwonnen.


Pasen. De Heer leeft. En dat is óns ten leven. Hij neemt ons vast en trekt ons mee – weg uit het dodenrijk, weg uit alle duisternis, weg uit wat niet ten leven is. Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde; vergeet het maaksel van uw handen niet. Want dat zijn we – maaksel van zijn handen. We hoorden het nog deze nacht – dat zo wonderlijke begin van de heilige Schrift: God sprak en het was… Nu gaan we de mens maken, als beeld van ons, op ons gelijkend. Wij, mensenkinderen, voortgekomen uit Zijn hand. Geschapen – als beeld – op Hem gelijkend – kinderen van God. Maar we kennen onze geschiedenis. Vrijheid, mogen kiezen, eigenstandigheid… Goede gaven, die echter ook misbruikt kunnen worden. Eten van de boom van goed en kwaad en dan zien en beseffen dat we naakt zijn. Het gebeurt de eeuwen door: mensenkinderen uit de band met hun Schepper; mensenkinderen die het alleen willen kunnen – los van – losbandig. En uiteindelijk betekent dat de dood – niet-leven, want losgerukt uit de band van het leven. Dat is onze geschiedenis.
     
    Maar God is God. Ook dat hebben we deze nacht gehoord: Hij die u schiep… Hij is uw Bruidegom, Hij is uw Schepper; Hij wordt genoemd: uw Verlosser, Israëls Heilige, God van geheel de aarde! Een verlaten, zielsbedroefde vrouw zijt gij, maar de Heer roept u weer bij uw naam. Want – zo zegt uw God – kan iemand de geliefde van zijn jeugd wel verstoten? Een ogenblik heb Ik mijn aangezicht van u afgewend, maar – zo spreekt de Heer, uw Verlosser, met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u.
   
      Met een eeuwige liefde. Broeders en zusters, dat is Pasen – die eeuwige liefde. Die eeuwige liefde is afgedaald in alles wat de mens scheidt van God, afgedaald in al wat de mens verkeerdelijk bindt. En waarom? Het is een liefde tot het uiterste toe! Die eeuwige liefde strekt de rechterhand uit naar de verloren mens en voert hem mee de dood uit naar het leven.
   
      Pasen, de Heer leeft én het is ons tot leven. Hij voert ons mee. Hij is de Levende in ons midden. Echt te midden van ons, om onzentwille. Van onze kant vraagt het wel iets: geloof, vertrouwen, ons aan Hem toevertrouwen – kortom, leven met Hem, leven met de Levende aan onze zijde. Paulus zegt het heel sterk in zijn eigen verwoording zoals we mochten beluisteren in de tweede lezing: Als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt (én dat is zó!), zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand van God. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God. Christus is uw leven!
   
      Zusters en broeders, dat is Pasen! Ons leven is nu al met Christus verborgen in God. Hij is ons leven. Christus blijft altijd bij ons. Hij is ér! Amen.
Zalig Paasfeest!

Abt. Manu