Homilie voor de 26ste zondag door het jaar C 25 september 2022
Evangelie: Lc 16,19-31
In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën: “Er was eens een rijk man, die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere dag uitbundig feest vierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, met zweren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde er naar zijn honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel. Maar er kwamen alleen honden, die zijn zweren likten. Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen. De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis. In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen, sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham en Lazarus in diens schoot. Toen riep hij uit: Vader Abraham, ontferm u over mij en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen en mijn tong daarmee te komen verfrissen, want ik word door de vlammen hier gefolterd. Maar Abraham antwoordde: Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven uw deel van het goede hebt gekregen en hoe op gelijke manier aan Lazarus het kwade ten deel viel; daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting, maar wordt gij gefolterd. Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof, zodat er geen mogelijkheid bestaat - zelfs als men zou willen - van hier naar u te gaan, noch van daar naar ons te komen. De rijke zei: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen, want ik heb nog vijf broers; laat hij hen waarschuwen, opdat zij niet eveneens in deze plaats van pijniging terecht komen. Maar Abraham sprak: Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren. Maar hij zei: Och neen, vader Abraham! Maar als er een uit de doden naar hen toegaat, zullen ze zich bekeren. Hij echter sprak tot hem: Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden als er iemand uit de doden opstaat.”
Homilie voor de 25ste zondag door het jaar C 18 september 2022
Vredeszondag
Evangelie: Lc 16,1-13
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Er was eens een rijk man. Hij had een rentmeester, die bij hem werd aangeklaagd, omdat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen, opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig. Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig. De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht. Zo zeg Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat zij - wanneer die u komt te ontvallen - u in de eeuwige tenten opnemen. Wie betrouwbaar is in het kleinste is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote. Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest met betrekking tot de onrechtvaardige mammon, wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen? Als ge niet betrouwbaar zijt geweest in het beheren van andermans goed, wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen? Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon.”
Homilie voor de 22ste zondag door het jaar C 28 augustus 2022
Homilie voor de 22ste zondag door het jaar C 28 augustus 2022
Een schreeuw om erkenning…
In de evangelielezing van deze zondag
vinden we, als we van een nieuwe leven in navolging van Christus werk willen maken, opnieuw een voor ons belangrijke richtlijn.
Jezus keurt bij de genodigden niet alleen het zoeken naar de ereplaatsen af, maar Hij verwerpt ook het onderlinge streven:
het zoeken om de voornaamste te zijn of toch tot de voornaamsten te behoren. Het is het verlangen en het streven om in de ogen van minstens enkele anderen
voornaam, belangrijk, waardig, interessant te zijn.
Dat kan men nastreven door prestaties op allerlei vlak, door het verwerven van macht en bezit,
door het opstapelen van steeds meer kennis om ermee naar buiten te treden, maar eventueel ook door het aannemen van bepaalde levenswijzen.
Zo kan men dan voor uitzonderlijk, wijs, geleerd, rijk, machtig, kritisch, mooi, modern, mee met zijn tijd, verstandig of gewoon voornaam doorgaan.
Men kan ook heel sober en eenvoudig en nederig doen om als sober, eenvoudig en nederig gezien te worden en ontzettend lief en vriendelijk doen
om als lief en vriendelijk op het sociale podium te treden.
Nog andere uitdrukkingen duiden het besproken verlangen aan: de drang om zich te bewijzen,
de nood aan erkenning, bevestiging en waardering.
Het is naast de behoefte aan bevrediging en beveiliging
de derde sterkste motivatie van het menselijk handelen en van de cultuur.
Dieren hebben – zoals we weten – nood aan een territorium om te voldoen aan hun nood aan voedsel,
een gebied waarin ze anderen het brood niet uit de mond laten nemen. Er wordt onder dieren daar fel voor gevochten,
zoals mensen en volkeren vochten en vechten voor levensruimte, akkergronden, gebieden rijk aan grondstoffen,
afzetgebieden voor hun producten.
Mannelijke dieren streven naar de alleenheerschappij over een kudde, een groep vrouwtjes waar zij het voor het zeggen hebben
en vooral, waar zij het alleenrecht op paren hebben.
Daar kan onder de dieren ook hevig voor gevochten worden.
Voor het verwerven van aanzien, bevestiging, erkenning en waardering heeft de mens ook nood aan een territorium:
een groep of groepje, een vereniging, een aantal mensen waar we het toch een beetje voor het zeggen hebben.
Bij sommige mensen is die zgn. bevestigingsdrang heel groot. Men zou kunnen stellen dat ze lijden aan de ‘opvallende’ ziekte.
Het zou best kunnen dat ze daarmee een kwetsuur uit hun kindertijd verwerken: het gebrek aan de echt noodzakelijke aandacht en waardering
die kinderen moeten ontvangen.
Die echte en noodzakelijke waardering is geen waardering om wat kinderen eventueel doen, presteren of kunnen, maar is er gewoon omwille van zichzelf.
Homilie voor de 24ste zondag door het jaar C 11 september 2022
THEMAVIERING VOOR DE START
VAN HET NIEUWE PASTORALE WERKJAAR
GRONDTOON: DE VREUGDE VAN HET EVANGELIE…OP UW WOORD
In de grondtoon van dit werkjaar van de parochiepastoraal van ons bisdom
lezen we wat Petrus tot Jezus zegt, als Jezus hem vraagt na een nacht van mislukking
de netten voor de vangst opnieuw uit te gooien: ‘op uw woord’.
Dus zoiets als: ‘Ik zal het doen omdat Gij het zegt, het vraagt, het opdraagt.’
Dit verhaal uit het Lucasevangelie wordt gewoonlijk het verhaal van de wonderbare visvangst genoemd.
Het is wel degelijk het roepingsverhaal van Petrus, Jakobus en Johannes, de drie leerlingen die Jezus zullen vergezellen op de berg Tabor
en in de tuin van Getsemane.
In dat roepingsverhaal staat Petrus centraal, als de eerste, als een rolmodel.
Lucas laat het eigenlijke zgn. roepingswoord ‘Volg Mij’ weg,
maar vermeldt wel, zoals Marcus in zijn roepingsverhaal,
wat Petrus in zijn nieuwe bestaan te doen staat: ‘mensen vangen’.
Dat ‘mensen vangen’ staat voor mensen roepen en bijeenbrengen in het nieuwe Godsvolk, mensen oproepen tot bekering en geloof, tot een nieuwe wijze van leven,
een wijze getekend door liefde, vrede, vreugde en rechtvaardigheid.
Het staat ook voor het vormen van een gemeenschap waarin dat nieuwe leven geleefd wordt.
Homilie voor de 21ste zondag door het jaar C 21 augustus 2022
Opnieuw lezen we aandachtig het evangelie van deze zondag om in dat evangelie een boodschap van Jezus te beluisteren, een boodschap die niet alleen gericht is tot zijn volksgenoten en tot zijn leerlingen, maar ook tot ons.
We lezen het om zijn woord te horen, te begrijpen en het te beleven. Niet wat de éne of de andere wil of denkt, is hier van belang,
maar wat Jezus ons zegt, dat moet in deze verkondiging te beluisteren zijn.
Jezus heeft het over ‘gered worden’, ‘deelnemen aan het Rijk Gods’, ‘binnentreden in het Rijk Gods’, ‘eeuwig leven’…
Dat zijn allemaal uitdrukkingen die wijzen op hetzelfde:
leven in eenheid met God, een leven gekenmerkt door diepe vrede en vreugde, solidariteit en verbondenheid met medemensen,
bewondering, eerbied en zorg voor de schepping.