Homilie voor de 4de zondag van de veertigdagentijd B 14 maart 2021
https://www.youtube.com/watch?v=3q5PWmzTnjo&ab_channel=LaChapelleRoyale-Topic
Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben.
Om dit vers is het ons vandaag te doen.
Om de daarin uitgedrukte geloofswaarheid is het te doen in het Johannesevangelie. Drie begrippen formuleren die waarheid: liefde – geloven – leven.
Het onderlinge verband tussen die drie duidelijk maken
is een introductie in het gedachtengoed van de vierde evangelist en tevens een initiatie in het christelijk geloof.
Ik durf zonder meer te stellen,
dat bovenstaand vers het credo van de evangelist Johannes bevat.
Iemand liefhebben is verlangen dat iemand leeft, goed leeft en gelukkig leeft.
Dat goede en gelukkige leven van de geliefde is voor diegene die liefheeft wezenlijk verbonden aan het eigen geluk, aan de eigen vreugde:
“Mijn geluk is dat jij leeft, goed en gelukkig bent.” God heeft de mensen lief. Hij is verlangen naar geluk.
Door het inwonen van zijn Geest is dat liefdesverlangen ook in ons aanwezig.
Het verlangen van de liefde ervaren, het goede leven en geluk van een geliefde verlangen, kan als een Godservaring geduid worden.
Liefde is dat verlangen ook omzetten in concrete zorg en verantwoordelijkheid voor het leven en het geluk van de geliefde.
Liefde wordt ‘caritas’, een intensive care-bezigheid, plaats de mens in een permanente zorgsector
van aandacht, aanwezigheid en concrete daden
waarin de liefde zich verwerkelijkt, waar maakt, openbaart.
De zorgende daad waarmee God zijn liefde verwerkelijkt
en verantwoordelijkheid opneemt voor het leven van de mensen is het zenden, het geven van zijn Zoon,
opdat al wie in Hem gelooft eeuwig leven zal hebben.
Homilie voor de tweede zondag van de veertigdagentijd B 28 februari 202
Dit evangeliefragment bevat heel wat elementen
die elk op zich uitgangspunt kunnen zijn voor een uitgebreide beschouwing. Ik heb ze in de tekst hierboven in het vetjes gezet.
Op de betekenis van het geheel kan men geen zicht krijgen
als men het opzet, de bedoeling van het Mc-evangelie niet voor ogen houdt. Er is een aannemelijke hypothese die stelt,
dat het Marcusevangelie in Rome geschreven werd
om in zijn geheel voorgelezen te worden in de paasnacht,
als een laatste catechese voor de doopleerlingen, de zgn. ‘catechumenen’, die in de liturgie van de paasnacht het doopsel ontvingen.
In die catechese staan twee vragen voorop:
wie is Jezus en wat betekent het christen te zijn? Op die twee vragen wordt in dit evangeliefragment, het verhaal van de verheerlijking op de berg,
ook wel het verhaal van de ‘transfiguratie’ of ‘gedaanteverandering’ genaamd, een antwoord gegeven:
Jezus is de Welbeminde Zoon van God
en christen zijn is naar Hem luisteren.
Dat eerste hoorden we niet alleen in het relaas over het doopsel van Jezus:
Mc 1, 11 En er kwam een stem uit de hemel:
'Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen.',
maar ook in het begin van het evangelie:
Homilie voor de 5de zondag door het jaar B 7 februari 2021
Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op,
ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden.
Laten we wat aandacht besteden aan de informatie, die Marcus ons bezorgt, over het gebedsleven van Jezus.
We vernemen iets over ‘wanneer’ en ‘waar’. Niet over het ‘hoe’ en ‘waarom’.
Maar dat kunnen we wellicht uit dat ‘wanneer’ en ‘waar’ en uit de context van Marcus’ informatie gissen.
Jezus bidt op een eenzame plaats. Misschien om niet gestoord te worden.
In zijn gebedsonderricht van de Bergrede
raadt Hij zijn leerlingen ook aan voor hun gebed de eenzaamheid op te zoeken:
Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer,
sluit de deur achter u en bidt tot uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. (Mt 6, 6) De motivatie is hier evenwel niet het ongestoord zijn:
Homilie voor de 6de zondag door het jaar B 2021
Jezus komt tegemoet aan het grote verlangen van de melaatse: weer mogen leven onder de mensen,
weer volop en ten volle mogen leven, zijn wie hij is,
een einde van een levenslange en uitzichtloze quarantaine.
- Het is God die in Jezus aan het verlangen van de melaatse tegemoet komt. - Maar de melaatse komt niet tegemoet aan het verlangen van Jezus:
zwijgen in de pers en de media en voor het grote publiek over wat er met hem gebeurd is en dus over Jezus.
Het hoeft zelfs niet in Kerk&Leven.
homilie 4 zondag jaar B 2021
“Er zijn steeds predikanten geweest wie het weliswaar gelukte een geïnteresseerd publiek om zich heen te verzamelen, maar een gemeente hebben zij daarmee juist niet opgebouwd. Wij willen echter geen publiek, maar gemeente zijn. Wie zich zomaar wat wil laten inspireren, die zoeke dat niet in de kerk. Wie niets in de kerk mee naar binnen brengt, zal er ook niets uit meekrijgen. Maar wie er iets aan gelegen is te weten dat er een plek is waar niet over de samenleving, niet over allerlei dagelijkse dingen, niet over economie en politiek, maar alleen en uitsluitend over Christus en zijn wil en zijn troost gesproken wordt, die kome naar de kerk. Het komt er feitelijk weinig op aan of een kerkdienst door velen of door weinigen bezocht wordt. Het zogenaamde succes van een predikant ligt waarachtig in de laatste plaats in het getal.”
Alweer Bonhoeffer….
In onze tijd waarin gezag zo in vraag gesteld wordt en gezag-dragers zo gewantrouwd worden,
valt bij de lezing van ons zondagsevangelie natuurlijk het woord ‘gezag’ op. Jezus onderrichtte met gezag. De Schriftgeleerden van zijn tijd blijkbaar niet. En hoe graag vergelijken sommige christenen, die zichzelf ‘kritisch’ achten, deze Schriftgeleerden met de kerkelijke gezag-dragers van vandaag
waarbij ze aan hun kritiek het gezag van de waarheid toekennen
en hun spreken al even dogmatisch klinkt als dat van het kerkelijke leer-gezag. De woorden van Jezus bezaten niet alleen gezag,
maar ze waren blijkbaar ook ‘nieuw’.